Soepeler regels helpen om kamernood studenten te lenigen
De groei van het aantal studenten is stelselmatig onderschat. In Utrecht is de vraag naar kamers de afgelopen 4 jaar verdubbeld. Om de kamernood te verminderen zouden gemeenten bouwregels kunnen versoepelen.
De komende 5 jaar zal het aantal studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en aan de universiteiten toenemen van 700.000 nu naar 800.000 straks. Vorig jaar waren er 330.000 van hen uitwonend. Over 5 jaar zijn dat er bijna 400.000. ‘Er zullen ongeveer 65.000 kamers extra nodig zijn’, zegt Vincent Buitenhuis, directeur van Kences, de landelijke brancheorganisatie voor studentenhuisvesting. Kences telt negen deelnemers, allen woningcorporaties die zich geheel of gedeeltelijk bezighouden met de bouw en het beheer van studentenkamers. Met 60.000 kamers heeft Kences een marktaandeel van ongeveer 25 procent in de steden waar de deelnemers actief zijn.
‘De komende 5 jaar moeten we er 16.000 eenheden bij bouwen om ons marktaandeel te bedienen. Vorig jaar hebben we 1600 nieuwe eenheden opgeleverd. We liggen momenteel op halve snelheid’, constateert Buitenhuis. De afgelopen jaren hebben de studentenhuisvesters niet stilgezeten.
‘Tussen 2003 en 2010 hebben we 19.000 eenheden gebouwd’, laat de Kences-directeur weten. ’Maar je zag in 2008 het aantal studenten harder toenemen dan de verwachting was en dat heeft ertoe geleid dat de kamernood de afgelopen 2 jaar is toegenomen.’
Ook Jan Benschop, algemeen directeur van Duwo, de oudste en grootste woningcorporatie actief binnen Kences, erkent dat de groei van het aantal studenten lange tijd door gemeenten en studentenhuisvesters is onderschat. ‘Daardoor is de bouwproductie sterk achtergebleven. Dat is in een notendop het probleem waarmee we te maken hebben.’
De gemiddelde wachttijd op woonruimte is voor een beginnende student momenteel één jaar, maar in de grote steden is die hoger. In Amsterdam is 3 jaar niet ongewoon en in de onlangs uitgekomen Utrechtse Studentenmonitor valt te lezen dat studenten daar 21 maanden in de rij staan. De afgelopen 4 jaar is de vraag naar een kamer in Utrecht verdubbeld, wat er onder meer toe leidde dat het aantal uitwonende studenten daalde met 11 procent ten opzichte van de thuisblijvers.
‘Wie uiteindelijk geen kamer kan vinden, is wel gedwongen om thuis te blijven wonen, maar dat kan ook tot een suboptimale studiekeuze leiden. Zo’n student kiest dan bijvoorbeeld voor een hbo-opleiding dichter bij het ouderlijk huis dan voor een universitaire opleiding ver weg.’
Actieplan
Kences overlegt momenteel met het ministerie van Binnenlandse Zaken, de studentensteden - ‘we proberen daarin ook de VNG mee te krijgen’ -, de vereniging van universiteiten, de studentenvakbond en de HBO-raad over een Actieplan Studentenhuisvesting, dat naar verwachting in het najaar zal verschijnen. ‘Daarvoor gaan we ook een mooie monitor aanleveren die de ontwikkelingen in vraag en aanbod van de studentenhuisvesting goed in beeld moet brengen’, zegt Buitenhuis.
Het kenniscentrum streeft naar een ‘bouwbesluit light’ voor haar doelgroep door de regels bij de bouw te versoepelen. Minister Donner (Binnenlandse Zaken) heeft er al in toegestemd dat in het nieuwe bouwbesluit voor 2012 de minimale ‘verblijfsoppervlakte’ van 24 naar 18 vierkante meter gaat, maar voor studentenkamers zal dat lager komen te liggen. Gemeenten zouden volgens de studentenhuisvester een belangrijke bijdrage kunnen leveren door de lokale bouwregels te beperken en te versoepelen. ‘Geen extra eisen op het bouwbesluit, geen extra geluidseisen en een lage parkeernorm. Dat helpt enorm om de exploitatie van een project te verbeteren waardoor je meer en sneller kunt bouwen.’
Daarnaast zouden gezamenlijke voorzieningen de bouw van studentenwoningen financieel haalbaar moeten maken. ‘Volledig zelfstandige woonruimtes bouwen voor studenten is niet meer te doen met de huidige bouwregels’, constateert Buitenhuis. Niet dat hij terug wil naar de studentenflat uit de jaren ‘70 met 12 man op een gang, maar 4 tot 6 kamers met gedeelde voorzieningen achter één voordeur vindt hij een reële optie. ‘Veel studenten hebben daar echt niets op tegen.’
Welzijnswerkers
‘Als het goed is, komt er ook een verandering aan in de Wet ruimtelijke ordening, waardoor er niet 5 maar 10 jaar mag worden afgeweken van bestemmingsplannen. Dat is een belangrijke stap in de goede richting’, aldus Buitenhuis. ‘ Je kunt dan een aantal locaties in de stad uitkiezen die door de huidige economische omstandigheden toch niet in aanmerking komen voor ontwikkeling. Zet daar tijdelijke studentenhuisvesting neer, liefst voor 15 jaar, maar in elk geval voor 10 jaar.’
Zoals dat nu al in sommige Amsterdamse wijken gebeurt, waar studenten vrijwel voor niets wonen in ruil voor wekelijkse begeleiding van kinderen uit de buurt? (zie Binnenlands Bestuur 34). ‘Als de mogelijkheid zich voordoet om die zaken te combineren, moet je het doen’, vindt Buitenhuis. ‘Het is een goede niche in de markt, maar het lijkt me niet verstandig er een standaardproduct van te maken. Ik vind dat je van studenten niet een hogere maatschappelijke betrokkenheid mag eisen dan van een gemiddelde huurder van een woning. Je moet studenten niet als welzijnswerker gaan gebruiken.’
De 5 studentenflats in Diemen zijn van ver voor het Bouwbesluit 2003, als je er langer dan een jaar woont, spring je er vanzelf naar buiten.