Als je even krap zit
Wie naarstig geld nodig heeft, kan al sinds 1614 terecht bij de Stadsbank van Lening in Amsterdam. Een pandhuis, waar de krapzittende burger een lening kan krijgen op basis van een onderpand.
Meestal zijn dat waardevaste spullen als sieraden, maar de Amsterdamse Stadsbank van Lening accepteert ook gebruiksvoorwerpen als fietsen en muziekinstrumenten, zoals hiernaast is te zien. In heel Nederland zijn zo’n zestig pandhuizen actief, de meeste particulier en, anders dan de Stadsbank, met winstoogmerk. Het enige andere gemeentelijke pandhuis zit in Den Haag.
De regels waaraan pandhuizen moeten voldoen, staan in de Pandhuiswet uit 1910. Die wet is al jaren niet meer aangepast en geldt alleen voor leningen van maximaal 11,34 euro – destijds 25 gulden. De particuliere pandhuizen, die vrijwel allemaal boven die grens geld uitlenen, kunnen dus doen wat ze willen. Soms lopen de kosten voor de klant wel op tot 20 procent van het geleende bedrag.
Wildgroei
Om aan die wildgroei een einde te maken, wordt de Pandhuiswet aangepast door de staatssecretaris van Economische Zaken, Frank Heemskerk. De wet wordt op vier punten veranderd. Het drempelbedrag komt te vervallen, waardoor alle pandhuizen straks weer aan de wet moeten voldoen. Voor zowel gemeentelijke als particuliere pandhuizen gelden dan dezelfde regels. Daarnaast moet er betere informatie voor de klant komen, over bijvoorbeeld de aard van de overeenkomst (kan ik het onderpand terugkopen?) en de totale kosten.
Ook moeten de termijnen redelijker worden: veel klanten hebben moeite om hun beleende spullen binnen een maand terug te halen. En tenslotte wordt de beleenvergoeding gemaximeerd op 4,5% per maand. Komende maand wordt de wet via internet voorgelegd aan een aantal respondenten, de zogeheten consultatie.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.