Stadsergonomie
Gehandicapten komen overal nog tal van obstakels tegen. Veel steden beloven beterschap. Utrecht voert intensief overleg met belangenorganisaties, Den Haag laat een architect alle bouwplannen beoordelen en Amsterdam heeft sinds enkele maanden een stadsergonoom.
In de nieuwe Amsterdamse wijk IJburg, ‘wijk zonder scheidslijnen’, staan zogenoemde rolstoeltoegankelijke woningen leeg, terwijl er juist wachtlijsten voor bestaan. De klacht is dat ze te ver van winkels en tramhaltes liggen en dat de plateauliften die toegang tot de woningen verschaffen, vaak kapot zijn. Ook zijn de meeste tramhaltes niet toegankelijk, ontbreken opritten bij trottoirs en zijn er veel woningen met trapjes bij de voordeur. ‘Zelfs de apotheek kun je nauwelijks in’, zegt een woordvoerster van Samenwerkende Gehandicaptenorganisaties Amsterdam (SGOA).
Werken aan de toegankelijkheid van nieuwe stadswijken lijkt gemakkelijk. Gemeenten en projectontwikkelaars kunnen er immers vanaf het begin rekening mee houden. Dat valt in de praktijk tegen, blijkt ook in Utrecht. ‘We zitten op één lijn met de gemeente, maar bij de oplevering van Leidsche Rijn bleken toch veel geleidelijnen en andere voorzieningen te ontbreken’, zegt Hans Gorissen, medewerker toegankelijkheid, mobiliteit en wonen van het Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht (Solgu).
De aanleg van de wijk Leidsche Rijn bij Utrecht was voor de gemeente aanleiding met belangenorganisaties samen te werken. Het Solgu is er sinds 1995 bij betrokken. In 2005 sloten gemeente, ouderen- en gehandicaptenorganisaties een convenant af over de toegankelijkheid van de openbare ruimte.
‘De aanleg van een nieuwe wijk is een gecompliceerd proces’, zegt Gorissen. ‘Mensen met een beperking vormen slechts één van de groepen gebruikers, en de auto gaat meestal voor. We moeten de plannen en inrichting steeds bijstellen.’ Een toekomstig ‘obstakel’ is het deel van de wijk dat met een overkoepeling over de A2 heen wordt gebouwd. Er zit acht meter hoogteverschil tussen maaiveld en overkapping. Gorissen: ‘Hier moet de gemeente heel creatief zijn om haar belofte van toegankelijkheid waar te maken.’
Projectleider Willem Jagersma van de Chronisch zieken en Gehandicapten (CG) Raad, die zich sinds jaar en dag beijvert voor toegankelijkheid, is van mening dat er ‘meer fout dan goed’ gaat in gemeenten. Of het nu gaat om stoepen, gebouwen of voorzieningen: ze zijn ‘onvoldoende of helemaal niet’ toegankelijk voor mensen met een beperking. ‘Zelfs raadszalen zijn niet overal bereikbaar voor mensen die slecht ter been zijn. Toegankelijke bouwprojecten zijn nog steeds zeldzaam.’
Onwillig
Toegankelijk bouwen is wettelijk vastgelegd in het Bouwbesluit. Er zijn gemeentelijke voorschriften, checklists, toegankelijkheidssites en er is een jaarlijkse Week van de Toegankelijkheid. Technische ondersteuning is te vinden bij verschillende organisaties, er is een Handboek en een Almanak Toegankelijkheid. Bovendien is er sinds 2007 de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de wet die mensen met een handicap ‘compensatie van hun beperking’ belooft om de beoogde zelfredzaamheid te bereiken.
Waarom gaat er toch zoveel mis en hoe kan het beter? Het probleem ligt volgens Jagersma zowel bij het ontwerp en de planning als bij de uitvoering en het toezicht. ‘Beslissers zijn niet zozeer onwillig, maar hun kennis is beperkt. In het Bouwbesluit is ook niet ingevuld wat toegankelijkheid is. Soms is toegankelijkheid een sluitpost of zijn regels onderling tegenstrijdig, zoals die voor toegankelijkheid en veiligheid.’
De projectleider van de CG Raad ziet wel een omslag, om economische redenen. ‘Niet alleen gehandicapten worden uitgesloten als gebouwen, buitenruimten en voorzieningen niet toegankelijk zijn, ook groeiende groepen ouderen. Echter: een deel van de ouderen heeft veel geld te besteden, overheden en particulieren zien omzet.’ Jagersma adviseert gemeenten bij toegankelijkheid uit te gaan van een brede doelgroep. Ook vindt hij dat overheden met hún gebouwen in ieder geval het goede voorbeeld moeten geven.
