Bewindslieden krijgen geen greep op jeugdbescherming
Jongeren moeten naar verwachting nog jaren geduld hebben voordat de jeugdbescherming beter wordt
Achtereenvolgende bewindslieden van Rechtsbescherming/Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport krijgen als stelselverantwoordelijken geen greep op de jeugdbescherming. Dat concludeert de Algemene Rekenkamer in het rapport ‘Georganiseerde Onmacht’.
In het huidige systeem zijn volgens de rekenkamer gemeenten, hulpverleners en rijksoverheid niet in staat om voor verbetering te zorgen. Vorig jaar uitten de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en Inspectie Justitie en Veiligheid zich op vergelijkbare wijze. Zij riepen op om op korte termijn te komen met een crisisaanpak voor het falende stelsel. Tot nu toe bleef die uit. Kinderen en jongeren moeten naar verwachting nog jaren geduld hebben voordat nieuw beleid vruchten afwerpt.
Instellingen en overheden wijzen naar elkaar als problemen moeten worden opgelost, constateert de rekenkamer, die bewindspersonen oproept om voortaan het voortouw te nemen. Feitelijk hebben die nu niets over de uitvoering van de jeugdbescherming te zeggen, omdat gemeenten verantwoordelijk zijn.
Geen speciale status
Vooral als het gaat om diep in het persoonlijk en gezinsleven ingrijpende maatregelen als ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing van een kind, is er bij de overheveling naar gemeenten aan jeugdbescherming geen speciale status toegekend aan de jeugdbescherming ten opzichte van andere vormen van jeugdzorg. Er geldt één wettelijk kwaliteitssysteem voor alle jeugdhulpaanbieders en professionals. Wel werd certificering van instellingen ingevoerd als extra eis aan instellingen die kinderbeschermingsmaatregelen uitvoeren. Achteraf bekeken een misser, klinkt door in het rekenkamerrapport. Een certificaat is geen bewijs van kwaliteit, maar laat zien dat procesnormen deugen en organisatorische waarborgen voldoen.
Ingewikkelde werkrelatie
De werkrelaties in de jeugdbescherming zijn volgens de rekenkamer bestuurlijk te complex. Dat geldt voor het hele stelsel: van verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, tot aansturing, toezicht en bekostiging. Van tevoren was geadviseerd de financiering van de hulp in het gedwongen kader buiten de bundeling van geldstromen voor gemeenten te laten. Het rijk sloeg die raad in de wind en maakte de gemeenten financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor álle jeugdzorg, evenals voor voldoende aanbod.
De afhankelijkheidsrelatie tussen gecertificeerde instellingen en gemeenten als inkoper pakt niet goed uit. In deze ‘botsing van verantwoordelijkheden en belangen’ ontstonden ‘discussies’ die volgens de rekenkamer vaak ten koste gingen van kinderen met zware problematiek.
Op papier lijkt alles goed geregeld, maar in de praktijk lukt het gemeenten, jeugdbeschermers en andere zorgverleners niet om hun taken en verantwoordelijkheden goed in te vullen. Partijen wachten tot de ander beweegt, of ze wijzen naar elkaar.
Minimale afspraken
De rekenkamer is van mening dat voor kinderen met een beschermingsmaatregel duidelijk moet worden waar zij minimaal op kunnen rekenen. Bij niet naleven van afspraken moet helder zijn wie daarop kan worden aangesproken. Een aanbeveling uit het rapport is ook dat gemeenten (gestandaardiseerd) gegevens verzamelen, waarmee een landelijk beeld kan worden gevormd van de kwaliteit en toegankelijkheid van de jeugdbescherming. Dat ontbrak ten tijde van de overheveling naar gemeenten bij de betrokken overheden.
Reactie bewindslieden
De bewindslieden hebben, voordat het onderzoek werd gepubliceerd, gereageerd op het rapport. Zij vertrouwen erop dat het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming en de (nog uitgebleven) Hervormingsagenda Jeugd de huidige problemen en wachtlijsten zullen oplossen. Verder wijzen ze erop dat er een wet in de maak is voor een meervoudige aanpak in het sociaal domein. Bij nieuw beleid zal voortaan een uitvoeringstoets worden uitgevoerd.
De rekenkamer heeft er vooralsnog weinig fiducie in. ‘De plannen bevatten op zichzelf goede ideeën voor verbetering, maar het is nog niet duidelijk of deze daadwerkelijk voldoende zullen zijn om een goede uitvoering van de jeugdbescherming te garanderen’, schrijft de rekenkamer. De uitwerking vergt een brede probleemanalyse en meer aandacht voor uitvoerbaarheid. ‘Er zal meer nodig zijn dan de ervaringen in proeftuinen om te komen tot doordacht beleid dat werkt in alle 42 jeugdregio’s.’
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Kwaliteit en integriteit van het beleid en de zorg voor een stabiel en veilig systeem, zijn van volstrekt ondergeschikt belang. Dat dient te stoppen.
2. Het aantal jeugdregio's (42) is organisatorisch veel te groot en kan worden verminderd.
3. De omvang van het personeelsbestand en de benodigde financiële middelen voor het totale takenpakket dienen zo goed mogelijk op elkaar te worden afgestemd.