Veiligheidsregio’s kachelen door
In het land wordt laconiek gereageerd op de vertraging die de Wet Veiligheidsregio’s oploopt. Bij een ramp is de wettelijke basis wel het laatste waar bestuurders van wakker liggen.
Jan Lonink heeft als bestuurslid van het Veiligheidsberaad, waarin de voorzitters van de Veiligheidsregio’s zitten, net nog een gesprek met minister Ter Horst gehad. Daarin heeft ze nog eens benadrukt dat - wat haar betreft - 1 januari 2010 de invoeringsdatum blijft. Lonink: ‘Ze wil maximale druk op het proces houden. Maar de Eerste Kamer heeft nog zoveel vragen, dat gaat niet lukken.’
Terwijl in de Veiligheidsregio’s wordt toegeleefd naar de finale afwikkeling, stagneert in Den Haag het wetgevingsproces. Het wetsvoorstel is naar de Eerste Kamer, maar de bestuurlijke specialisten zijn nog niet klaar voor behandeling. De senatoren willen nog veel weten. Vooral wie de leiding heeft bij regionale calamiteiten. Ook is er grote twijfel over de democratische controle (zie artikel hiernaast). En is er onduidelijkheid over de brandweerkorpsen. In acht regio’s wordt één korps gevormd, zes overwegen samenvoeging en in elf regio’s houden ze gemeentelijke korpsen.
De minister heeft - terwijl de Eerste Kamer met het voorstel worstelt - een aantal wijzigingsvoorstellen naar de Tweede Kamer gestuurd. De senatoren hebben haar daarover een boze brief gestuurd. Ter Horst antwoordt nu dat wijzigingen apart behandeld kunnen worden. Ondertussen zijn de vijfentwintig regio’s bezig met de vorming van één organisatie waarin politie, brandweer en geneeskundige hulpverleners samenwerken. Sommige zijn vrijwel klaar, zoals Rotterdam-Rijnmond. Lonink: ‘Andere zijn nog bezig de zelfstandige brandweerkorpsen tot één regionale te smeden.’
Wie het geheel nu overziet, kan vaststellen dat de negentien regio’s die een convenant met Ter Horst hebben gesloten, voorop lopen. De rest moet zien aan te haken bij deze kopgroep. ‘Dat heb je als je zo’n reorganisatie op basis van vrijwilligheid tot stand probeert te brengen’, zegt Lonink. Hij is burgemeester van Terneuzen en vindt het geen bezwaar dat de regio’s verschillende accenten leggen. In Zeeland spelen andere veiligheidsvragen dan in Utrecht. ‘Wij hebben hier omvangrijke risicogebieden zoals de Rijnmond, de kerncentrale Borssele en de zware scheepvaart.’ Organisatorisch staat alles aardig op de rails in Zeeland. In Middelburg staat het kantoor van de veiligheidsregio waar één directeur in huist en alle diensten inzitten, inclusief de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR).
Vaart
Op het hoofdkantoor van de Veiligheidsregio’s in Den Haag, wordt de focus ook meer gericht op het ‘aflakken’ van de organisatie, dan op de afhandeling van de wetgeving. Directeur Winrie de Boer vindt het toch jammer dat de wet 1 januari niet haalt. Dan was ook op dat terrein de vaart erin gehouden. Er kunnen daardoor ‘rare’ situaties voordoen.
Als zich in een regio een crisis voordoet en alles daar nog niet op orde, moet op de ‘oude’ manier gereageerd worden. De meeste hebben al een coördinerend burgemeester, maar er zijn er ook waar de commissaris van de koningin nog een rol speelt. En die is nu juist in de nieuwe wet op afstand gezet. Volgens het voorstel heeft bij een lokale calamiteit de burgemeester het gezag over de hulpverlening, bij regionale rampen neemt de voorzitter van de Veiligheidsregio het heft in handen. De commissaris is min of meer een buitenstaander die een richtlijn uitvaardigen als er iets mis is in de organisatie.
De Boer schat dat twintig van de vijfentwintig regio’s de boel aardig op orde hebben. ‘Die hebben bijvoorbeeld al een centraal kantoor waar de Veiligheidsregio in zit.’ Sommige hebben een ‘virtueel centrum’ ingericht, een website. Haar kantoor zet de voorgenomen plannen gewoon door. Zo gaat het hoofdkwartier van het Veiligheidsberaad van Den Haag naar Schaarsbergen, waar al het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) zit.
Regionaal commandant Limburg-Noord, Sjoerd van de Schuit, is het met De Jong eens: ‘We trekken ons van zo’n tijdstip niet veel aan. Het gaat er bij ons om de kwaliteit van onze diensten op het vereiste niveau te brengen.’ Veel inspanning heeft het gekost om de besturen – de gemeenten – er van te overtuigen dat ze bijvoorbeeld ‘hun brandweer‘ voor een deel moeten onderbrengen in het grotere geheel van de regio. Dat is nu vrijwel rond. De commandant: ‘De zorg dat vrijwilligers zich niet meer herkennen in een veel grotere organisatie is niet terecht.’
Het heeft tijd gekost alle betrokkenen te overtuigen dat de techniek voor een klein brandweerkorps met veel vrijwilligers niet meer bij te houden is. De vraag naar meer training, aanvullende technische kennis en specialistische kwaliteiten, zullen alleen maar toenemen. ‘Wij hebben er – gezien de samenstelling van onze regio – voor gekozen stapsgewijs tot een invulling te komen. Andere konden het met één klap realiseren.’
Peter van Zunderd is directeur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Het kostte hem de nodige moeite alle 26 gemeenten, politie, brandweer en GHOR op één lijn te brengen. ‘Bij de politie was dat gemakkelijker. Die wordt gefinancierd vanuit een doeluitkering. De geldstroom voor de brandweer blijft lopen via de gemeenten. Dat maakt het niet eenvoudiger. Ook niet in de toekomst’, vreest Van Zunderd.
Regio Midden-West-Brabant ligt goed op koers. Heeft het nog effect dat er per 1 januari geen wet onder die organisatie ligt? Van Zunderd: ‘Onze grote opdracht is een zo efficiënt mogelijke organisatie neerzetten. We gaan gewoon verder, met of zonder wet.’
Mijn idee: Eerst boeien dan binden. De wet is ervoor om gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen en niet andersom.
Succes met het verder uitbouwen van de Veiligheidregio's (en het totstandbrengen van de wet!).
Vriendelijke groet,
Hans Zomer
Aestas Overheid B.V.