Bouwproces
Utrecht wil dat wel, het goede voorbeeld geven. De gemeente timmert sinds 2007 aan de weg met Agenda 22. Dat is een programma geënt op de 22 regels van de Verenigde Naties voor gelijke rechten van gehandicapten, dat lokale overheden aanspoort op alle gemeentelijke beleidsterreinen rekening te houden met handicaps.
‘Bij Leidsche Rijn hebben gemeente en belangenorganisaties samen vastgesteld dat het om ditjes en datjes in de uitvoering gaat. Het ontwerp was goed’, zegt Ien van der Waal-Krijbolder, projectleider Agenda 22. Haar taak is alle ambtelijke afdelingen te doordringen van de gevolgen van hun beleid voor mensen met een motorische, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking. Ze houdt ambtenaren voor dat zij het hele bouwproces bovenop het onderwerp toegankelijkheid moeten zitten.
‘Elk team, verantwoordelijk voor een deel van het traject, moet oplossingen zoeken voor de problemen die het tegenkomt’, zegt Van der Waal-Krijbolder. De bouwmanager van de dienst Stadsontwikkeling begeleidt het hele proces. ‘Hij zorgt dat de eisen voor toegankelijkheid tussen de oren komen, worden geïntegreerd in werkprocessen en constant bewaakt’, vult Frans Weijburg aan. Hij is bij Agenda 22 betrokken als beleidsmedewerker welzijn.
Ontoegankelijke ‘oudbouw’ wordt eveneens aangepast, vertelt Weijburg: ‘We lieten 171 openbare gebouwen met een publieke functie inventariseren die geheel of gedeeltelijk ontoegankelijk zijn voor mensen met beperkingen en beginnen nu met het aanpassen van de eerste 24 gebouwen.’
Solgu-medewerker Gorissen is te spreken over Utrecht, maar zou minder afhankelijk willen zijn van de goede wil van de gemeente. ‘Vroeger moesten we om aandacht voor toegankelijkheid vechten, nu hebben we een luisterend oor. Maar eigenlijk moeten onze eisen dezelfde status hebben als die voor brandveiligheid.’
Stadsergonoom Slechts 65 procent van de tussen 1998 en 2004 goedgekeurde nieuwbouwplannen in Amsterdam voldoet op papier aan alle wettelijke voorschriften voor toegankelijkheid, bleek uit een onderzoek dat SGOA in 2005 uitvoerde. Een steekproef onder de uitgevoerde projecten maakte duidelijk dat de score in de praktijk nog lager uitviel.
Volgens de onderzoeker was sprake van onvoldoende politieke aansturing en gebrekkige controle van Bouw- en Woningtoezicht. ‘Een plan wordt nooit om ontoegankelijkheid afgewezen’, zei een ambtenaar tegen de onderzoeker. Ook de nieuwe Openbare Bibliotheek, die mooi staat te wezen aan het Amsterdamse Oosterdok, bleek bij de oplevering slecht toegankelijk voor mensen met een handicap.
Om dit soort problemen te voorkomen heeft Amsterdam sinds begin dit jaar een stadsergonoom, die is ondergebracht bij de stedelijke Dienst Ruimtelijke Ordening: Ad van der Stok. Hij gaat het gemeentebestuur adviseren over de toegankelijkheid van nieuwe openbare gebouwen, stadsvervoer en openbare ruimte.
Wat de inrichting van de openbare ruimte betreft is zijn positie vooralsnog onduidelijk. De zeggenschap daarover berust namelijk niet bij de centrale stad, waar hij in dienst is, maar bij de afzonderlijke stadsdeelbesturen. Zo ook het beheer van de openbare ruimte in IJburg, dat valt onder stadsdeel Zeeburg.
Van der Stok brengt daarom eerst voor de stad als geheel in kaart wie waarvoor verantwoordelijk is en welke problemen structureel zijn. ‘Bij de toegankelijkheid van de openbare ruimte zijn honderden mensen van gemeente en stadsdelen betrokken.’ Zijn de problemen in IJburg en met de bibliotheek ‘kinderziekten’, zoals de stadsergonoom vermoedt, of is er een structureel probleem? De stadsergonoom reageert afhoudend op onze vragen, hij wil nog niemand voor het hoofd stoten.
Overtuigingskracht
Den Haag heeft al heel lang een soort stadsergonoom, maar die heet daar coördinator toegankelijkheid. Robert de Kloe, opgeleid als architect en specialist in toegankelijk bouwen, is met zijn afdeling ondergebracht bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling.
