Advertentie
sociaal / Achtergrond

Boeken als bijproduct

Bibliotheken lenen minder boeken uit. Zij gaan meer tijd en geld investeren in digitale diensten. Dat leidt in Breda tot meer vestigingen en in Rotterdam tot minder. ‘We worden een e-centrum en ontmoetingsplek.’

03 juli 2009

Rondom de Centrale Bibliotheek in Breda zitten met zonnig weer mensen op de stoep met hun notebook op schoot. De hoofdvestiging heeft een krachtig draadloos netwerk. Een magnéét, stelt directeur Joep van Dijk vergenoegd vast: ‘Een veilige, gratis voorziening die maakt, dat mensen hier kunnen en willen studeren. Wij zien in toenemende mate dat allochtone meisjes de bibliotheek gebruiken om mét elkaar te studeren.’

 

Tot 2013 stelt het Rijk jaarlijks twintig miljoen euro beschikbaar voor bibliotheekvernieuwing. Digitalisering is het sleutelwoord. Bibliotheken moeten niet allemaal hun eigen kunstje doen, maar samen een digitale collectie ontwikkelen, zodat gebruikers naast het lenen van boeken of cd’s, ook naar de bibliotheek komen om via internet filmpjes, tijdschriften en kranten te bekijken, of producten te bestellen.

 

Van Dijk: ‘Wij zijn belangrijk als trefpunt en ter bevordering van sociale cohesie. Er is geen andere openbare plek waar je altijd terechtkunt en niets hoeft. Wij willen geen buurthuis zijn, mensen moeten bij ons komen om wat we bieden. Tijdschriften lezen, gamen, naar muziek luisteren, bladmuziek lenen. Ze komen gráág. Ook omdat bibliotheken vaak prettige gebouwen zijn, met een fraaie architectuur.’

 

Voor Van Dijk staat informatiebemiddeling gelijk aan ‘bevordering van zelfredzaamheid’. Daarbij moeten bibliotheken ‘eraan bijdragen dat de kloof tussen de wetende en de niet-wetende burger zo klein mogelijk wordt’.

 

Van Dijk: ‘Daarom moeten we de oude kerntaken informatiebemiddeling, educatie en leesbevordering op een nieuwe manier met kracht bevorderen, terwijl we tegelijkertijd afscheid nemen van de oude instituties. Mijn stelling is, dat het uitlenen van boeken géén kerntaak is. Dat bibliotheken daardoor groot zijn geworden, is logisch en verklaarbaar. Er is nu eenmaal veel informatie opgeslagen in boekvorm en er zijn veel mensen die graag boeken lezen. Maar de digitalisering van de samenleving bracht een discussie op gang over onze toekomst.’

 

Zoals meer steden kent Breda een ‘gelaagd service-niveau’ bestaande uit een centrale bibliotheek, wijkbibliotheken en servicepunten. Van Dijk is een verklaard tegenstander van het sluiten van vestigingen: ‘Omdat op veel plaatsen de bibliotheekbus tanende was en bijna niemand nog naar de bushalte kwam, openen wij op 75 plekken wijkservicepunten. Kleinschalig, maar toegevoegde fysieke plekken. Wij zijn niet bezig met het sluiten van vestigingen. Integendeel: we zijn bezig met nieuwbouw, in een brede school, samen met een parochiecentrum, in een groot winkelcentrum.’

 

Omslag

 

Google en Bol.com, dat zijn de concurrenten van de bibliotheek. Zoals vrijwel overal elders daalde in Breda het aantal uitleningen sterk. Van Dijk: ‘In de wijkbibliotheken komt tien procent van de bezoekers en in de centrale bibliotheek vijftig procent niet meer om boeken te lenen. Naarmate je digitale bibliotheken beter equipeert via web 2.0-componenten, zie je dat mensen de weg naar de bibliotheek terug vinden én dat het aantal bezoekers groeit.'

