Advertentie
sociaal / Achtergrond

‘De onderkant is hartstikke nodig’

In het magazine Binnenlands Bestuur een gesprek met Iris van Bennekom, voorzitter van Cedris, brancheorganisatie van de sociale werkvoorziening. Dit interview is afgenomen vóór de val van het kabinet-Rutte. 

27 april 2012

Nee, geen quota voor bedrijven om de SW-populatie in dienst te nemen, maar ‘stevige afspraken’. En decentralisatie van de sociale werkvoorziening is een prima plan. Nieuwe voorzitter Iris van Bennekom van brancheorganisatie Cedris: ‘Er is een complete innovatie van de arbeidsmarkt vereist.'

Hét SW-bedrijf bestaat niet, benadrukt Iris van Bennekom, voorzitter van Cedris, brancheorganisatie van de sociale werkvoorziening. ‘Er zijn bedrijven waarvan je denkt: ik zie het verschil niet als ik morgen bij Philips binnenstap, maar ook SW’s waarbij je denkt dat je bij een organisatie voor verstandelijk gehandicapten komt.’ 


Vier maanden geleden nam de voormalige topambtenaar op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de voorzittersstoel over van Joan Leemhuis-Stout. Roerige tijden. De SW-populatie kwam, samen met de vakbonden, massaal in opstand tegen de beoogde Wet werken naar vermogen (Wwnv).

Gemeenten willen de teugels graag overnemen van het Rijk, maar vrezen grote financiële problemen door bijkomende bezuinigingen. Cedris omhelst de wet, maar heeft grote bezwaren tegen de randvoorwaarden. Een gesprek met de vrouw die wel eens ‘de machtigste vrouw van de gezondheidszorg’ is genoemd.

Uw carrière tot nu toe vertoont veel afwisseling, maar ‘zorg’ is een rode draad. Wat is uw fascinatie?

‘De rode draad is dat ik vanuit vele perspectieven betrokken ben bij vraagstukken rond mensen die het in het leven niet altijd meezit. Mensen die, op wat voor manier dan ook, een beroep moeten doen op ondersteuning.’

Hoe moeten we uw ‘Haagse’ uitstapje in het rijtje plaatsen?

‘Uitstapje is niet het goede woord. Toen ik directeur langdurige zorg werd, heb ik meteen gezegd: ik doe het één bewindspersoon lang. Het zijn drie jaren geworden, maar het hadden er ook zes kunnen zijn. Boeiend, want uiteindelijk worden de wet- en regelgeving rondom zorg en sociale zekerheid in Den Haag ontwikkeld, bediscussieerd en tot politieke besluitvorming gebracht. Dat wilde ik wel eens aan den lijve ondervinden.’

Sloot de Haagse en ambtelijke werkelijkheid aan bij uw beleving?

‘Het is een werkelijkheid op zich, maar dat geldt voor iedere wereld. Altijd als je ergens inzit, denk je dat daar het middelpunt van de aarde is. Natuurlijk tref je het beeld aan dat er van buitenaf van wordt geschetst. Maar ik zag vooral geëngageerde mensen, die van betekenis willen zijn voor de publieke zaak en hun medemens. En die met man en macht proberen dat op een conscientieuze manier te doen.

Ik heb grote waardering gekregen voor het ambtelijk vak. Het is een kunst en een kunde om te zorgen dat beleid met de tijd en de samenleving mee verandert, en dat in te passen in het politieke tijdperk dat zich in een kabinetsperiode voordoet. Er wordt vaak gezegd dat beleid inconsistent is. Over een langere periode bekeken constateer ik dat dit in het domein zorg absoluut niet waar is.

Als je het debat over het stelsel en de uitvoering vanaf 1974 volgt, zie je dat er slechts twee markeringspunten zijn geweest waarop keuzes zijn gemaakt die niet in het verlengde lagen van wat er al dertig jaar gebeurde. Eerst de keuze om destijds het plan-Simons (één verzekeringsstelsel voor de zorg, red.) niet door te voeren. Toen is gekozen voor een meersystemenstelsel. Het volgende markeringspunt was de keus voor de decentralisatie waar we nu aan werken en waarbij gemeenten de regie krijgen. Dat zijn de enige momenten waarop een compleet nieuwe afslag is genomen.’

Cedris is – op een aantal pijnpunten na – warm voorstander van de nieuwe wet.

‘De Wwnv en de decentralisatie bieden kansen op een regionale of lokale markt waarin onze leden veel expertise hebben. Het is aan gemeenten om afhankelijk van de regionale context keuzes te maken. Er zullen bedrijven komen die het hele continuüm blijven aanbieden. Er zullen bedrijven zijn die zich in het ontwikkelen van nieuwe detacheringsvormen gaan specialiseren, of in de harde reïntegratie. En allerlei vormen daartussen. Al dan niet in samenwerking met de welzijns- en zorgsector.

