Sturen vanuit visie of vanwege draagvlak?
Godfried Bomans schreef ooit een sprookje dat ‘de Waaiman’ heet. De Waaiman vliegt hoog boven de wolken en heeft plezier in zijn leven. Hij draagt over zijn schouder een zak en daar zitten alle winden in: de frisse westenwind, de kille noordenwind, de sombere oostenwind en de zachte zuidenwind. De Waaiman doet zijn werk met plezier.
Op een dag besluit hij eens te gaan horen of de mensen tevreden zijn. In een herberg treft hij boeren. Die klagen dat het te warm is met die zoele zuidenwind: de oogst verschroeit op de velden. De Waaiman schrikt en zorgt snel voor een westenwind met wolken en regen. Desgevraagd zeggen de mensen dat ze de hele week hebben gewerkt en op zondag willen uitgaan. Dat wordt verpest door de regen. Dan maar geen wind, denkt de Waaiman.
Nu vraagt hij een molenaar wat hij ervan vindt. Deze klaagt dat de wieken stilstaan en hij dus geen inkomen heeft. Gevraagd welke wind hij wenst, kiest de molenaar voor de oostenwind. En dus komt er een krachtige storm uit het oosten. Hoopvol gaat de Waaiman weer naar de aarde in de hoop enkel blijde gezichten te zien. De eerste die hij tegenkomt is een huilende vrouw. Haar man en zoon zitten op zee en als deze wind blijft, zullen ze met man en muis vergaan.
Opnieuw komt de Waaiman in actie. Hij zorgt voor een noordenwind. De wateren bevriezen en de wereld sneeuwt dicht. Maar weer is niemand tevreden. De mensen klagen nu over honger en kou. De Waaiman geeft het op. Hij vliegt weg en huilt bittere tranen, die op de aarde vallen. Daar vraagt een meisje aan haar moeder wat dat is. Volgens de moeder is het de meiregen.
Het wordt lente en de wind is zo zoel alsof er een engel voorbij komt. Zij zijn gelukkig en overal halen de mensen verlicht adem en verheugen zich. De Waaiman merkt er niets van. Hij vliegt eenzaam verder. Tranen van spijt stromen over zijn gezicht naar omlaag. Hij huilt omdat hij geen geluk kon brengen. Maar waar hij komt, daar brengt hij het.
Ik las het sprookje weer in de zomervakantie. Het deed me zo aan intensieve veehouderijen en windmolens denken. Een lekker karbonaadje op het bord, maar hoe zit het dan met luchtkwaliteit, fijn stof, stank en ammoniak? En wie moet welke tol betalen? Meer windenergie, natuurlijk: maar hoe moet dat dan met weidevogels, vleermuizen, gevoelige oren en laagvliegende helikopterpiloten?
In september starten de gemeenteraden weer. Nederland heeft bovendien de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 voor de boeg. De lokale kiezer mag zich uitspreken. Zal het raadslid dat zijn oor te luisteren legt tevredenheid oogsten? Wie durft in onze complexe samenleving met aldoor kwetterende sociale media nog te besturen? De beste stuurlui staan immers nog steeds aan de kant.
De Omgevingswet komt eraan. De stukken rondom de wet ademen de hoop dat bij een vroege participatie de burgers elkaar zullen vinden. Initiatiefnemers zullen de doelstellingen van de wet verinnerlijken en alleen dat aanvragen wat bij de gezamenlijke doelen past. Overheid en samenleving gaan in vertrouwen hand in hand de fysieke leefomgeving aanpakken. Met minder regels en procedures komen we er samen uit wat goed is voor de fysieke leefomgeving. Een sprookje? Bomans sprookje beschrijft dat het niet te doen is om bij uiteenlopende belangen iedereen tevreden te stellen en ieders nadeel te voorkomen.
Persoonlijk vind ik burgerparticipatie in een vroeg stadium wel een plicht van iedere bestuurder. Of het nu om een visie, een plan of een concreet besluit gaat. Dan gaat het wat mij betreft niet om burgerparticipatie voor de vorm, maar om het daadwerkelijk openstaan voor en serieus nemen van aangedragen ideeën. Waarom? Omdat het betere besluiten oplevert en rechtvaardigt dat eigendom wordt aangetast zonder dat er planschade hoeft te worden betaald. Maar dat is wat anders dan iedereen tevreden stellen en alle nadeel voorkomen. Dat lukt zelfs in een sprookje niet.
Besturen is keuzes maken. En dat is lastig. Daarom, gemeenteraadsleden van Nederland, maak werk van de Omgevingsvisie en het proces daarbij. Zet een koers uit. Ga een beleidscyclus aan met een college dat zich bij het nemen van concrete besluiten ook aan de visie gebonden acht. Ga monitoren en evalueren. Hou politiek tussentijds de vinger aan de pols en stel de visie bij als dat nodig is. En collegeleden en ambtenaren: blijf verre van cliëntelisme omwille van draagvlak en hou de rug recht bij flexibiliteit.
Sturen vanuit visie én draagvlak bevorderen. Dat is helemaal 2018. Zelfs al komt de Omgevingswet er pas in 2020 of later. U kunt er komende september al mee beginnen.
Trees van der Schoot
Lees hier de eerdere columns van Trees van der Schoot
De omgevingswet stelt juist voor dat gemeenteraadsleden uit hun vergaderzaal komen, en met burgers in gesprek gaan.
Probeer andere vormen van participatie.
Zoals de gemeente kavels bouwgrond verkoopt aan burgers, zo kan ze ook een heel windpark PLAN, laten verkopen in kavels KOOP-windpark.
De voorverkoop maakt het draagvlak zichtbaar.
De gemeente en raad zorgt voor zekerheid voor de inwoners.
Samen met inwoners een windpark laten bouwen, en samen zorgen dat alle inwones de kans krijgen om straks hun eigen stroom op te wekken, voor de kostprijs, want ze zijn eigenaar. Voordeel 85 EUR per maand, gemiddeld over de komende 20 jaar.
Dat soort andere participatie is waar de omgevingswet naar streeft.
Met de huidige aanpak stroomt de winst van het windpark en de subsidiekosten van de huishoudens naar de bank en een paar investeerders.
Vaak met een cooperatie als excuus truus.
Met de verkoop van kavels windpark aan huishoudens, stroomt alle voordeel naar die huishoudens.
De gemeente maakt dit mogelijk, als lokale marktmeester, de bestaande belangen gaan dit niet doen.