De migrant verandert, nu wij nog
Niet alleen grote steden hebben te maken met migratievraagstukken. Ze spelen ook in ‘tuinbouwgemeente’ Zeewolde, ‘voorstad’ Schiedam en ‘expatgemeente’ Veldhoven. Lang niet alle gemeenten zijn zich bewust van hun sleutelrol.

Opvang vraagt lokale aanpak op maat
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid bedacht ooit de termen ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’. Ze moesten geladen begrippen als ‘vreemdeling’ of ‘buitenlander’ vervangen. Later werden die woorden, door dezelfde raad, ook als verouderd verklaard en kwam het begrip ‘migratieachtergrond’ daarvoor in de plaats. Het nieuwste rapport van de WRR – dat gemeenten en het rijk moet helpen om beleid voor de migratiesamenleving vorm te geven – voegt wéér een nieuw begrip aan het vocabulaire toe: ‘verscheidenheid naar herkomst’.
Het is een kernbegrip in het rapport, dat de titel ‘Samenleven in verscheidenheid’ draagt. ‘Verscheidenheid’ en ‘herkomst’ hebben de voorkeur boven een woorden als ‘diversiteit’ en ‘etniciteit’, leggen auteurs Mark Bovens (hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Utrecht) en Godfried Engbersen (hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit) uit. Niet alleen omdat het neutraler klinkt en minder verbonden is aan het politieke discours, maar ook omdat de nieuwe realiteit vraagt om nieuwe woorden. Die nieuwe realiteit, waarvan de overheid zich volgens de auteurs nog te weinig rekenschap geeft, is het centrale punt van het rapport.
‘Als kranten iets over diversiteit schrijven, dan zie je een foto van mensen met een hoofddoekje in de Schilderswijk’, zegt Mark Bovens. ‘Wij zeggen: dat is het beeld van de vorige eeuw. Moderne migratie is veel gevarieerder. We hebben kennismigranten, studiemigranten, allerlei soorten arbeidsmigranten, gezinsmigranten.’ Met cijfers toont de WRR aan: migratie naar Nederland is structureel en neemt alleen maar toe. ‘Het oude beeld is dat van een grote groep migranten uit een beperkt aantal landen, met name de oude koloniën en Turkije en Marokko. Het idee was vroeger misschien: als we die groepen hebben geïntegreerd, is het klaar. Maar we zien dat er telkens nieuwe groepen naar ons land komen. Het gaat om zo’n 150.000 tot 200.000 mensen per jaar.’
Verscheidenheid
Die groep migranten vertoont steeds meer ‘verscheidenheid’. Ze komen uit steeds meer verschillende landen en blijven lang niet meer altijd permanent in Nederland. Dat betekent dat de migratiesamenleving een realiteit wordt voor álle gemeenten, niet meer alleen voor de grote steden. Daarom spelen gemeenten volgens de WRR een sleutelrol in het faciliteren van de migratiesamenleving. Die zijn zich daar echter nog niet altijd van doordrongen, merkten Engbersen en Bovens toen ze een ‘rondje langs de gemeenten’ maakten.
‘De manier varieert waarop gemeenten met migratie worden geconfronteerd’, zegt Engbersen. ‘De migratie samenleving heeft verschillende gezichten in verschillende gemeenten’, vult Bovens aan. In totaal onderscheidt de WRR acht typen gemeenten. Zo zijn er de minderheid-meerderheid steden – Amsterdam, Rotterdam en Den Haag – waarbij de minderheden inmiddels gezamenlijk in de meerderheid zijn: meer dan de helft van de inwoners heeft een migratieachtergrond. Ook zijn er de voorsteden (denk aan Schiedam, Diemen of Vianen) die qua verscheidenheid van herkomst in rap tempo op de grote steden gaan lijken. De tuinbouwgemeenten (Zeewolde, Westland of Horst aan de Maas, bijvoorbeeld) verwelkomen grote aantallen Poolse en Bulgaarse arbeids migranten. De expatgemeenten (Veldhoven, Wageningen of Bloemendaal) kennen weinig inwoners uit de klassieke migratielanden, maar hebben te maken met kenniswerkers uit alle delen van de wereld, die bovendien vaak maar voor korte tijd blijven (zie grafiek).
