Advertentie
sociaal / Achtergrond

'We hebben iedereen nodig'

De Hervormingsagenda Jeugd is beloftevol, vindt Ronnie van Diemen, sinds februari voorzitter van Jeugdzorg Nederland.

Ronnie van Diemen
Foto: ANP

De Hervormingsagenda Jeugd is beloftevol, vindt Ronnie van Diemen, sinds februari voorzitter van Jeugdzorg Nederland. Een toekomstbestendig systeem vraagt nog wel om strakkere afspraken. En daar is haast bij. ‘Anders raken we onze professionals kwijt.’

Senior Adviseur Wonen

Gemeente Eindhoven
Senior Adviseur Wonen

Adviseur Parkeren

JS Consultancy
Adviseur Parkeren

Het zijn spannende maanden voor Jeugdzorg Nederland en andere partijen die betrokken zijn bij de Hervormingsagenda Jeugd. De VNG heeft de dreigende bezuinigingen van ruim 1,1 miljard weten af te wenden, maar voor 2026 staat het hele bedrag van ruim een miljard nog steeds ingeboekt. Ondertussen lopen de wachtlijsten, de kosten en de werkdruk op. De inkoop blijft versnipperd, terwijl staatssecretaris Van Ooijen aandringt aan op normalisering en sanering. Geen rustige start voor een nieuwe voorzitter van Jeugdzorg Nederland.

‘Het meest urgent is natuurlijk dat we kinderen die acuut zorg nodig hebben, in veel gevallen de specialistische hulp niet kunnen bieden’, zegt Ronnie van Diemen. ‘Niet op het niveau waarop we dat willen. Je kunt vele hervormingsagenda’s schrijven, maar dit staat bovenaan: gaan ouders, kinderen en jongeren merken dat ze de meest passende zorg krijgen op het juiste moment? En we raken onze professionals kwijt. Het is nu vaak een bijna onmogelijke opdracht om onder goede omstandigheden hun professionaliteit effectief in te zetten. De hulpverlener is continu bezig om te kijken of de indicatie, de beschikking of het behandelplan wel is ingevuld conform de afspraken. Energievretend. Het moet gaan om het samenwerken bij de oplossing voor het kind en diens ouders in de bredere context van hun leven. Dit maakt verandering echt urgent.

We zijn door de marktwerking van 350 naar 7.000 aanbieders gegaan

Anders hebben we straks geen professionals meer. Ten derde moet de eenvoud terug in het systeem. We zijn door de marktwerking van 350 naar 7.000 aanbieders gegaan in de jeugdhulp, dat is zo funest. In die complexe werkelijkheid moet verandering komen, dat kunnen we niet alleen, daar hebben we iedereen bij nodig. Mijn mantra wordt in ieder geval: eenvoud, eenheid, doen.’

Voor de zomer volgt nog een Kamerdebat, althans dat is de bedoeling. Wat zou de Kamer moeten besluiten voor de korte termijn, voor deze urgente vraagstukken?

Van Diemen: ‘In de conceptversie van de Hervormingsagenda Jeugd staat wat alle betrokken partijen gaan doen om een bijdrage te leveren aan de verbetering van het stelsel. Als we kijken naar de rol van het rijk en gemeenten, dan komt het erop neer dat zij de noodzakelijke randvoorwaarden moeten leveren, zodat wij de kwaliteit van de jeugdzorg landelijk naar een hoger plan kunnen tillen. In het verleden werden goede landelijke afspraken te vaak niet door alle gemeenten nagekomen, zoals afspraken in de Norm voor Opdrachtgeverschap en afspraken over indexering en meerkosten.

De Tweede Kamer kan ons steunen door naleving te eisen en de overheid te controleren op de invulling van haar rol in het verbeteren van het stelsel. En door concrete invulling te eisen van Algemene Maatregelen van Bestuur en andere belangrijke regels die globaal zijn aangekondigd door staatssecretaris Van Ooijen. Wat wordt straks de reikwijdte van jeugdzorg en wat moet er werkelijk worden gerealiseerd in de zogeheten ‘robuuste regio’s’?’

Niet alle gemeenten willen wachten op Den Haag. Zo zijn Zutphen en Zwijndrecht gestart met een eigen aanpak. Juicht u dit toe?

Van Diemen: ‘Ja, er is absoluut een goede ontwikkeling gaande. Ik hoor bij gemeenten dat ze zich er meer bewust van zijn dat ze na de decentralisatie iets hebben opgebouwd zonder kennis en ervaring, dat ze onbewust onbekwaam waren. Dat zeg ik wat zwart-wit, maar hetzelfde gold voor de jeugdzorgaanbieders. Die kregen te maken met aanbestedingen: hoe moesten ze dat aanpakken? Het is een collectief falen geweest. Bij de voorlopers onder gemeenten en jeugdzorgaanbieders zie je belangrijke elementen, waarbij het veranderkundig volgens het boekje gaat. Er is gewerkt aan een gezamenlijke visie.

Welke kinderen en ouders wonen er, wie zou welke zorg nodig hebben en hoe gaan we dat met elkaar ontwikkelen? Het uitgangspunt is wederkerigheid in plaats van te bedenken wat goed is voor de ander. Dat betekent ook meer openheid over elkaars belang. Wat zijn je zorgen? Dat gesprek is nodig om nieuwe stappen te zetten. En het is leerzaam om te kijken naar de kwaliteiten van gangmakers.

