Advertentie
sociaal / Nieuws

Eenmansbedrijf in politieblauw

De politie-ideologie doet anders vermoeden, maar de wijkagent heeft weinig aanzien. Vooral in kleinere gemeenten krijgt hij te weinig leiding.

20 februari 2009

Er wordt van alle kanten aan de wijkagent getrokken. Administratie en noodhulp leggen een fors beslag op zijn tijd. Wijkagenten knappen de klussen op waar recherche, noodhulp en gemeenten niet aan toekomen. Dit geldt vooral voor wijkagenten die in kleinere gemeenten veel beleidsvrijheid krijgen en weinig sturing. ‘Ik voel mij net een chef overige zaken’, zegt een wijkagent in de vrijdag uitgebrachte studie Bij de Tijd; wijkagenten in Hollands Midden van het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement.

 

Onderzoekers van het COT in Den Haag stelden zich in de, in opdracht van het politiekorps Hollands Midden uitgevoerde, studie ten doel om ‘de grenzeloze verwachtingen ten aanzien van de wijkagenten in een nuchter perspectief te plaatsen’. Onderzoeker Eric Bervoets: ‘Er bestaat een kloof tussen de politie-ideologie en de alledaagse praktijk. Het rijk heeft het in televisiespotjes over wijkagenten tegen radicalisering. Er wordt verwacht dat zij aan netwerkbeheer doen in de wijk en aandacht hebben voor bewonersproblemen.

 

Teamchefs roepen dat wijkagenten een vooruitgeschoven post zijn en informatie voor de politie naar binnen halen. Op de werkvloer hebben de wijkagenten mede daardoor de reputatie van wijkzusters gekregen, maar in de praktijk zie je dat ze veel meer aan handhaving en opsporing doen.’ Bervoets constateert dat wijkagenten vooral praktische politiemensen zijn die tegen het einde van hun carrière in een vrij zware hbo-functie worden geschoven en daar geregeld moeite mee hebben. Een hoogopgeleide wijkagent kan in een complexe samenleving met een half woord het veld in, maar een deel van de oude garde van de zittende wijkagenten heeft baat bij duidelijke sturing. Die ontbreekt volgens Bervoets omdat teamchefs onduidelijke beelden hebben bij wat zij van een wijkagent verwachten.

 

Weinig status

 

Het werk van de wijkagent heeft intern minder aanzien dan de publiek geuite politie-ideologie doet vermoeden, bemerkten de onderzoekers van het COT. Bervoets: ‘Voor mensen die net van de politieopleiding komen, heeft het vak van wijkagent geen status. In de buitengebieden is de wijkagenten vooral een agent die zijn carrière afbouwt en nog vier, vijf jaar te gaan heeft. Hij komt van de noodhulp en neemt de cultuur van de noodhulp mee. Dat verklaart waarom wijkagenten niet per se inlevende sociale makelaars zijn.

 

Die makelaars zetten wel de toon in de media, vaak vanwege hun uitstekende verbale vaardigheden. Zij zijn graag geziene sprekers op politiecongressen. De meest voorkomende wijkagent is echter de ‘wegenwachter’. Deze plichtsgetrouwe functionaris kan geen “nee” zeggen en vindt dat iedereen geholpen moet worden. Geen langetermijndenker want dat deed hij bij de noodhulp ook niet. Daar is niets mis mee, maar je moet dan wel erkennen dat dit afwijkt van de ideologie.’

 

In onder meer Amsterdam is voor wijkagenten een speciale opleiding opgezet. Zij worden in sommige wijken inspecteur en krijgen meer status. In steden als Den Haag als Rotterdam is geld beschikbaar voor seniorwijkagenten met managementtaken. Bervoets: ‘Dat is bij veel korpsen nog niet aan de orde, al zagen we in Hollands Midden ook al de instroom van dertigers met de nodige straatervaring en een hogere opleiding.’

 

Politiek spel

 

Krijgt de wijkagent in de grote steden sturing en status, in de kleinere gemeenten ondervindt hij (want de wijkagent is veelal een man) minder aansporing en regie. En wordt ook nog eens aan hem getrokken door noodhulp en de gemeente, niet zelden door de burgemeester hoogstpersoonlijk. ‘De wijkagent is het visitekaartje van de burgemeester. Vooral in kleine gemeenten waar de afstand tussen het bestuur en de politie klein is, wordt van een wijkagent verwacht dat hij af en toe de burgemeester bijpraat. Zo’n burgemeester wil exact weten hoe het zit met die Lonsdale-jongeren op het kerkplein.