‘Nagenoeg iedere migratiestroom die in de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog richting Nederland is gekomen, heeft zijn sporen achtergelaten in Den Haag’, schreef de WRR al in een eerdere publicatie. Het toonbeeld daarvan is niet zozeer de Schilderswijk, zeggen Engbersen en Bovens. Daar heeft iets meer dan de helft van de inwoners een Turkse of Marokkaanse achtergrond en minder dan 10 procent een Nederlandse achtergrond. Een beter voorbeeld is Laak en Spoorwijk, volgens Engbersen en Bovens de meest verscheiden wijk van Nederland. Daar vind je, naast mensen met Nederlandse achtergrond, een grotere verscheidenheid aan migratieachtergronden.
Wethouder Bert van Alphen (integratie, GroenLinks) is zich bewust van die grote verscheidenheid. ‘De stad op delen in mensen met en zonder migratieachtergrond doet geen recht meer aan de verscheidenheid van groepen en identiteiten in onze stad. De nieuwe werkelijkheid vraagt om een nieuwe visie op de manier waarop we samenleven in Den Haag.’ Van Alphen verwelkomt de adviezen van de WRR, die de gemeente een actievere rol toebedelen in het faciliteren van de migratiesamenleving. ‘We moeten niet meer de verantwoordelijkheid van integreren eenzijdig neerleggen bij bepaalde groepen in de samenleving.’
Leeftijd
‘Natuurlijk zijn er wijken waarin het samenleven moeizaam gaat’, geeft Van Alphen toe. ‘Maar of dat te maken heeft met de verscheidenheid van herkomst is de vraag. Mijns inziens heeft dat met meer factoren te maken, denk bijvoorbeeld aan hoge woondichtheid en lage inkomens. Overigens laat onze stadsenquête zien dat zes op de tien Hagenaars vindt dat buurtbewoners van verschillende afkomst op een goede manier met elkaar omgaan.’
Wethouder Jeroen Ooijevaar van Schiedam (diversiteit, GroenLinks/ Progressief) heeft in een vorige baan bij het CBS nog met de WRR meegewerkt aan de vervanging van de termen ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’ en zit dus goed in de materie. Ook zit hij goed in de cijfers van zijn eigen stad. ‘Kijk, de leeftijd is het interessantst’, zegt hij, wijzend op een grafiek waar de bevolkingssamenstelling van Schiedam is te zien. Iets meer dan de helft van de Schiedammers heeft een Nederlandse achtergrond, één op de tien heeft een Turkse achtergrond en één op de twintig een Midden- of Oost- Europese achtergrond. ‘Maar bij de inwoners tot vijftig jaar zijn de personen met migratieachtergrond al in de meerderheid.
Het zijn dus met name de vijftigplussers die ervoor zorgen dat de mensen met een Nederlandse achtergrond nog in de meerderheid zijn. We zullen dus evident binnenkort een situatie hebben waarbij dat omslaat.’ Met andere woorden: Schiedam is op weg om net zo ‘super divers’ te worden als grote broer Rotterdam. Wethouder Ooijevaar associeert zich al met de grote stad: ‘Als ik vanaf hier een paar honderd meter naar het oosten loop, dan veranderen de parkeermeters, en daardoor weet ik dat ik in Rotterdam ben. Het verschil tussen Schiedam-Oost en Delfshaven of Mathenesse is niet zo groot.’
Toonbeeld
Aan de andere kant ziet hij ook parallellen met de tuinbouwgemeenten. Schiedam huisvest veel arbeidsmigranten die in het Westland werken, legt Ooijevaar uit. MOE-landers (Midden- en Oost-Europa) zijn goed voor ruim 5 procent van de Schiedamse bevolking. Bij die groep liggen de grootste maatschappelijke problemen, ziet Ooijevaar. ‘Vooral bij de mensen met Bulgaarse of Roemeense achtergrond. Over die groepen wordt het meest geklaagd.’ De Turkse gemeenschap, die al langer in Schiedam is gevestigd, is voor Ooijevaar een voorbeeld van geslaagde integratie. ‘De grootste uitdaging wat mij betreft is dat iedereen meedoet, en dat betekent dat de gemeenteraad een afspiegeling zou moeten zijn van de samenleving van Schiedam. Nu is DENK is de tweede partij in de gemeenteraad. DENK is een serieuze politieke partij. Dat vind ik een perfect toonbeeld van integratie.’
Wel is er hard gewerkt aan de integratie van de Turkse Schiedammers, voegt Ooijevaar toe. Bovendien is in het begin de fout gemaakt dat men dacht dat de ‘gastarbeiders’ weer terug zouden gaan naar hun land van herkomst. Diezelfde fout moeten we niet maken met de Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten, vindt Ooijevaar. ‘Die gedachte van: je hoeft niet te integreren want je blijft toch niet lang – die moeten we loslaten. Ik zie zeker twintig Poolse winkels in het centrum van Schiedam. Die vestigen zich daar echt niet met het idee dat alle Polen morgen weer vertrokken zijn.’ Zeewolde kent, procentueel gezien, nog iets meer MOE-landers dan Schiedam.
