'Het bluswater is op'
Gemeenten hebben de afgelopen jaren – soms enthousiast, soms met tegenzin – allerlei crisismaatregelen op verzoek van het rijk uitgevoerd.
Het rijk slaagt er niet in om bestaanszekerheid voor iedereen te garanderen en gooit daarom allerlei crisismaatregelen bij gemeenten over de schutting. Daar hebben de gemeenten genoeg van. Het is tijd voor een langetermijnvisie, en als het rijk daar niet mee komt, dan doen de gemeenten het zelf wel.
Toen de coronapandemie uitbrak, sprongen gemeenten graag ondernemers te hulp met crisisvoorzieningen zoals de TONK en de Tozo. Toen bleek dat de slachtoffers van het toeslagenschandaal meer nodig hadden dan alleen financiële compensatie, pakten gemeenten hun rol in de hersteloperatie. Toen Oekraïense vluchtelingen ons land binnenstroomden en ondertussen het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel uit zijn voegen barstte, zorgden gemeenten voor nieuwe opvanglocaties.
En toen vele duizenden huishoudens kopje onder dreigden te gaan vanwege de hoge energieprijzen, waren gemeenten, al was het soms met tegenzin, bereid om de energietoeslag uit te keren aan hun inwoners.
Maar inmiddels is de grens bereikt. Gemeenten kunnen er niet nóg meer crisismaatregelen bij hebben. Dat signaleren wethouder Peter Heijkoop en Divosa-voorzitter Erik Dannenberg. Beiden zien dat de professionals in het sociaal domein onder grote druk staan. Ook zien ze dat hun pleidooien voor een langetermijnvisie van het kabinet nog te weinig hebben opgeleverd. Daarom nemen ze zelf het initiatief om verder vooruit te kijken.
Al ruim anderhalf jaar geleden schreef de Dordtse wethouder Peter Heijkoop (armoede, werk en inkomen, CDA) samen met zijn Amsterdamse collega Rutger Groot Wassink (sociale zaken, GroenLinks) een Deltaplan Bestaanszekerheid. ‘Te veel mensen hebben moeite om rond te komen, of ze nu werken of op een uitkering zijn aangewezen’, schreven ze. Het plan was een analyse van de weeffouten in de sociale zekerheid, maar ook een verlanglijstje gericht aan het kabinet- Rutte IV, dat op dat moment nog aan het formeren was.
De twee wethouders pleitten voor een verhoging van het minimumloon en de uitkeringen, een vereenvoudiging van het toeslagenstelsel en de Participatiewet, een verlaging van de belastingdruk voor lage en middelinkomens en meer bescherming en zekerheid voor flexwerkers en zelfstandigen. ‘Wij gaan ervan uit dat een nieuw kabinet deze handschoen oppakt’, sloten Heijkoop en Groot Wassink hun pleidooi af.
Smalle beurs
Heeft de regering die handschoen inderdaad opgepakt? Nog te weinig, wat Heijkoop betreft. ‘Positief is dat bestaanszekerheid nadrukkelijker op de politieke agenda staat’, zegt de wethouder. ‘Minister Carola Schouten zet stappen, ook al zijn het kleine stappen, om de scherpe randjes van de Participatiewet af te halen. Maar de fundamentele wijzigingen die doorgevoerd hadden moeten worden – de toeslagen, het fiscale stelsel, de arbeidsmarkt – die heeft het kabinet toch eigenlijk allemaal laten liggen.’
Het minimumloon wordt weliswaar verhoogd met maar liefst 10 procent vanaf 1 januari 2023, maar gezien de uitzonderlijk hoge inflatie is dat ‘volstrekt ontoereikend’, vindt Heijkoop. ‘De koopkracht van het minimumloon gaat alleen maar achteruit, ook met de huidige verhoging.’ De koopkracht had ook op een andere manier versterkt kunnen worden, voegt Heijkoop toe. ‘Ik vind dat er een polderakkoord had moeten komen met het rijk, werkgevers en vakbonden. Daarin zou je bijvoorbeeld het minimumloon op 14 euro kunnen zetten, zoals we ook bij de cao voor gemeenten hebben gedaan. Dat dat niet is gebeurd, is een gemiste kans op regie vanuit het kabinet. Je ziet nu veel arbeidsonrust, er wordt gestaakt in allerlei sectoren, maar je zou juist willen dat er rust ontstaat tussen werkgevers en werknemers.’