 

'Dat krijgt hij te horen van de wijkagent en niet van de teamchef, want die praat al weer op een hoger abstractieniveau. Daar kan de burgemeester niet mee aankomen bij de gemeenteraad. De wijkagent krijgt vervolgens van zijn teamchef op zijn kop omdat hij de burgemeester heeft toegezegd dat er “op zaterdagavond politie staat”. De klassieke wijkagent van de gestampte pot die jaren noodhulp heeft gedaan, moet wennen aan het politieke spel tussen de korpsdoelstellingen en de hang van burgemeesters naar maatwerk. Een teamchef heeft het politieke spel geleerd te spelen, voor de wijkagent is dat een nieuwe wereld.’

 

Het vak van wijkagent zou daarom in de kleinere gemeenten aantrekkelijker gemaakt moeten worden, stelt het COT. Bervoets: ‘Na eerst de Politieacademie en twee, drie jaar noodhulp, zou een politiefunctionaris wijkagent moeten willen worden omdat hij na vijf jaar uitzicht heeft op een plek bij de recherche, als teamchef of als senior wijkagent.’ Met promotie in het vooruitzicht krijgt de wijkagent ook intern meer status, verwacht Bervoets.

 

Reacties: 4

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

martin Oost / wijkagent
Een verwarrend schrijven. Hier zijn kop en staart letterlijk gescheiden. De laatste alinea strookt niet met de overige inhoud. Zo is het een HBO functie om tenslotte na 2 jaar een opstap te zijn naar de functie van rechercheur?? En dan pleit men dat de organisatie de functie van wijkagent serieus op een ander niiveau moet waarderen? Hier gaat de wens voorbij aan de bevindingen.
H. Wilthof / coordinator van dienst
Waar de wijkagenten in de kleine gemeentes vooral last van hebben is "roosterdruk". Geef de wijkagent 100% de tijd om zijn of haar werk te doen. Nu moeten alle zeilen bijgezet om de noodhulp draaiende te houden. En in hollands-Midden is het al lang niet meer zo dat de wijkagent toezegging doet. Alle besluiten worden genomen in het Team Veiligheids Overleg. Het beeld wat is geschetst herken ik niet. En de laatste alinea is inderdaad een raar verhaal. Het gaat toch om de inhoud en niet over vooruitzichten.
Marcel Delemarre / beleidsmedewerker
Een wijkagent heeft in BZO de rang van brigadier. In deze rang kan men ook werkzaam zijn in de noodhulp, handhaving of opsporing. Recherche is dus een stap "opzij" voor de wijkagent, stappen voorwaarts zijn netwerkinspecteur en teamchef, beide HBO functies.
Het artikel slaat de spijker op zijn kop: het gebiedsgebonden politiewerk moet mensen trekken die "inlevende sociale makelaars" zijn. Het werk is volstrekt anders dan bijvoorbeeld noodhulp, dat gericht is op het stabliseren van een situatie. Het is dan ook doodzonde dat veel wijkagenten deels worden ingezet in de noodhulp, vanwege het schrijnende personeelstekort.
Wijkagenten zijn de ogen en oren in de wijk. Zij weten precies wat er speelt in de buurt en zijn een belangrijke bron voor informatiegestuurde politie. Het kernbegrip is "kennen en gekend worden". Wijkagenten zouden daarom maximaal in de wijk aanwezig moeten zijn.
Rob Klootwijk / Plv Districtschef
Ik zie wijkagenten geweldige prestaties halen; faciliteren buurtpreventie, in tal van netwerken, 'begeleiden' veelplegers, aanpak jeugdgroepen, de ambassadeur bij wijktafels, visitekaartje in media, regie in politieacties en ook gewoon je bekeuringen schrijven en boeven vangen. Helemaal geen wijkzusters; dat begrip dateert uit de jaren negentig. Het begrip wijk- of buurtagent in relatie tot gemeenschappelijke veiligheidszorg heeft in de meeste regio's een enorme ontwikkeling gekend. Het is alleen jammer dat die activiteiten nog niet als prestaties (lees: targets) worden onderkend en gewaardeerd. Betekenis geven aan die onderdelen van het politievakmanschap is vooral de opgave voor management en teamleiding, maar bovenal de overheid die de gewenste prestaties definieert...
Advertentie