Tijdelijk vrijgesteld
B en W kunnen voor vijf jaar een vrijstelling van het bestemmingsplan verlenen, maar moeten daarbij wel concreet kunnen aantonen dat de tijdelijkheid gewaarborgd is. Een huurovereenkomst voor bepaalde tijd en de intentie het bedrijf binnen vijf jaar te verplaatsen, zijn daarvoor onvoldoende.
In 1923 begon de grootvader van Johan Post een transportbedrijf in Harderwijk. Tegenwoordig recyclet het bedrijf ook afval en levert het beton en andere bouwstoffen. Het bedrijf heeft 75 voertuigen en die passen niet allemaal op het terrein aan de Harderwijkseweg. Daarom staan B en W het bedrijf toe het stuk grond te gebruiken dat braak ligt naast de vestiging en een agrarische bestemming heeft.
Het college verleent eerst een tijdelijke vrijstelling voor een stuk van 3000 m². In het verlengde daarvan ligt een stuk grond van 9000 m². Ook daarvoor verleent het college - in oktober 2006 - een tijdelijke vrijstelling, op grond van artikel 17 van de (oude) Wet op de ruimtelijke ordening. Post mag er tot ultimo 2010 vrachtwagens en opleggers stallen.
Deze vrijstelling stuit op verzet van de bewoners van de recreatiewoningen in het Ceintuurbaanpark, dat tegen het braakliggende terrein aan ligt. Ze zijn er niet alleen ongelukkig mee dat zij moeten uitkijken op een aarden wal vol onkruid. Het geluid van af- en aanrijden en laden en lossen komt nu wel erg dichtbij. En dat is ook op zaterdag te horen.
De eigenaren gaan in beroep tegen de tweede vrijstelling en voeren daarbij aan dat de tijdelijkheid niet is gewaarborgd. De rechtbank Zutphen is het met de bewoners eens dat de huurovereenkomst tot 31 december 2010 niet garandeert dat Post na vijf jaar vertrokken zal zijn.
Tegen deze uitspraak gaan B en W tevergeefs in hoger beroep. De Raad van State herhaalt wat hij al eerder heeft gezegd: de enkele omstandigheid dat een vrijstelling voor een maximaal aantal jaren is verleend, is op zichzelf geen garantie dat het gebruik van de grond niet langer dan vijf jaar zal duren.
Voor die zekerheid zijn er concrete, objectieve gegevens nodig. En op het moment dat B en W de vrijstelling verleenden, ontbraken die. Het college is pas in hoger beroep op de proppen gekomen met een intentie- c.q. onderhandelingsovereenkomst, waaruit blijkt dat het de bedoeling is Post te verplaatsen naar een nieuw regionaal bedrijventerrein.
B en W waren dus in ieder geval te laat. Of de Raad van State de verplaatsingsintentie concreet genoeg vindt, valt niet met zekerheid uit de uitspraak af te leiden. Wethouder Pieter Teeninga: ‘Je moet de tijdelijkheid dus heel goed onderbouwen. Maar welke garantie wil de rechter nu hebben? Op deze manier wordt het instrument van de tijdelijke vrijstelling wel een heel klein trechtertje.’
B en W hebben zich deze week gebogen over een nieuw besluit. Volgens advocaat Quita Kuiper loopt er al een procedure over de weigering om handhavend op te treden.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.