Eind aan verplicht papierprikken bijstandsgerechtigden R’dam
Rotterdam wil haar tegenprestatiebeleid gaan verfijnen. In plaats van het omstreden verplicht papierprikken, moeten het programma WerkLoont en de verplichte tegenprestatie meer raakvlak krijgen met de affiniteiten en baankansen van uitkeringsgerechtigden.
Rotterdam wil haar tegenprestatiebeleid gaan verfijnen. In plaats van het omstreden verplicht papierprikken, moeten het programma WerkLoont en de verplichte tegenprestatie meer raakvlak krijgen met de affiniteiten en baankansen van uitkeringsgerechtigden.
‘Streng’ bijstandsbeleid
Een collegevoorstel daartoe is momenteel in voorbereiding, laat wethouder Richard Moti (werk en inkomen, PvdA) weten aan het AD. Daarmee komt voor een deel een einde aan de harde lijn die als eerst werd ingezet door Moti’s partijgenoot Marco Florijn (die de wethouderspost bekleedde tussen 2011 en 2014) en het ‘strenge’ Rotterdamse bijstandsbeleid de laatste jaren mede kenmerkte. Moti’s woordvoerder laat weten dat het voorstel een onderdeel is van de Rotterdamse ambitie om het aantal bijstandsgerechtigden komende collegetermijn terug te brengen van 38.000 naar 30.000 personen. ‘Dat wil het college onder meer doen door meer maatwerk te leveren en een passende bejegening en dienstverlening te bieden.’
‘Nieuwe’ en langdurig bijstandsgerechtigden
De beslissing om werk voor bijstandsgerechtigden passender toe te wijzen, zal invloed hebben op het traject WerkLoont en op de uitvoering van de tegenprestatie. In WerkLoont moeten ‘nieuwe’ uitkeringsgerechtigden vijftien weken lang één dag per week papierprikken. De tegenprestatie geldt voor de langdurig bijstandsgerechtigden die op korte termijn weinig perspectief hebben op betaald werk. In totaal prikten dit jaar al 414 Rotterdammers papier voor hun uitkering. Vorig jaar waren dat er 926.
Vernederend
De kritiek die gemeentelijke ombudsman Anne Mieke Zwaneveld in 2015 op WerkenLoont leverde, namelijk dat het verplichte papierprikken door veel uitkeringsgerechtigden als vernederend wordt ervaren, is voor Moti dan niet de reden om het beleid te wijzigen. Hij vindt vooral dat er in de tegenprestatie meer maatwerk moet worden toegepast. ‘Deze verplichting heeft geen nut’, zegt hij in het AD. De tegenprestatie moet volgens hem in belang zijn van de arbeidsontwikkeling. Moti’s woordvoerder laat weten dat zij verwacht dat het collegevoorstel in oktober aan de raad wordt voorgelegd en daar wordt besproken. Op de vraag wat het college wel en niet als ‘passend’ ziet, kan zij nog niet verder ingaan.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.