Wij kennen in Nederland weinig smaken in de werkverbanden: loondienst, uitzendbureau, eigen bedrijf. Daar is veel meer op te bedenken. Meer vanuit de coöperatieve gedachte, social firms, detacheringsbedrijven, uitwisselingtrajecten. Er is een complete innovatie van de arbeidsmarkt nodig, opgezet samen met de werkgevers. Daar liggen de kansen.’

Is er in uw visie plaats voor marktwerking en private partijen, in de uitvoering van de Wet werken naar vermogen?

‘Voor een groot deel worden zorg en sociale zekerheid in Nederland al privaat uitgevoerd. Alleen wordt dat uit collectieve middelen betaald. De werkelijke trendbreuk is dat we de verantwoordelijkheid neerleggen bij de uitvoerders.

De uitdagingen zijn groot: hoge collectieve lasten, vergrijzing, arbeidsmarktproblematiek, nieuwe technologie. De sleutel tot een toekomstbestendig antwoord ligt dicht bij mensen zelf. En dat vertalen we dan in marktwerking, privatisering, decentralisering.

Dat zijn slechts woorden. De filosofie achter het traject is: geef het terug aan de mensen waar het om gaat. Realiseer dicht bij hen oplossingen, en laat de rijksoverheid niet bedenken hoe het in Roodeschool en Terneuzen moet geregeld. Die ontwikkeling zie je in de zorg en nu ook inde sociale zekerheid. Nergens in westerse landen is sociale zekerheid zo losgeknipt van zorg als in Nederland; elders zitten ze in één departement. Voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zijn de succesfactoren van de Wet werken naar vermogen meestal lokaal en regionaal bepaald.

Daarom staat Cedris er vierkant achter. Maar de bezuinigingen waarmee dit stukje van de decentralisatie gepaard gaat, zijn dermate groot dat er te weinig geld overblijft om het model op regionaal en lokaal niveau door te ontwikkelen en vorm te geven.

Het budget zal grotendeels opgaan aan de loonkosten van wat wij “het zittend bestand” noemen, namelijk de mensen die nu recht hebben op de cao volgend uit de Wsw. Dat is een onmogelijke opgave voor gemeenten, die ook op andere fronten in zwaar weer zitten.

Voor de begeleiding die nodig is om mensen met een ondersteuningsvraag naar regulier werk te helpen, resteren nauwelijks tot geen middelen. Dat betekent dat het vliegwiel van veel wat al in gang is gezet, niet zal draaien.

Je kunt zeggen: het geld is op. Klopt, maar deze wet gaat wel renderen. En die onderkant van de arbeidsmarkt hebben we straks hartstikke hard nodig. De doelstelling van de wet – 400.000 mensen naar reguliere werkgevers begeleiden – zal niet in het tempo plaatsvinden dat in de wetgeving is beoogd.’

Dus er moet extra geld bij?

‘Nee, dat zeg ik niet. Ik stel vast dat we een overgangsprobleem hebben. We schatten de frictiekosten voor de invoering van de nieuwe wet op bruto 230 miljoen per jaar, en netto op ruim 100 miljoen. Dat geld lag nog op de plank van Donner voor als deze wet niet gaat werken, te bepalen in 2014.

Ik ben teleurgesteld dat een meerderheid van de Tweede Kamer niet instemde met een voorstel dat geld nu al te reserveren voor begeleiding van mensen naar een gewone werkgever. Je kunt zeggen: we wachten af. Vervolgens gaan die mensen de uitkering in en kosten ze óók geld. Een alternatief is: we investeren nu en het vliegwiel draait door. Er ligt geld op de plank van Donner voor als deze wet niet gaat werken, te bepalen in 2014. Als je dat nu al weet, waarom trek je het dan niet naar voren?’

Is het beeld dat werkgevers zitten te springen om de mensen uit de onderkant van de arbeidsmarkt niet te rooskleurig? De concurrentie is groot. Abvakabo FNV stelt dat bedrijven als Philips, NS en KLM er weinig voor voelen om extra arbeidsgehandicapten aan een baan te helpen.

‘Zowel in het bedrijfsleven als in de publieke dienstverlening zien we dat het aantal mensen dat in een reguliere baan terechtkomt jaarlijks toeneemt. Het is een groeiproces. De Wwnv is niet een nietje door de oude wet en klaar. De Wmo is geen kleine Awbz. Het is een totaal andere visie. Een innovatie van de arbeidsmarkt, met als doelstelling mensen mee laten doen waarbij dat niet vanzelf gaat.

