Gemeenten kunnen reïntegratiebeleid moeilijk meten

Voorheen lieten gemeenten complete trajecten vaak over aan private bedrijven. Woordvoerder Roelof Janssens van de RWI wijst erop dat gemeenten nu zelf financieel verantwoordelijk zijn voor de trajecten. ‘De landelijke overheid opereert meer op afstand en gemeenten zijn niet meer verplicht om reïntegratie van werkzoekenden uit te besteden. Een aantal zaken doen ze nu zelf. Bedrijven worden wel vaak ingeschakeld voor specialistische onderdelen. ‘Het is logisch dat gemeenten met deze regie meer kunnen leiden en bepalen.’

Het RWI ziet een trend naar meer maatwerk in reïntegratie. ‘Dat is een cruciale factor: reïntegratie is effectief als je specifieke instrumenten op specifieke doelgroepen inzet. Het punt is dat je daarvoor informatie ook moet terugkoppelen. Je moet weten wat gewerkt heeft.’ Daarom pleit de RWI onder meer voor meer flexibiliteit in de samenwerking met reïntegratiebedrijven. ‘Er moet een vertrouwensrelatie ontstaan, waardoor je gemakkelijker beleid kunt bijstellen.’

Het vaststellen van effectiviteit van reïntegratie is lastig. Janssens: ‘Nu wordt vooral gemeten hoe effectief het directe reïntegreren naar een baan is, maar een ander onderdeel - maatschappelijke activering - wordt niet mee gewogen. Dat boekt misschien niet direct succes, maar iemand kan wel sociale vaardigheden ontwikkelen en daardoor eerder een stap naar werk maken. Dat is zinvol, maar telt nu niet mee.’

De RWI vindt dat de gemeenteraad meer verantwoordelijkheid moet dragen voor het lokale reïntegratiebeleid. ‘Kiezen voor sociale activering naast het direct toeleiden naar werk is uiteindelijk ook een politieke keuze. De gemeenteraad moet daarom op basis van goede informatie een eigen afweging kunnen maken.’