De afdeling krijgt de bouw- en inrichtingsplannen van de hele stad onder ogen en die hebben ‘bijna allemaal kleine of grotere tekortkomingen’, zegt De Kloe. ‘Veel ontwerpers vinden toegankelijkheidseisen al gauw onzin.’ En opdrachtgevers, toezichthouders en anderen moeten constant bij de les worden gehouden. Maar De Kloe laat ons zien waar technische kennis, overtuigingskracht, eindeloos overleg, aandringen en soms ‘zachte dwang’ toe kunnen leiden.
De tram en ook de halte voor de deur van het stadhuis op het Haagse Spui zijn niet toegankelijk voor mensen met een motorische of zintuiglijke handicap, maar de RandstadRail die eronder loopt wél. Het ondergrondse station is goed en veilig bereikbaar. Voor slechtziende en blinde reizigers zijn er overal ribbels en geleidelijnen en voor mensen met een auditieve beperking is er reisinformatie op displays.
Rolstoelgebruikers kunnen met de lift naar beneden en zo de gelijkvloerse en goed op het perron aansluitende voertuigen inrijden. De bedoeling is de ontoegankelijke oude trams, die ook nog over de rails rijden, de komende tien jaar allemaal te vervangen door rijtuigen met een lage instap. De lightrailverbinding kende veel startproblemen, maar kan wat toegankelijkheid betreft nu model staan.
Ook het stadhuis/bibliotheekcomplex is voorzien van vele gemakken voor mensen met een beperking. Alle gangen, deuropeningen, liften en terrassen zijn breed en toegankelijk voor rolstoelen.
Overal in het gebouw zijn invalidentoiletten en andere gemarkeerde voorzieningen, zowel voor bezoekers als voor personeel. Een deel van de infobalie in de hal is verlaagd, evenals bedieningspanelen, chipautomaten en een openbare telefoon. Voor zintuiglijke handicaps zijn er geleide- en ringlijnen. De gemeente ontving voor het stadhuis van de CG Raad een ITS-keurmerk, een blauw rolstoelsymbool op de gevel bij de entree.
Wensen
Voorall, de belangenorganisatie voor Hagenaars met een beperking, kan ‘goed door één deur’ met de gemeente, zegt medewerker Jaap Trouw. ‘Er blijft echter nog genoeg te wensen over. Op veel straathoeken is de trottoirband aan één kant verlaagd, maar die aan de overkant niet. Er zijn mooie gehandicaptenparkeerplaatsen maar geen verlaagde band in de buurt om vervolgens met je rolstoel of scootmobiel de stoep op te komen. Als de straat is opgebroken, houdt men zelden rekening met ons. En oude stadsbussen zijn voorzien van uit te klappen plateaus voor rolstoelen, maar die handeling is zo bewerkelijk dat chauffeurs ze niet gebruiken.’
Zo kan Trouw nog wel even doorgaan. Hij beschouwt de Wmo in dit opzicht als een steun in de rug. ‘De wet geeft een extra impuls aan het toegankelijk maken van voorzieningen.’ ‘De Wmo geeft ons financiële mogelijkheden voor extra beleid’, zegt ook wethouder Bert van Alphen voor welzijn, volksgezondheid en emancipatie.
Hij kwam onlangs met de nota Hoezo gehandicapt?!, waarin de gemeente streefcijfers hanteert voor toegankelijke openbare gebouwen/gebieden en voor het verstrekken van subsidie voor aanpassingen ervan. Het gaat daarbij niet alleen om gemeentelijke gebouwen en voorzieningen, maar ook om publieke gelegenheden als winkels en horeca. Ondernemers kunnen voor het aanpassen van hun nering 50 procent van de investering terugkrijgen uit de Stimuleringsregeling toegankelijkheid, met een maximum van 25.000 euro.
Voor de bereikbaarheid en het gebruik van gebouwen, openbare ruimte en vervoer is permanente aandacht nodig, zoveel is duidelijk. De Kloe: ‘Toegankelijkheid komt er niet vanzelf. Vijftien jaar geleden dachten we dat mijn functie na enkele jaren overbodig zou zijn, maar dat is onrealistisch. Als wij er niet bovenop zitten, verdwijnt het belang van toegankelijkheid naar de achtergrond.’
Er heerst veel onbenullige onverschilligheid.
Ontwerpers zijn vaak snelle jongens, die niks mankeren, en geen afbreuk willen doen aan hun flitsende ontwerpjes.