Minder toelatingen tot Wsnp ‘zorgwekkend’

Er zijn in 2017 8.300 schuldenaren toegelaten tot een traject in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), blijkt uit de jaarmonitor van het Bureau Wsnp. Dat is een afname van 15 procent ten opzichte van 2016. Han von den Hoff (als directeur bij de Raad voor Rechtsbijstand verantwoordelijk voor het Bureau Wsnp) maakt zich zorgen.

Stok achter de deur

Het aantal Wsnp-toewijzingen door de rechter daalt al jaren. In 2013 werden er nog 12.400 mensen toegelaten tot de Wsnp. ‘Schuldeisers gaan met een aanvraag Wsnp door de schuldenaar in het vooruitzicht vaak nog akkoord met een minnelijke schuldenregeling. Het is dus ook een soort stok achter de deur’, legt Von den Hof uit. ‘Mocht het aantal Wsnp-toewijzingen dalen terwijl het aantal mensen dat een regeling treft binnen een minnelijk traject stijgt, is dat dus niet zo erg. Het probleem is alleen dat volgens de jaarcijfers van de NVVK het aantal aanvragen voor schuldhulpverlening stijgt, terwijl wij het aantal minnelijke hulptrajecten niet zien meegroeien. Een grotere groep mensen heeft dus schuldproblemen zonder adequaat te worden geholpen. Dat vind ik zorgwekkend.’

Explosieve groei beschermingsbewind

De NVVK, waar veel schuldhulpverleners binnen de minnelijke schuldhulpverlening lid van zijn, wijst er onder meer op dat niet zomaar geconcludeerd kan worden dat meer mensen met schulden geen hulp krijgen. De groep mensen die in plaats van de Wsnp of een minnelijk traject onder beschermingsbewind komt te staan, groeit sinds 2014 explosief. Daarnaast zijn er volgens de NVVK naast beschermingsbewind en regelingen van schulden ook nog opties als budgetbeheer, -coaching en -advies.

91 procent schuldenvrij na drie jaar

Uit de jaarmonitor van Bureau Wsnp blijkt bovendien dat wettelijk traject een erg succesvolle remedie is. In 2017 was maar liefst 91% van de mensen die drie jaar daarvoor tot de Wsnp waren toegelaten schuldenvrij. Ook staat in de monitor dat het aantal verzoeken tot een dwangakkoord in 2017 ten opzichte van 2013 met 37 procent is toegenomen naar 2.526 verzoeken. Dat kan als een schuldeiser dwarsligt bij het treffen van een minnelijke schuldenregeling. De rechter kan een schuldeiser daarop in sommige gevallen alsnog dwingen akkoord te gaan met een regeling. ‘Afgezet tegen de landelijke omvang van de schuldenproblematiek vind ik het wel verbazingwekkend dat van die mogelijkheid niet vaker gebruik wordt gemaakt’, laat Von den Hoff weten. Wel noemt hij de toename ‘een goede zaak’.

Minder moratoria en voorlopige voorzieningen

Het aantal moratoria nam in 2017 af met 26 procent ten opzichte van 2016. Met een moratorium zoals in de Wsnp is vastgelegd, kan een rechter terwijl over een minnelijke regeling wordt onderhandeld voor maximaal 6 maanden verbieden dat een schuldenaar op straat wordt gezet, van nutsvoorzieningen wordt afgesloten of niet langer wordt verzekerd voor ziektekosten. Het aantal voorlopige voorzieningen is ook afgenomen. Met een voorlopige voorziening in de Wsnp kan de rechter ook verbieden dat iemand uit zijn of haar huis wordt gezet en dergelijke. Dit instrument wordt ingezet als het minnelijk traject mislukt is en een moratorium verlopen, terwijl een Wsnp-aanvraag nog loopt.