Rechters zitten niet op Wmo-stoel gemeenten
Gemeenten worden door bestuursrechters niet in hun beleidsvrijheid rondom de Wmo beknot. Dat concludeert promovendus Eline Linthorst (EUR) na onderzoek.
Rechters fluiten gemeenten geregeld terug omdat zij de fout in zijn gegaan met een Wmo-indicatie. Ze mogen vaak hun huiswerk over doen, al beslissen rechters steeds vaker zelf hoeveel en welke ondersteuning een gemeente een inwoner moet bieden. Tot chagrijn van gemeenten.
Geen rechtsvrije ruimte
Dat chagrijn snapt promovendus Eline Linthorst, maar als gemeenten willen mopperen moeten ze dat op de wetgever doen en niet op de rechter, vindt ze. ‘Die heeft in de wet neergelegd dat de rechter moet kijken of maatwerk is geleverd in een individuele casus. Daaruit vloeit voort dat de rechter vol kan toetsen hoe de gemeente te werk is gegaan. Er bestaat geen rechtsvrije ruimte voor gemeenten.’ Op basis van onderzoek waarin ze specifiek gekeken heeft naar de juridische kant van maatwerk, concludeert Linthorst dat gemeenten door bestuursrechters niet in hun beleidsvrijheid rondom de Wmo worden beknot.
Sta-in-de-weg
Voordat ze die conclusie kon trekken, heeft ze eerst veel gemeenteambtenaren gesproken. Onder veel van hen leeft de perceptie dat de bestuursrechter een sta-in-de-weg is, vertelt Linthorst, die sinds 2017 vanuit de sectie recht en gezondheidszorg van de faculteit gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) met haar onderzoek bezig is. ‘Ze mopperen op uitspraken. Ambtenaren stellen dat ze vernieuwend willen werken, maar dat rechters hen terugfluiten. Ik wilde weten wat er van dat beeld klopt.’ Ook wilde ze achterhalen of die rechtelijke uitspraken tot ongewenste effecten leiden, zoals het niet meer aandurven om iets nieuws te proberen uit angst dat de rechter de gemeente later zal terugfluiten.
Tikken uitdelen
Linthorst nam ruim 600 uitspraken van bestuursrechters over de Wmo 2015 onder de loep. Het gaat om uitspraken die tussen 2015 en 2020 op rechtspraak.nl zijn gepubliceerd. Uit analyse van 609 uitspraken (zie kader) bleek dat de bestuursrechter, vooral in de beginjaren, veel tikken uitdeelde omdat gemeenten het onderzoek niet goed hadden uitgevoerd. ‘Van 172 uitspraken waarin de burger gelijk kreeg van de bestuursrechter in eerste aanleg, gingen er 120 over de wijze waarop het onderzoek was verricht door de gemeente.’
Willekeur voorkomen
Dat onderzoek start officieel op het moment als een burger met een hulpvraag bij de gemeente aanklopt en eindigt op het moment als de gemeente een beslissing over heeft genomen over het al dan niet toewijzen van ondersteuning, zoals huishoudelijke hulp, persoonlijke begeleiding of een woningaanpassing. Die oplossing moet maatwerk zijn. ‘De wetgever heeft in zijn Memorie van Toelichting op de Wmo 2015 gesteld dat maatwerk staat of valt bij goed onderzoek. De wetgever wil willekeur voorkomen; een gemeente moet goed kunnen uitleggen hoe zij tot een maatwerkbeslissing is gekomen. Het onderzoek moet zorgvuldig gebeuren en de vraag achter de vraag moet in kaart worden gebracht. Veel rechters zien toe op die zorgvuldigheid; waarbij ze vaak moeten constateren dat gemeenten het niet goed doen.’
Kanteling
Later ziet Linthorst een kanteling in de uitspraken. De rechter stelde aanvankelijk vooral dat het onderzoek niet goed was gedaan en dat de gemeente dit opnieuw moest doen. Gemeenten kregen een herstelmogelijkheid. Later zie je dat rechters vaker een eigen inhoudelijk oordeel vellen over de hoeveelheid en type ondersteuning die een bepaalde burger nodig heeft. ‘Rechters sluiten bijvoorbeeld aan bij de laatste gegeven indicatie.’ Vier uur huishoudelijke hulp bijvoorbeeld, of zes uur persoonlijke begeleiding.
Gewaarschuwd
Rechters gaan dus eigenlijk op de beleidsstoel van gemeenten zitten. Logisch toch dat gemeenten daarvan balen? Linthort snapt die wrevel, maar plaatst die ontwikkeling in de context van een aantal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in 2018; de hoogste bestuursrechter. In een daarvan wordt gehamerd op een goed en volgordelijk onderzoek naar de problematiek en mogelijke oplossingen. Sindsdien kijken rechters nog kritischer naar dat onderzoek, weet Linthorst. Gemeenten zijn dus ‘gewaarschuwd’ om een goed onderzoek te doen. En als ze dat niet doen en/of niet goed kunnen uitleggen waarom een bepaalde beslissing passend is voor de inwoner, gaan rechters zelf op zoek naar een passende oplossing. Ook zette de CRvB in dat jaar een streep door het resultaatgericht beschikken. Gemeenten mochten niet meer indiceren op een ‘schoon en leefbaar huis’ (resultaat), maar moeten een concreet aantal uren ondersteuning toekennen.
Ruimte binnen de wet
Terug naar de vraag waarmee Linthorst haar deelonderzoek naar de rechtszaken startte: wordt de beleidsvrijheid van gemeenten door de bestuursrechter beknot? Gemeenten moeten zich aan de wet houden. En binnen de kaders van de wet hebben gemeenten in de ogen van Linthorst echt wel ruimte om hun eigen beleidskeuzes te maken. Ook denken rechters mee met gemeenten, ziet ze in uitspraken. Inwoners die cru gezegd het onderste uit de kan willen, komen van een koude kermis thuis. ‘Een rechter oordeelt bijvoorbeeld dat een gemeente de goedkoopst adequate voorziening mag bieden. Gemeenten kunnen zeggen dat de bomen niet tot in de hemel groeien als inwoners iets willen dat het budget overstijgt, terwijl een goedkopere oplossing net zo passend is. Daar is de rechter best redelijk in.’
Tabel 1: Uitspraken Wmo 2015 (2015 tot 2021) bestuursrechter (eerste aanleg) per jaar en per uitspraak
Tabel 2: Uitspraken Wmo 2015 (2015 tot 2021) Centrale Raad van Beroep per jaar en per uitspraak
Lees het hele artikel in Binnenlands Bestuur nr. 22 van deze week
Reacties: 6
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Ik ben geen trol
Ik vraag me af, ben jij eigenlijk wel ambtenaar of gewoon een ordinaire trol?