Aanpak voortijdig schoolverlaten stokt
De strijd tegen voortijdig schoolverlaten leek aanvankelijk succesvol. Maar de aanpak van schooluitval begint te haperen, vooral in het vmbo en het voortgezet speciaal onderwijs. Jaarlijks gooien ruim 53.000 scholieren het bijltje erbij neer.
Het lukt slecht het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. Vorig jaar stopten ruim 53.000 leerlingen met hun opleiding zonder dat ze een startkwalificatie op zak hadden: minimaal een mbo-diploma. Dat is bijna net zoveel als het jaar daarvoor, toen ongeveer 54.000 scholieren voortijdig het bijltje erbij neer gooiden. Dat blijkt uit Het Onderwijsverslag van de Inspectie van het Onderwijs, dat deze week verscheen.
Voor het kabinet is het terugdringen van voortijdig schoolverlaten (vsv) één van de prioriteiten. In 2012 moet het aantal vsv'ers zijn teruggebracht tot maximaal 35.000 per jaar. Desondanks concludeert de inspectie dat er maar weinig schot zit in maatregelen tegen het schoolverlaten: 'Op alle fronten zijn verbeteringen mogelijk en noodzakelijk.' De laatste paar jaar liep het aantal schoolverlaters terug, maar nu komt de klad er in. En dat ligt voor een groot deel aan de scholen. Vooral in het vmbo en het voortgezet speciaal onderwijs (vso), scholen waar juist de meeste leerlingen eerder stoppen, is de aandacht voor maatregelen verslapt.
'Het is zorgwekkend dat preventieve activiteiten, waar een potentiële schoolverlater zelf direct iets van merkt en die waarschijnlijk daardoor ook het meest effectief zijn, zoals het intensiveren van de begeleiding, minder aandacht krijgen. Scholen laten hierdoor kansen op preventie van voortijdig schoolverlaten liggen', staat in het verslag. Met name op het vso gaat het slecht. Het aantal scholen dat exitgesprekken voert met leerlingen, contact houdt met schoolverlaters, ouders mobiliseert of de begeleiding intensiveert neemt daar juist sterk af.
De belangenvereniging van het speciaal onderwijs, de WEC-raad, zet vraagtekens bij de kritiek. Beleidsadviseur Aleid Schipper vraagt zich af in hoeverre de cijfers representatief zijn. 'Het is niet bekend hoe groot het voortijdig schoolverlaten in het speciaal onderwijs is.' Bovendien is het niet eerlijk het vso te vergelijken met de rest, betoogt ze: 'Het is, gezien de doelgroep, niet standaard gericht op het behalen van een startkwalificatie. Dat is niet voor al onze leerlingen weggelegd.'
Spijbelen
Ook het meldgedrag van scholen van spijbelen en voortijdig schoolverlaten schiet tekort volgens de Inspectie. Er wordt wel gemeld, maar het is vaak niet consequent, niet op tijd en niet volledig. Meldingen hebben vaak een puur administratief karakter, wat het voor de ambtenaar lastiger maakt actie te ondernemen. Ingewikkelde regelgeving en systemen zijn daar debet aan.
Het ministerie van Onderwijs heeft al toegezegd de regels te willen vereenvoudigen en deze week is bekend gemaakt dat het melden van spijbelen en schoolverlaten eenvoudiger wordt gemaakt voor de scholen (zie kader) - maatregelen die de inspectie toejuicht. Maar de leerplichtambtenaren en de ambtenaren die zich bezighouden met vsv werken niet goed genoeg. Zij vergeten terug te koppelen aan de scholen, zodat die twijfelen aan het nut van melden.
Spijbelmelding zonder ambtenaar 'dood in de pot'
Het is goed dat het scholen gemakkelijker wordt gemaakt om spijbelen door leerlingen te melden. Maar het helpt alleen als er dan ook genoeg leerplichtambtenaren zijn om op die meldingen actie te ondernemen. Dat zegt directeur Pieter Schoenmaker van de vereniging voor leerplichtambtenaren, Ingrado.
Deze week werd bekend dat er één digitaal loket komt waar scholen verzuim kunnen melden. Op een website van de Informatie BeheerGroep (IBG) kunnen de scholen inloggen en daar de gegevens invoeren. De IBG zorgt vervolgens dat die gegevens bij de juiste ambtenaar terecht komen. Nu moeten scholen nog voor iedere leerling zelf opzoeken in welke gemeente deze woont en dan contact opnemen met de ambtenaar. Een omslachtige procedure, zeker voor grote regionale scholen als ROC's, die soms leerlingen uit tientallen verschillende gemeenten binnen de poorten hebben. Verzuim wordt dan ook vaak niet gemeld, of pas als het al lang gaande is.
Het registratiesysteem op zich is dan ook een goede zaak, vindt Schoenmaker: 'Voor scholen is de administratieve last absoluut verminderd, dat onderschrijf ik. Het aanpakken van spijbelen begint ermee dat scholen melden, en met dit digitaal loket verdwijnt een belangrijk excuus voor ze om dat maar niet te doen.' Hij wijst er wel op dat uit de pilots met het systeem, die werden gehouden in negen steden, al wel bleek dat het aantal meldingen nagenoeg verdubbelde.
'Dit was een relatief beperkte steekproef, dus zo hard zal het niet per se gaan, maar dat het aantal meldingen zal stijgen, dat is zeker. Het is dan de dood in de pot als nu niet ingezet wordt op genoeg leerplichtambtenaren. Bij de presentatie van het systeem werd door staatssecretaris van Onderwijs Marja van Bijsterveldt gezegd dat gemeenten dan wel wat met die nieuwe meldingen moeten doen. Maar ja, dan moet je wel zorgen dat die ambtenaren er zijn.'
Uit onderzoek van bureau Regioplan van anderhalf jaar geleden bleek dat er in veel gemeenten een tekort is aan leerplichtambtenaren. In kleinere gemeenten is het vaak een parttime functie. Ook zijn er grote verschillen tussen gemeenten in het aantal leerplichtigen per ambtenaar. De invoering van het verzuimloket begint in Groningen, maar het is de bedoeling dat binnen een jaar alle scholen op het digitale loket zijn aangesloten.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.