Hoe zorgen zij dat iedereen actief participeert en dat fricties bespreekbaar worden gemaakt? Het is de essentie van leiderschap en het is de constructieve lijn bij gemeenten en aanbieders die we de komende jaren nodig hebben. Wat dat betreft zitten we nu duidelijk in een andere fase dan een paar jaar geleden. Waar we wel voor moeten waken is dat regionale ontwikkelingen de landelijke verbetering niet in de weg lopen. We horen vaak van gemeenten en aanbieders: uniformering is fantastisch, zolang we het maar volgens mijn systeem doen. Dat werkt natuurlijk niet. Daarom is het goed om te kijken naar de regio’s waar het goed gaat en deze goede voorbeelden naar een landelijk niveau te tillen.’

Gaat de druk van aanstaande bezuinigingen de aanbieders en de gemeenten, voorlopers en volgers, helpen om tempo te maken bij de hervormingen?

Van Diemen: ‘Nee, het verhoogt de spanning. Veel jeugdzorgorganisaties hebben het op dit moment al zwaar. Het is een broos fundament. Nu wordt bij voorbaat gezegd dat het wel een onsje minder kan in de jeugdzorg, ruim een miljard minder over twee jaar. Dat is 20 procent van het totale financiële kader. We willen de doelen van de hervormingsagenda binnen zes jaar realiseren en wat er ook gebeurt, over twee jaar gaat er ruim een miljard af. Dat is de omgekeerde wereld. We krijgen een ontzettend strak financieel kader, terwijl we vanuit de inhoud hervormingen willen doorvoeren.’

Maar wat is jullie voorstel dan, als er niet bezuinigd mag worden?

'In de Hervormingsagenda Jeugd wordt benadrukt dat veel andere vraagstukken in het sociaal domein invloed hebben op de instroom van kinderen in de jeugdzorg, denk aan de schuldenproblematiek, verslaving en huisvesting. Op onze laatste ledenvergadering was dat volop terug te horen. Als er geen structurele verbeteringen komen in andere delen van het sociaal domein, is het in de jeugdzorg dweilen met de kraan open. De hervormingsagenda is een toekomstbestendig verhaal dat kan leiden tot meer eenvoud en eenheid in de bedrijfsvoering, monitoring en in het ontwikkelen van kwaliteit.

Maar als we prioriteiten gaan stellen over wat de komende twee jaar als eerste nodig is, wil je wel een aantal stappen kunnen zetten. Daarom tekenen we wél voor die ontwikkelagenda, voor de beleidsagenda, en daarin nemen we ook onze verantwoordelijkheid, maar we tekenen inderdaad niet voor de financiële paragraaf. Dat zeg ik mede namens de VGN en de Nederlandse ggz. Het is absoluut niet acceptabel om nu al een bezuiniging van ruim een miljard in te boeken voor over twee jaar. De VNG heeft er gelukkig voor gezorgd dat een groot deel van de bezuiniging is uitgesteld en dat er een commissie van deskundigen komt.

Die commissie monitort wat we in twee jaar met elkaar kunnen bereiken en beoordeelt of het reëel is om de bezuiniging in 2026 door te voeren. Ik denk dat dat goed is. We dringen er bij de Tweede Kamer ook op aan om de monitoring door de commissie af te dwingen.

In het verleden zijn hervormingen van de jeugdzorg steeds gepaard gegaan met bezuinigingen. Terwijl we weten dat als je bezuinigt en tegelijkertijd wilt ontwikkelen, er een enorme druk ontstaat op professionals en organisaties en dat daardoor veel hervormingen in de jeugdzorg niet het gewenste resultaat hebben gehad.’

In de afgelopen twee jaar hebben we onvoldoende vooruitgang geboekt

De voortgang van de Hervormingsagenda Jeugd verloopt hobbelig, het traject heeft al twee keer stilgelegen. In uw vorige functie van directeur-generaal curatieve zorg bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was u verantwoordelijk voor de start van het Integraal Zorgakkoord. Zou u nu deze kar willen trekken?

Van Diemen: ‘Het ligt nu niet stil. En er is hard gewerkt door alle betrokkenen. Maar in de afgelopen twee jaar hebben we onvoldoende vooruitgang geboekt. De energie ging in de verkeerde dingen zitten. Nu wordt de agenda wel omarmd en iedereen trekt vanuit zijn eigen rol en taak in het stelsel zijn ‘eigen karretje’. Samenwerken is daarbij wel essentieel. Als zorgaanbieders willen we, samen met de VGN en de Nederlandse ggz, onze verantwoordelijkheid nemen. Als voorzitter zal ik wel de rol nemen om daar waar dat nodig is te verbinden, het goede gesprek te stimuleren en te confronteren als een partij even dreigt weg te kijken of het zelf even niet ziet.

Je hebt als voorzitter een verantwoordelijkheid om iedereen bij de les te houden of in een leercyclus te brengen, om te zorgen dat het collectief krachtiger wordt. Ik ben nu weer terug bij mijn roots, ik begon als kinderarts. Toen dacht ik ook steeds: je moet 24/7 voor iedereen goede zorg kunnen regelen, daar mag geen uitzondering op zijn. Die rode draad is altijd gebleven. Nu is mijn hoogste doel om kinderen die kwetsbaar zijn en hun ouders in de context van hun verhaal de juist hulp te bieden.’  

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie