‘Conflict over meldcode in Rotterdam is schijndiscussie’
De felle ruzie tussen Rotterdam en de Riagg over de ‘meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ is nergens op gebaseerd, zegt onderzoekster Lünneman van het Verwey-Jonker Instituut. ‘De code wordt door beide partijen niet goed naar voren gebracht.’
De discussie over de Rotterdamse meldcode die bepaalt hoe zorgverleners moeten handelen bij vermoedens van huiselijk geweld, is gebaseerd op tegenstellingen die er helemaal niet zijn. Dat zegt Katinka Lünnemann van het Verwey-Jonker Instituut. Dit instituut evalueerde de ‘Rotterdamse Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’.
‘Het Rotterdamse gemeentebestuur wekt de indruk dat het gaat om een meldplicht, terwijl nergens in de code staat dat een professional huiselijk geweld altijd direct moet melden’, zegt Lünnemann. ‘In de code staat wél dat de professional bij vermoedens van geweld allereerst het probleem met de cliënt zelf moet bespreken en proberen op te lossen. Als dat geen resultaat heeft, moet hij of zij er met collega’s over spreken en pas daarna komt het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling of het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld om de hoek kijken. Ik zou de meldcode dan ook meer omschrijven als een soort routebeschrijving.’
Conflict
Over de code is een conflict hoog opgelopen tussen het gemeentebestuur en de lokale Riagg. Die laatste instelling weigert de meldcode te ondertekenen die sinds eind 2007 in de stad van kracht is. Vorige week bleek de weigering uiteindelijk reden voor het gemeentebestuur om de subsidie aan het Riagg in te trekken.
Lünnemann verbaast zich over het conflict. ‘De code wordt door beide partijen niet goed naar voren gebracht. Rotterdam wekt met zijn taalgebruik de indruk alsof het om een meldplicht gaat. Maar ook de opstelling van Riagg-directeur Jos Lamé snap ik niet. Er is niets dat hem ervan kan weerhouden om volgens de regels van deze meldcode te handelen. De werkwijze die in die code staat beschreven, is een voorbeeld van professioneel handelen voor elke organisatie. Het is niet meer dan logisch dat je op papier zet hoe medewerkers om moeten gaan met dit soort gevallen.’
Lamé is tegen de code omdat die volgens hem dwingt tot standaardoplossingen voor situaties die per definitie allemaal uitzonderlijk zijn. Hij wil dat zijn professionals de vrijheid houden eigen afwegingen te maken. Lünnemann begrijpt dit argument wel, maar benadrukt dat de code dat ook helemaal niet in de weg staat.
‘Het blijft altijd een individuele afweging hoe in een bepaald geval wordt gehandeld, ook met de code. Die zegt alleen wel: hou het niet te lang voor jezelf. Nu is de angst nog te vaak: als ik hier iets mee doe, gaan mijn cliënten naar een andere arts. En dat zal je ook houden. Wat tegelijkertijd blijkt is dat mensen in eerste instantie heel boos reageren als je het onderwerp ter sprake brengt, maar later juist opgelucht zijn dat het op tafel ligt en dat ze hulp krijgen.’
Meer meldingen
Rotterdam stelt dat de meldcode tot meer meldingen leidt. Maar dit kan op grond van de evaluatie nog niet worden gezegd, aldus Lünnemann. Veel instellingen zijn nog bezig de meldcode te implementeren. Op de meldingen zou bovendien volgens de onderzoekster de nadruk ook helemaal niet moeten liggen: ‘Het gaat erom dat de professionals bezig zijn met de vraag hoe ze de situatie oplossen en dat ze het probleem met elkaar bespreken. Een meldcode biedt een handvat en maakt huiselijk geweld en kindermishandeling tot verantwoordelijkheid van de instelling en niet van de individuele hulpverlener of docent. Het is goed dat de stad er op hamert dat iedere instelling een professionele aanpak heeft voor dit soort situaties.’
Landelijke meldcode naar Rotterdams voorbeeld
Het kabinet is bezig een ‘landelijke meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ te ontwikkelen. Deze meldcode wordt gebaseerd op de Rotterdamse code. Bij het in ontvangst nemen van de evaluatie van die code, twee weken geleden, noemde staatssecretaris Jet Bussemaker van VWS (PvdA) de Rotterdamse praktijk ‘een inspirerend voorbeeld’.
De landelijke meldcode zal instanties op het terrein van gezondheidszorg, het onderwijs en de kinderopvang, de maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie verplichten een protocol te maken hoe medewerkers dienen te handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. In de code komt geen meldplicht, wel een meldrecht: Wanneer de professional zorgvuldig heeft besloten om wel te melden, is hij niet aansprakelijk voor eventuele gevolgen. Het wetsvoorstel moet dit najaar naar de Raad van State worden verstuurd.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.