De tuinbouwgemeente heeft zelfs per hoofd van de bevolking de grootste Poolse gemeenschap van Nederland in haar midden: één op de twintig inwoners van Zeewolde is van Poolse afkomst. Maar in tegenstelling tot Schiedam heeft de overgrote meerderheid van de Zeewoldenaren – ruim 80 procent – een Nederlandse achtergrond. Mensen uit de klassieke migratielanden zijn er nagenoeg niet.
Sodom en Gomorra
Overlast van de arbeidsmigranten is er nauwelijks, zegt wethouder Egge Jan de Jonge (integratie, CDA). Dat is met na - me te danken aan een speciaal arbeidsmigrantencomplex dat de gemeente heeft gerealiseerd op een voormalige camping. Het complex wordt gerund door een onafhankelijke partij (en niet door werkgevers of uitzendbureaus). De gemeente komt eens in de week langs om nieuwkomers in te schrijven. ‘Toen we daaraan begonnen, was de eerste reactie vanuit de inwoners: dat moet je niet willen, ze zuipen te veel, ze zorgen voor overlast. Ze dachten dat het een soort Sodom en Gomorra zou worden. Maar het is eigenlijk heel goed gegaan.’
Het arbeidsmigrantencomplex is nadrukkelijk alleen bedoeld voor short stay: de seizoensarbeiders die niet langer dan een jaar in het land blijven. ‘Zodra het langer dan een jaar is, moeten ze onderdeel van de samenleving worden’, vindt De Jonge. ‘En zodra ze kinderen hebben, moeten ze naar het dorp verhuizen.’
Als het gaat om het leren van de taal, ligt er een aantal uitdagingen, zegt de wethouder. ‘We willen wel taalcursussen aanbieden, maar het geld ontbreekt.’ De Jonge hoopt dat werkgevers aan die kosten kunnen bijdragen – zij profiteren immers van de aanwezigheid van de migranten. Ook is er nog te weinig inzicht in wat de behoefte van de arbeidsmigranten zelf precies zijn. Dat moet volgens de wethouder eerst in kaart gebracht worden.
Burgemeester Marcel Delhez van Veldhoven kiest voor een heel andere benadering. Volgens hem hoeft Veldhoven zich niet zozeer aan de migratiesamenleving aan te passen. De inwoners hebben zich namelijk keer op keer aangepast aan Veldhoven. De Brabantse ‘expatgemeente’ – hoewel Delhez liever spreekt over kenniswerkers dan expats – kent een kleine 20 procent inwoners met een migratieachtergrond, die uit alle delen van de wereld komen.
Cultuur
Veldhoven bestaat uit vier dorpskernen, vertelt Delhez, die al honderden jaren een eigen cultuur hebben. Toen Veldhoven in de jaren zestig van de vorige eeuw begon te groeien door de opkomst van bedrijven als Philips en DAF, kwamen er steeds meer mensen van ‘buiten Veldhoven en buiten Brabant’ binnen, zegt Delhez. ‘Toch is, om een of andere reden, de cultuur van de oude kerkdorpen overeind gebleven. Je vindt nog steeds de verschillen tussen de vier dorpen.’
Hetzelfde gebeurt volgens Delhez met de internationale kenniswerkers. ‘De kinderen van kenniswerkers gaan over het algemeen gewoon naar de basisschool die het dichtstbij is, net als de kinderen van de buren. Dat heeft als voordeel dat ze snel Nederlands leren, en dat ouders betrokken worden bij schoolse activiteiten, waardoor ze in aanraking komen met de Nederlandse, of Veldhovense cultuur.’
Delhez: ‘De WRR zegt dat je moet anticiperen op de ontwikkeling van de migratiesamenleving. Wij zeggen: misschien is dat niet per se nodig. Als je zelf sterk genoeg bent, kiezen mensen wellicht voor jouw gemeente omdat ze het prettig vinden dat die een sterke identiteit heeft. Er zijn veel kenniswerkers die bewust kiezen om zich in Veldhoven voor langere tijd te vestigen. Er zijn ook mensen die zich minder lang willen vestigen, maar die gaan dan misschien eerder naar een short stay appartement in Eindhoven.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.