De twee ministers van SZW zijn met een veel te smalle beurs op pad gestuurd
Heijkoop: ‘De twee ministers van SZW zijn met een veel te smalle beurs op pad gestuurd door het kabinet. Carola Schouten stelt allemaal goede maatregelen voor, maar dat loopt wel dik in de papieren. Al dat maatwerk, dat is gewoon ambtelijke capaciteit, dat is mensenwerk.’ Minister Schouten heeft 15 miljoen euro per jaar gereserveerd voor gemeenten om de aanpassingen aan de Participatiewet uit te voeren, maar Heijkoop verwacht niet dat dit genoeg zal zijn. Hetzelfde geldt voor de plannen van Karien van Gennip (CDA), de andere SZW-minister. ‘Van Gennip heeft duidelijk voor ogen dat de arbeidsmarkt anders moet. Maar ook dat gaat geld kosten. Je kunt niet zeggen: ik krijg van het kabinet geen middelen, dus ik leg de rekening bij de gemeenten neer.’
Schot hagel
In plaats van structurele versterkingen van de bestaanszekerheid, ziet Heijkoop vooral crisisbestrijding. ‘Tijdens de coronacrisis was er kritiek dat de steunpakketten te weinig gericht waren. Maar ze waren intelligenter dan de regelingen die nu worden opgetuigd om energiearmoede tegen te gaan. De steunpakketten zijn ongericht én te laat. De 190 euro die we in november en december allemaal krijgen, dat is een pure paniekmaatregel. Dat komt omdat het kabinet te laat is begonnen met afspraken maken over een prijsplafond. Dat was haastwerk in de week voor Prinsjesdag.’
En dan is er de energietoeslag: die is weliswaar meer gericht, maar wel onhandig uitgevoerd. Heijkoop: ‘We hebben vanaf het begin aangegeven: zo’n generieke toeslag moet je eigenlijk via de Belastingdienst doen. Wij hebben het gedaan omdat het alternatief was dat de energietoeslag er niet kwam.’ Ook Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa, de landelijke vereniging voor gemeentelijk leidinggevenden in het sociaal domein, ziet vooral paniekvoetbal in Den Haag. ‘Ik zie veel tijdelijke, grofmazige maatregelen. Een schot hagel in de hoop dat het doel treft. Ik kreeg ook die 190 euro, en ik heb het helemaal niet nodig.’
Aan de andere kant is Dannenberg blij dat er in ieder geval niet wordt bezuinigd, zoals eerder vaak in crisistijden gebeurde. Hij merkt wel dat de crisisregelingen een zware wissel trekken op de gemeentelijke uitvoering. ‘Het zijn steeds dezelfde werknemers die hun werk moeten laten vallen om nieuwe crisisregelingen uit te voeren. Die groep is aardig versleten. Als je steeds van brand naar brand holt, is op een gegeven moment het bluswater op.’
Dat herkent wethouder Heijkoop: ‘Als gemeenten staan we voortdurend in de frontlinie. Je merkt dat de vermoeidheid toeneemt.’ Daar komt bij dat het op de krappe arbeidsmarkt niet gemakkelijk is om nieuw personeel aan te trekken. Heijkoop: ‘Omdat het steeds om kortdurend crisisgeld gaat, kunnen we niet investeren in de organisatie. Het is steeds tijdelijk personeel zoeken op een drooggekookte arbeidsmarkt.’ Dannenberg: ‘Zelfs bij de detacheringsbureaus is de ruif redelijk leeggegeten.’