 

'Bij ons steeg het aantal ontmoetingen met 317.000: allemaal digitale diensten. Jaarlijks komen 740.000 mensen over de vloer. Toen we begonnen met marketing, maatwerk en klantgerichte dienstverlening, was ongeveer 25 procent lid van de bibibliotheek. Dat is gestegen naar 28 procent. Bij een daling van het aantal uitleningen zegt dat percentage veel over de omslag. Laten we onszelf niet aanpraten dat de rol van de openbare bibliotheek is uitgespeeld. Wel dat er sprake is van een procesverschuiving.’

 

Internet moet de rode loper worden waarover de klanten naar binnen komen. De lokale bibliotheken zijn volgens Van Dijk ‘frontoffice naar de stad’. De backoffice moeten bibliotheken in zijn visie met elkaar delen. Dat gebeurt in toenemende mate, maar nog niet overal.

 

In Brabant fuseerden 68 verschillende stichtingen tot 23 grote basisbibliotheken, met ieder een centrale aansturing. Die beschikken, volgens Van Dijk, over een ‘ontwikkelcomponent’: ‘We moeten niet alle producten zelf willen ontwikkelen, maar dat op een hoger niveau doen. De digitale bibliotheek moet de béste van Nederland worden. Lokaal lukt dat niet. Daarom denken we in netwerkstructuren, stemmen we collecties af en werken we samen aan de digitalisering.’

 

Halveren

 

Bibliotheek Rotterdam, nu nog een gemeentelijke organisatie, wil een zelfstandige stichting worden. In de concept-meerjarenvisie heet het dat de instelling als ketenpartner ‘nu en in de toekomst een actieve bijdrage kan leveren aan de grootstedelijke beleidsthema’s op het gebied van cultuur en participatie, onderwijs en jeugd’.

 

De bibliotheek in de Maasstad krijgt jaarlijks 2,6 miljoen bezoekers en er zijn er 2,7 miljoen uitleningen. In de uitleningen zit minder de klad dan elders. De verwachting is niettemin dat de dalende trend doorzet. Joke Mos, unitmanager innovatie en ontwikkeling en plaatsvervangend directeur, kan er mee leven dat in Rotterdam de ‘één- kilometergrens’ losgelaten wordt.

 

Het aantal vestigingen kan volgens haar geleidelijk gehalveerd van 24 naar twaalf, in elke deelgemeente eentje. Want volgens Mos ‘zijn sommige vestigingen het nét niet’. Mos: ‘Zo’n nieuwe vestiging heeft een uitgebreide collectie, een bredere programmering. Via digitale weg komen er meer mogelijkheden om het materiaal bij de klant te krijgen. Naast die algemene vestigingen zetten we in op een aantal servicepunten, met name in brede scholen. Die zijn specifiek gericht op het onderwijs, waar we meer maatwerk gaan bieden dan nu.’

 

Gemiddeld de helft van de Rotterdamse bibliotheekbezoekers is jonger dan 18 jaar, al verschilt de verhouding jong-oud per wijk sterk. Charlois is geen Hillegersberg. Daarom is het volgens Mos van belang dat het aanbod afgestemd wordt op de specifieke behoeften van wijkbewoners. ‘In de centrale bibliotheek hebben we een speciale jongerenafdeling. Het is de bedoeling jongeren daar méé het beleid te laten bepalen. We willen daar ook een jongeren-leerwerkplek, om de betrokkenheid te vergroten. En op termijn een experiment met een aparte jongerenvestiging, puur voor die leeftijdsgroep.’

 

In wijken met veel allochtonen worden ‘e-centra’ ingericht. Mos: ‘In die wijken worden minder boeken geleend, maar is de bieb belangrijker als ontmoetingsplaats. Allochtone vrouwen mogen van hun mannen vaak wel naar de bibliotheek, en niet naar een andere plek in de stad. Daarom zijn vestigingen ook ingericht als verblijfplaats: huiselijk met gemakkelijke stoelen.'

 

'In de e-centra staan computers met alle mogelijkheden op het gebied van inburgering. Mensen kunnen er onder begeleiding zelf informatie vinden. We zijn aan het bekijken of we deze centra kunnen omvormen tot mediacentra, gericht op mediawijsheid. Veel mensen kunnen wel lezen en schrijven, maar begrijpen ze ook de informatie? En kunnen ze beoordelen of die informatie op internet ook betrouwbaar is? Dat willen we in die e-centra oppakken.’

