Achter-de-voordeur aanpak blijft vaak steken in goede bedoelingen
De Achter-de-voordeur aanpak bij multiprobleemgezinnen kán werken, maar dan moet er op z’n minst goed worden samengewerkt door de hulpverleninginstanties. Veelbelovende projecten dreigen te stranden in wachtlijsten en bureaucratie.
Dat blijkt uit Eerste hulp bij sociale stijging, een onderzoek van kenniscentrum Nicis. De studie werd afgelopen week gepresenteerd op de conferentie, georganiseerd door Nicis en de ministeries van Wonen Wijken en Integratie, en Jeugd en Gezin, over experimenten ‘achter de voordeur’. Huisbezoeken als middel om ernstige problemen in gezinnen op te sporen en aan te pakken, zijn sinds een aantal jaar steeds meer in zwang geraakt. Een recente inventarisatie beschrijft 33 van die projecten, variërend van basiszorg voor kinderen van verslaafde ouders in Leiden tot gezinsmanagement in Gouda om overlast en criminaliteit van jongeren te bestrijden.
De aanpak achter de voordeur, met ‘frontlijnmedewerkers’ die via huisbezoeken de problemen inventariseren en vervolgens de hulp coördineren, past in de groeiende behoefte van gemeenten, hulpverleners en beleidsmakers om slagvaardiger te werken.
Huisuitzetting
Her en der worden er goede en concrete resultaten geboekt, constateert Nicis-onderzoekster Tineke Lupi. ‘Het project Eropaf in Amsterdam is bijvoorbeeld heel effectief. Dit is een project voor schuldhulpverlening bedoeld om te voorkomen dat mensen met een huurachterstand uit hun huis worden gezet. In 85 procent van de gevallen kon de huisuitzetting worden afgewend.’
Veel Achter-de-voordeurprojecten blijven echter steken in goede bedoelingen van de frontlijnmedewerker, constateert Lupi. Als ze de eerste bezoeken hebben afgelegd en de problemen zijn geïnventariseerd, begint de hulpverlening pas echt. En dan blijkt dat in veel gevallen door wachtlijsten, bureaucratische regelgeving en gebrek aan coördinatie en samenwerking de snelle interventie geen vervolg krijgt.
Lupi: ‘Zo kwam ik een situatie tegen waarbij een frontlijnmedewerker een huishouden had opgespoord dat dringend hulp nodig had. Maar omdat de vader bekend stond als overlastpleger, werkten verschillende instanties niet mee. Terwijl je de overlast als onderdeel van de problematiek moet zien, in plaats van als reden om maar geen hulp te geven.’ Lupi waarschuwt in haar onderzoek - waarvoor ze de evaluaties van vijftien projecten heeft bestudeerd - dat gemeenten niet lichtvaardig een Achter-de-voordeurproject moeten starten. ‘Het moet het begin zijn van hulpverlening, niet een doel op zich.
Daarom: bezint eer ge begint.’ Lupi somt enkele voorwaarden voor succes op: de reguliere hulpverlening moet op orde zijn, er moeten voldoende en goede medewerkers beschikbaar zijn, en er zijn een werkbare overlegstructuur en goede gezamenlijke registratie nodig. Lupi: ‘Aan dat laatste ontbreekt het erg vaak. Bij geslaagde projecten zie je dat er in de voorfase een goede afstemming is geweest tussen alle betrokken instanties.’
Ze waarschuwt ook voor ongeduld. ‘Achter-de-voordeur kost tijd en moeite. Bij een gezin waar sprake is van werkloosheid, schulden en verslaving, kun je niet verwachten dat na een jaar iedereen vrolijk, gezond en schuldenvrij aan het werk is. Het is een kwestie van lange adem. ’
Persoonlijk
De stroefheid van het systeem kan volgens Lupi verholpen worden door een persoonlijkere benadering, waarbij de vraag van de cliënt voorop staat. ‘Procedures en protocollen, hoe belangrijk ook, lijken soms een doel op zich geworden. De hulpverlener moet een autonomere positie krijgen, zodat hij indien nodig buiten de kaders kan treden. Langzaam gaat het al die richting op, gelukkig. Je ziet dat hulpverleners van instellingen elkaar opzoeken omdat ze elkaar persoonlijk kennen. Hoewel de wil tot samenwerken er wel is, zijn instanties in dit stadium nog altijd meer met elkaar bezig, meer met onderlinge verdeling van taken en bevoegdheden, dan met een doelgerichte samenwerking ten gunste van de cliënt.’
Inzicht in de langetermijneffecten van Achter-de-voordeurprojecten is er niet, omdat die nooit zijn onderzocht. Lupi constateert dat voor duurzame effecten van interventies bij multiprobleemgezinnen nauwelijks aandacht is. ‘Vaak gaat het om tijdelijke projecten. Als de looptijd voorbij is, begint men weer aan een nieuw project. Er wordt geen onderzoek naar de resultaten op langere termijn verricht.’ Zo kan het gebeuren dat zelfs bij een succesvol project als Eropaf veel cliënten op den duur terugvallen in dezelfde situatie.
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
De zgh. hulpverlening is niets anders dan werkverschaffing door afleggen van huisbezoekjes en keukentafelgesprekken.
Gezinsvoogden behoeve inderdaad niets anders te doen dan te signaleren wat er aan de hand is binnen een gezin en dan e telefoon te grijpen en door te geven aan de 'echte' hulpverleners om in te grijpen of daadwerkelijk hulp te verlenen.
Zelfs die telefonische hulpdienst krijgt men bij BJZ niet op orde (zie dood meisje Savanna), dus hebben we te maken met een erg dure vorm van bureaucratie die niets oplevert.
Het wachten is op iemand die hieraan per direct een einde maakt.