Brede vraag
Gemeenten hebben bovendien het gevoel dat ze taken overnemen van het rijk die eigenlijk door de landelijke uitvoeringsorganisaties zouden moeten worden opgepakt. Dannenberg: ‘Wij zijn geen panacee voor rijksdiensten die niet kunnen leveren.’ Heijkoop: ‘De landelijke organisaties moeten echt hun verantwoordelijkheid nemen. Ze schieten steeds onder tafel, en als gemeenten springen we dan bij omdat het om onze inwoners gaat.’
Gemeenten zijn geen panacee voor rijksdiensten die niet kunnen leveren
Met andere woorden: gemeenten moeten steeds de rommel van het rijk opruimen. Daarom is het tijd om de taakverdeling tussen rijk en gemeenten te heroverwegen, vindt Dannenberg. ‘Het standaard beleid is: het rijk bepaalt de inkomenspolitiek, stelt een bestaansminimum vast, en de gemeenten vullen aan. Maar je ziet dat er gaten zijn gevallen. Dus misschien moet de verdeling anders.’ Hoe zo’n nieuwe rolverdeling eruit zou moeten zien, weet Dannenberg nog niet precies, maar hij heeft al wel een suggestie. ‘Versterk de algemene ondersteuningsmogelijkheden van gemeenten. We worden moe van alle verschillende potjes voor allerlei soorten armoede. Met een ruimer algemeen budget kunnen we meer naar de individuele situatie kijken en maatwerk bedrijven. Dan kunnen we ook meer preventief werken en verschillende hulpvragen aan elkaar knopen. Werken vanuit een brede vraag in plaats van losse interventies.’
Dat vraagt meer van de professionals in het sociaal domein, geeft Dannenberg toe, dus het vergt ook een investering in kennis en vakkundigheid. Maar op de lange termijn kan het de samenleving kosten besparen, omdat problemen eerder worden aangepakt. Een geslaagd schuldhulptraject kan jeugdzorgkosten besparen, geeft Dannenberg als voorbeeld, omdat geldstress vaak een oorzaak is van spanningen binnen een gezin.
Stip op de horizon
Ook wethouder Heijkoop vindt het een goed idee om de rolverdeling tussen rijk en gemeenten opnieuw op tafel te leggen. En dat geldt wat hem betreft niet alleen voor de inkomenspolitiek. ‘Dit kabinet en de vorige kabinetten, laat ik het zacht uitdrukken, blinken niet uit in langetermijnvisies. Ze wankelen van crisis naar crisis. We willen nu de rollen omdraaien. We zijn vanuit de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bezig met de Denktank 2040, waarin we nadenken over de toekomstige uitdagingen voor Nederland – op het gebied van bestaanszekerheid, maar ook bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en klimaat. Daarmee zeggen we tegen het rijk: dit is onze stip op de horizon, doen jullie mee?’ Die langetermijnvisie is wat Dannenberg betreft hoogstnoodzakelijk, omdat er de komende decennia weleens ingrijpende veranderingen kunnen gaan plaatsvinden in het sociaal domein. ‘Ik denk dat het rijk grote problemen krijgt met de verzorgingsstaat.
Dat zou kunnen leiden tot onverhoedse decentralisaties. Dat is geen wensbeeld, het is absoluut geen lobbyverhaal, want gemeenten zijn daar nog niet klaar voor. Maar we moeten er wel op voorbereid zijn.’ Het grootste risico zit volgens Dannenberg in de ouderenzorg, die vanwege de vergrijzing onbetaalbaar en onuitvoerbaar dreigt te worden. Maar ook het toeslagenstelsel, de thuiszorg, de opvang van asielzoekers, de ggz voor volwassenen of taken op het gebied van wonen komen in aanmerking voor mogelijke decentralisaties.
‘Laten we als gemeenten rekening houden met wat er plotseling in een regeerakkoord zou kunnen staan’, is de oproep van Dannenberg. ‘Als we taken van het rijk krijgen, dan moeten we zeggen: we gaan het op onze manier doen, en niet binnen de kaders die de afzonderlijke departementen ons geven. Onder onze voorwaarden, in samenspraak met onze inwoners. Niet als uitvoeringsloket van het rijk, want dan gaat het mis.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.