De toon die de muziek maakt
De noodzakelijke hervorming van de verzorgingsstaat - ik heb er jaren voor gepleit - lijkt bij dit kabinet in goede en vooral doortastende handen. Natuurlijk vragen de nauwelijks te onderschatten financiële gevolgen van kredietcrisis en Eurocrisis om forse ingrepen.
Welke ingrepen dat moeten zijn zou wel wat meer debat rechtvaardigen dan de voortdurend gewekte suggestie van onafwendbaarheid. Wat mij in het bijzonder opvalt en irriteert is de continuïteit van het geharnaste gelijk waarmee elke econoom de publieke arena betreedt. Steeds speelt bij mij dan de vraag door het hoofd hoe fout in de oorlog van de beleidsadvisering deze of gene econoom is geweest. Als het mijn vak zou zijn, zou ik me toch gedwongen voelen iets meer de deugd van bescheidenheid te oefenen.
Maar ook los van de financiële noodzaak is hervorming van de verzorgingsstaat urgent. Deze staat is vastgelopen in zijn eigen dynamiek en logica: de verschillende stelsels van solidariteit en zorg zijn zo complex, anoniem en abstract geworden dat de legitimiteit ervan is ondermijnd. We betalen premie en belasting zonder enige ervaring van lotsverbondenheid. Het Rijnlands model was een subtiele balans tussen de harde werkelijkheid van ruil en prijsvorming op de markt en een sociale tempering van de negatieve uitkomsten ervan in instituties gebouwd op gemeenschappen. De verzorgingsstaat, die slechts collectiviteit en individu als relevante grootheden erkent, schiet niet alleen tekort in functionaliteit maar ook in legitimiteit.
Bovendien is door bewust beleid het discours van de markt in publieke domeinen geïntroduceerd. De overheid als bedrijf heeft burgers als klant, waardoor een cultuur van calculatie, nacalculatie en natuurlijk afrekenen is ontstaan. Relaties tussen ouders en kinderen zijn gemonetariseerd, omdat voor het oppassen van oma’s en opa’s een factuur bij de staat kan worden ingediend. Burenhulp en naastenliefde heten voortaan mantelzorg en zijn beleidsinstrument geworden. Dat is natuurlijk niet zonder culturele gevolgen gebleven. De goede bedoeling is opnieuw tragisch in uitkomsten.
Daar komt bij dat de burger weliswaar eigen verantwoordelijkheid is toegekend, maar op voorwaarde dat deze verantwoordelijkheid wordt genomen naar de inzichten van de staat en zijn beleidsmakers. Helemaal vertrouwen we de burger in Nederland nooit en bovendien is de paternalistische reflex in alle neoliberale programma’s onverkort in stand gebleven. Het voorspelbare gevolg van bureaucratische indicatiestelling, controlestapeling en regeldichtheid creëert een cultuur van wantrouwen, waarin fraude een aantrekkelijke strategie is geworden. Daarom zag ik de uitvoering van het regeerakkoord met sympathieke verwachting tegemoet. In termen van beleid stelt het kabinet me allerminst teleur. Inderdaad: de staat is geen geluksmachine. De logica dat problematiek groter wordt naarmate er meer beleid en geld op wordt gericht, wordt doorbroken. De keuze voor kinderen verdient geen automatische koppeling met emancipatiedoeleinden. Niet elke belemmering krijgt nog een subsidieregeling. De samenleving mag grotere zelfredzaamheid en solidariteit tonen. Tussen politiek, publiek en privaat domein vinden heilzame verschuivingen plaats.
Wat me echter tegenstaat is de toon van het beleidsdiscours. De combinatie van fors machtsvertoon en rancuneus verwijt past de leiding van de staat allerminst. Hoezeer de burger ook subsidieverslaafd is geraakt, de morele diskwalificatie is verwerpelijk als deze uit de mond van de dealer komt. De fraudegevoelige regelingen zijn immers onder politieke verantwoordelijkheid, ook van de partijen die dit kabinet schragen, gemaakt. En het machtsvertoon doet vermoeden dat het kabinet de deugd van standvastigheid ten onrechte interpreteert als een permissie voor krachtpatserij.
Schrijnend voorbeeld daarvan is de cultuurpolitiek. Hoezeer de culturele sector ook uitblinkt in zelfingenomenheid, vertoon van morele superioriteit en een permanente neiging om avant-garde en progressiviteit met elkaar te verwarren, dat ontslaat machthebbers nog niet van de plicht om matiging in toonzetting te betrachten. Andrée van Es noemt dat elegantie en hoffelijkheid. Te weinig realiseren politici zich dat de monopolies die zij beheren vooral aan hun kant deze kwaliteiten noodzakelijk maken. Inderdaad: gevaar verplicht.
Hervorming van de verzorgingsstaat is noodzakelijk. Nieuwe verhoudingen tussen burger, publieke domeinen en staat zijn als uitkomst echter even gewenst als ongewis. Alleen al daarom zou het passend zijn als de toon die ook hier de muziek maakt van enig mededogen en besef van eigen verantwoordelijkheid zou getuigen. De uitoefening van de macht verloopt immers in niet onaanzienlijke mate via de symboliek van het woord.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.