Wat de concurrentie betreft: het is waar dat we in een lastig parket zitten, met een toenemende werkloosheid. Evenmin valt te ontkennen dat werkgevers vanuit continuïteitsoverwegingen vaak voor goedkopere, second best oplossingen kiezen. Ze maken de afweging wat iemand kost en wat hij toevoegt. En ze willen ontzorgd worden.

De kosten van begeleiding of innovatie – hoe neem je iemand in dienst, wat doe je aan opleiding of aanpassing van de werkplek – zijn kosten die voor een individuele werkgever niet morgen renderen, maar op termijn wel. Daarom moet je maatschappelijk investeren. Bij lagere arbeidsproductiviteit hebben we het instrument van loondispensatie.

Tussen nu en zes jaar verandert alles, als de babyboomgeneratie massaal met pensioen gaat. Het dan ontstane gat vullen we niet op met jongeren of mensen uit het buitenland. Laten we meewegen hoeveel geld werkgevers kwijt zijn aan sociale lasten die ze ook betalen als ze mensen uit moeilijker bemiddelbare groepen géén kans geven. Als samenleving kunnen we daarop enorm besparen.

De nationale rekeningen gaan omlaag en niet zo’n beetje ook. Macro, want de tuinder in het Westland voelt het niet meteen in zijn portemonnee. Los van de economische voordelen zijn er ook maatschappelijke baten. Je vergroot de kwaliteit van leven van veel mensen.’

De commissie-Westerlaken, die de vraagstukken rondom de sociale werkvoorziening onderzocht, pleitte voor een MVO-index, om werkgevers aan te zetten tot het aannemen van mensen met een beperking. Econoom Paul de Beer ziet een ‘prisoner’s dilemma’, dat alleen ‘van bovenaf’ kan worden opgelost, dus met een quotering.

‘Cedris gelooft niet in een wettelijk quotum. Dat heeft nooit gewerkt. Quota levert turven en tellen en dus bureaucratie op. Omdat je het landelijk regelt, doe je ook onrecht aan de regionale diversiteit. In grootstedelijke gebieden hoefde je alleen maar een foto van een bedrijf te maken en het was duidelijk of je het quotum haalde. In Friesland daarentegen waren ze blij als er een werknemer was met twee paspoorten, want dan had je er weer één.

Ik geloof in stevige afspraken met bedrijfstakken. Wat voor soort mensen zijn nodig, wat voor type nieuwe opleidingen, welk soort nieuwe soort banen, hoe neem je belemmeringen weg? Antwoorden op die vragen kun je in harde afspraken vastleggen, niet met intentieverklaringen. Bijvoorbeeld met belastingvoordelen, voor bedrijven die een bepaald percentage mensen met afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Of vergoeding van gemaakte opleidingskosten.

Per cao kan ook, maar het voordeel van fiscalisering is dat je het landelijk kunt regelen. Dat is een veel positievere benadering dan weer ergens een gebods- of een verbodsbord neerzetten. De recente uitspraken van Bernard Wientjes liggen meer in de lijn die wij nu neerzetten: een percentage van de loonsom investeren in de arbeidsmarkt.’

Er blijft een groep over met zo’n lage loonwaarde, dat die ‘beschut’ moet blijven werken of in dagbesteding terechtkomt. Wat vindt u daarvan?

‘Het is jammer dat de Wwnv weer niet één regeling voor de hele onderkant van de arbeidsmarkt wordt, maar dat er voor Beschut Werk – de nieuwe Wsw, zeg maar - opnieuw een aparte cao gaat gelden. Zo’n knip veroorzaakt een nieuwe tweedeling.

Dat mensen met een zeer beperkt perspectief ook een goed bestaan moeten hebben is evident. Wij hadden graag gezien dat er een misschien niet gelijke, maar tenminste gelijkwaardige regeling zou worden.

Waarom niet alles onder één wet? In de één zit na een jaar nog vooruitgang, terwijl de ander tien jaar nodig heeft om te groeien. Bij sommige mensen komt het nooit meer en die zul je ondersteuning moeten bieden bij een zinvolle invulling van hun leven. Mensen zijn geen digitaal ingeprogrammeerde robotjes.’


CV Iris van Bennekom
Iris van Bennekom (1962) studeerde Beleid en Management in de Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze werkte bij Zilveren Kruis Verzekeringen en was directeur Zorg en Gezondheid bij Friesland Zorgverzekeraar. Van 2000 tot en met 2008 was ze directeur van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie.

Ze stapte over naar de rijksoverheid, waar ze directeur langdurige zorg en plaatsvervangend directeur-generaal bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) was.

Nu is ze directeur Strategie bij REAKT Groep, organisatie op het gebied van (arbeidsmatige) dagbesteding voor mensen met psychiatrische of psychosociale problematiek. Sinds vier maanden is Van Bennekom onafhankelijk voorzitter van Cedris, brancheorganisatie van de sociale werkvoorziening.



Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie