We dobberen door in de jeugdzorg
Gelukkig werd de commissie geholpen doordat één van de partijen het wetboek erbij pakte. De VNG wilde de zaak hun kant op laten dobberen met artikel 108 lid 3 van de Gemeentewet. VNG-voorzitter Jan van Zanen zwaaide er in Buitenhof mee en VNG-directeur Leonard Geluk poetste het artikel regelmatig op. Op zich was dat begrijpelijk. Het bewuste artikel is de bepaling die alle andere artikelen over de financiële verhoudingen overbodig maakt. Er staat namelijk doodeenvouding: de kosten die gemeenten maken bij de uitvoering van medebewindstaken ‘worden door het rijk aan hen vergoed’.
In het civiele procesrecht heet een arbitrage waarop geen nationaal recht van toepassing is verklaard een ‘floating arbitration’. Bedrijven die geen zin hebben om bij hun vrijwillige geschilbeslechting per ongeluk onder Mexicaans vennootschapsrecht te vallen, sluiten dergelijke arbitrageclausules af. Floating ...
Afgaande op een paar verkapte verzuchtingen in de motivering moet de commissie-Van Zwol zich soms zo hebben gevoeld. Dat is begrijpelijk. Want het conflict was dan wel glashelder (de overgebleven bonnetjes van de jeugdzorg) maar op basis waarvan moesten ze dat in vredesnaam beoordelen?
Officieel zat Van Zwol een ‘commissie van wijzen’ voor. Hoewel die aanduiding nog in een enkele andere ministeriële regeling voorkomt, is de functie nergens helder omschreven. De hier bedoelde ‘wijzen’ lijken in elk geval niet dezelfde als de ‘goede mannen van redelijkheid en billijkheid’ die ze in het officiële arbitragerecht kennen. De taakomschrijving in het instellingsbesluit hielp ook niet verder. Inzet was een ‘zwaarwegend advies’ over ‘geschillen rond onderdelen die betrokken zijn bij de bestuurlijke weging en waarover Partijen niet tot overeenstemming komen.’ Zelfs de beroepsmatige kenners van de interbestuurlijke verhoudingen tasten bij zulke formuleringen in het duister. Dit is het betere floaten.
Maar de commissie-Van Zwol zat er ondertussen maar mooi mee. De Rijdende Rechter kan op televisie elke onstuimige hoorzitting stil krijgen door zijn burgerlijk wetboek erbij te pakken en gewoon voor te lezen dat een boom niet te dicht op de erfgrens mag staan tenzij daar bij Algemene Plaatselijke Verordening anders in is voorzien. Maar de hier benoemde wijzen moeten eerst maar zien uit te vogelen of zij hun wijsheid bij Salomo zouden betrekken of toch uit de boeken van Harry Potter.
Gelukkig werd de commissie geholpen doordat één van de partijen het wetboek erbij pakte. De VNG wilde de zaak hun kant op laten dobberen met artikel 108 lid 3 van de Gemeentewet. VNG-voorzitter Jan van Zanen zwaaide er in Buitenhof mee en VNG-directeur Leonard Geluk poetste het artikel regelmatig op. Op zich was dat begrijpelijk. Het bewuste artikel is de bepaling die alle andere artikelen over de financiële verhoudingen overbodig maakt. Er staat namelijk doodeenvouding: de kosten die gemeenten maken bij de uitvoering van medebewindstaken ‘worden door het rijk aan hen vergoed’.
Als dát de norm is die moet worden toegepast, dan is dit conflict snel beslecht. Niemand betwist dat de jeugdzorg medebewind is. En over de omvang van het feitelijke tekort is men het ook eens: een dikke anderhalf miljard. Dus: dokken. Maar als iets te mooi klinkt om waar te zijn, dan is het vaak niet waar. Het artikel kán niet betekenen dat er een soort ongeclausuleerd declaratiestelsel voor alle medebewindstaken geldt. Dat alle gemeenten willekeurig welke kosten ze maken voor bijvoorbeeld het organiseren van verkiezingen simpelweg in Den Haag vergoed kunnen krijgen. Het artikel heeft dan ook een keerzijde en die noteert de commissie-Van Zwol onmiddellijk: het is slechts van toepassing op de gemeentelijke activiteiten die ‘rechtstreeks de uitvoering van de Jeugdwet betreffen’.
Daar ontstaat een gevaarlijk boemerangeffect. Als de gemeenten zich op de consequentie van dit artikel kunnen beroepen, zal het rijk gaan hameren op de voorwaarden. En de grip op de uitvoering verstevigen.
In de kern ligt deze deal al in het advies van de commissie besloten. Toepassing van artikel 108 activeert een ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ om het tekort te gaan terugbrengen. Het rijk moet om te beginnen de reikwijdte van de jeugdhulpplicht objectiveren. En daarna volgt een ontwikkelagenda om de kosten structureel te beheersen. Met een stuurgroep en een onafhankelijk voorzitter die daarop toeziet en die kan opschalen naar het interbestuurlijk overleg.
Met onafhankelijke monitoring enzovoort. Zo heeft de arbitrage op de korte termijn een probleem opgelost, maar voor de langere termijn vooral duidelijk gemaakt dat de onderliggende verhoudingen nog lang uit zijn uitgekristalliseerd.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.