 

Buitengebied

 

‘Als we nu geen nieuwe diensten ontwikkelen, zijn we over een aantal jaren geen partner meer in het informatieveld’, zegt Jannie van Vugt, voormalig beleidsmedewerker van de Vereniging van Openbare Bibliotheken en sinds enkele jaren directeur van BibliOosterschelde, een basisbibliotheek met achttien vestigingen. Zij constateert dat ‘gemeenten worstelen met hun opdrachtgeversrol’.

 

‘De een wil zoveel mogelijk diensten dichtbij de burger handhaven, de ander wil meer energie steken in de inhoud van het bibliotheekwerk. Soms ingegeven door politieke overwegingen. De vraag die je dan krijgt, is ‘kan het niet goedkoper, of met meer vrijwilligers?’

 

Volgens Van Vugt verschilt haar werkgebied nogal met stedelijke bibliotheken. ‘Onze maatschappelijke opdracht is niet wezenlijk anders. Maar in Amsterdam stap je op de tram en even later sta je in de bibliotheek. Als je vanuit Stavenisse op Tholen naar een grote vestiging wilt en aangewezen bent op een bus die vier keer per dag gaat, moet je plannen.'

 

'Aan de andere kant moeten we ook niet overdrijven. De mobiele Zeeuw uit een plaatsje van vijftienhonderd inwoners is gewend te pendelen. Hij stapt ook in zijn auto om in de dichtstbijzijnde plaats boodschappen te doen, of voor gezondheidszorg. Dus we moeten we de verkeersstromen goed in kaart brengen, en goed weten welke klanten we in welke vestigingen moeten bedienen en hoe. Wij zijn niet de uitgebreide delicatessenwinkel, maar wel de poort naar die winkel.’

 

Vier miljoen leden

 

Er zijn momenteel nog ruim 160 (veelal regionaal werkende) bibliotheken. Ze zijn verspreid over het gehele land, tellen vier miljoen leden, bedienen bijna alle zevenduizend basisscholen, werken in veel scholen voor voortgezet onderwijs, rijden met bibliobussen naar wijken en kleine kernen en bieden service op maat voor doelgroepen, zoals blinden of gehandicapten. De bibliotheken kosten op jaarbasis ruim vijfhonderd miljoen euro. Daarvan betalen gemeenten ongeveer tachtig procent. Rijk en provincies financieren samen het overige deel.

 

Rijk voorop bij digitalisering

 

Oud-wethouder en ex-minister van Binnenlandse Zaken Hans Dijkstal gaat gemeenten uitleg geven over het nut van de afspraken voor bibliotheekvernieuwing, die zijn vastgesteld in een overeenkomst tussen Rijk, provincies en gemeenten. Het Rijk neemt de regierol van provincies over. Het opzetten van een digitale infrastructuur en het ontwikkelen van diensten en collecties via internet wordt voortaan centraal aangestuurd.

 

Provincies houden de spreiding van voorzieningen in het oog, evenals de aansluiting op een landelijk netwerk. De nieuwe aanpak betekent dat gemeenten hun opdrachtgeversrol anders kunnen invullen. Ook kan de subsidierelatie worden herzien. Bibliotheken kunnen meer ingeschakeld worden bij het bereiken van lokale doelen zoals vroeg- en voorschoolse educatie, analfabetismebestrijding.

 

Basisbibliotheken die meerdere gemeenten bestrijken vormen een gezamenlijke backoffice. Deelnemende gemeenten moeten zelf in de gaten houden dat lokale speerpunten niet ondergesneeuwd raken. Landelijk zijn er prioriteiten gekozen voor de periode 2009-2012: digitale bibliotheek, collectie, mediawijsheid en leesbevordering. Praktijkvoorbeelden van de vernieuwing zijn te vinden in de Encyclopedie openbaar bibliotheekbeleid van de VNG.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie