Advertentie
sociaal / Nieuws

Armoedig beleid

De kracht van Mirjam Pools prachtige - het zij maar meteen gezegd - boek Alle dagen schuld is dat het over arme mensen gaat. Dat is uitzonderlijk.

25 januari 2008

Publicaties over armoede gaan doorgaans over getallen. Die zijn bij Pool ook wel te vinden - 680.000 huishoudens leven op of onder de armoedegrens van 105 procent van de bijstand, van wie ongeveer een derde langer dan vier jaar; het beroep op schuldhulpverlening stijgt scherp van 39.000 aanvragen in 2004 tot 46.000 in 2006 - maar de kern van haar verhaal is een zwerftocht door Almelo die haar voert langs arme mensen, hulpverleners, belangenbehartigers, vrijwilligers die zich bezighouden met charitas en de PvdA-wethouder.

 

Armoede is vaak erfelijk. Dennis Piek en Chantal Boerma komen, na wat mislukte baantjes, al jaren met hun drie kleine kinderen rond van de bijstand waar ook nog eens een flink deel op wordt ingehouden om schulden af te lossen. Ze hebben hoge schulden en krijgen elke twee weken een pakket met etenswaren van een liefdadigheidsproject. Pool gaat gedurende anderhalf jaar regelmatig op bezoek bij het stel. In de loop van de tijd leert ze Dennis' zussen Angela en Sandra kennen die ook allebei met partner en kind van een gekortwiekte uitkering leven en met schulden kampen.

 

Ze zijn gehard: ze weten wat het is om honger te hebben. Als je twee boterhammen per dag hebt, moet je die 's avonds eten, legt Angela uit. Dan heb je de hele dag iets om naar uit te kijken en bovendien slaap je slechter met honger. Hun dagelijks leven bestaat uit wachten, kleine handeltjes, confrontaties met de bureaucratie en dagdromen van een toekomst zonder geldzorgen - 'als de achterstallige huurtoeslag binnenkomt'. Ze leven zoals hun ouders leefden en hun kinderen lijkt hetzelfde lot te wachten.

 

Leefgeld

 

Ook aan de andere kant staan mensen. De medewerkers van de stadsbank regelen de schulden van hun klanten en keren het restant van de uitkering, vaak niet meer dan enkele tientjes per week, uit als 'leefgeld'. Daar gaat nog wel eens wat mee mis, meestal vanwege een plotselinge verandering van regels of een andere onvoorziene samenloop van bureaucratische omstandigheden.

 

Dan is er de sociale dienst. Sinds gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de uitkeringen staan die onder grote druk het aantal uitkeringsgerechtigden omlaag te brengen of zoals een medewerker het uitdrukt: 'Er wordt sterk gestuurd op kwantiteit, doorlooptijden, aantallen processen. Het werk dreigt daardoor te weinig te gaan om de mensen die voor hun kwaliteit van leven van ons afhankelijk zijn.' Een enkele individuele consulent onttrekt zich daaraan. Annet Frederickhuis begeleidde pas een alcoholverslaafde cliënt naar de instelling voor verslavingszorg, 'zodat hij niet tussen twee instanties in hoeft te zwemmen' en voorkomt daarmee dat de man 'een valse start' maakt. Ze is één van de weinige consulenten die nog wel eens op huisbezoek gaat. Hoewel daar 'eigenlijk geen tijd voor is'. Ze heeft dan ook een goede naam bij de clientèle, maar haar verhaal maakt tegelijk pijnlijk duidelijk wat er mis is met de instellingen: ze kennen hun klanten niet.

 

Dat merkte ook Lisette van Ewijk. Goed opgeleid, alleenstaande moeder van twee kinderen, in de bijstand beland als gevolg van een chronische ziekte. Van Ewijk krijgt elke cent waar ze recht op heeft, want ze is handig en goed gebekt. Maar onlangs verplichte een nieuwe consulente haar weer te solliciteren. Ze deed het, om aan sancties te ontkomen, en werd afgewezen als haar gebrekkige gezondheid ter sprake kwam. Ze was blij toen de consulente een andere baan vond en zij iemand trof die de haar van de vernederende verplichting onthief.

 

Zo is het boek van Pool vooral een verhaal van haperende en niet zelden verbroken verbindingen. Wat misgaat, ligt vooral aan 'de anderen'. De stadsbank kan er niets aan doen dat de Belastingdienst de huurtoeslag niet uitbetaalt. De wethouder kan het niet helpen dat mensen geen gebruik maken van de bijzondere bijstand, of dat 'Den Haag' de uitkeringen niet verhoogt. Het gevolg is dat instanties vooral disciplineren en klanten ruimte zoeken door behendig te schipperen en maatregelen te ontwijken. Intussen worden de gaten in het laatste vangnet groter en groter.

 

Tussen die twee werelden pendelt Pool op en neer. Net als Nolda Schepers, de bevlogen organisator van het boodschappenproject, het best te omschrijven als een voedselbank die aan huis bezorgt. Niet toevallig dat Pool bij haar een logeerplek vindt. Schepers heeft wel direct contact met haar klanten en weet daardoor en passant nog wel eens resultaat te boeken. Op haar voorspraak krijgt Angela met haar kind een huisje, onder voorwaarde dat haar vriend niet meegaat. Angela verhuist en vindt een baantje. Makkelijk is het leven niet, maar de eerste stap is gezet. Bij navraag wordt Pool duidelijk dat Angela een hoger inkomen had gehad als ze in de bijstand was gebleven. Zij had dan ook haar afgebroken opleiding kunnen afmaken. Maar ja, dan hadden dienst en klant elkaar moeten kennen.

 

Piet Leenders is publicist.

 

Mirjam Pool, Alle dagen schuld. Praktijkverhalen over armoede, Amsterdam, 2007, Uitgeverij Augustus, ISBN 9045701189, € 19,90.

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

W. van den Bos / Klantmanager werk
Ik vind het een erg eenzijdig verhaal. Natuurlijk is er de druk van cijfers, maar elke klantmanager kan de ruimte nemen om extra in een klant te investeren. Daarnaast is het beste middel om uit de armoede te komen nog altijd werk. Werk is ook het middel om te doorbreken dat generatie op generatie in de bijstand zit. Dat vergt een andere mentaliteit, niet uitgaan van de zieligheid maar vanuit de kracht van klanten.
Advertentie