Provincies willen opgefriste versie van lopende Natuurpact
Net verschenen: de nieuwste versie van de Voortgangsrapportage Natuur.
In het kader van het Natuurpact dat rijksoverheid en provincies nu tien jaar geleden sloten, wordt jaarlijks een Voortgangsrapportage Natuur uitgebracht. Uit de nieuwste editie, die dinsdag verscheen, blijkt dat de provincies in 2022 bijna 3000 hectare nieuwe natuur hebben geschapen. Dat gebeurt in de regel door landbouwgrond een andere functie te geven. Daarnaast is er 5886 hectare aan grond verworven met oog op de ontwikkeling van nieuwe natuur.
Tevens is er 823 hectare aan nieuw bos bijgekomen, voor een belangrijk deel dankzij de provincie Noord-Brabant (297 hectare). Bovendien heeft 1861 hectare aan bestaand bos een grotere ecologische kwaliteit gekregen, dankzij provinciale herinrichting in met name Overijssel. Tot slot groeide in 2022 het agrarisch landschapsbeheer met duizend hectare. De subsidie die hier naar toe gaat, dijde uit tot 81,6 miljoen euro. Voor het grootste deel komt dit geld bij de Europese Unie vandaan, uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Een opgefrist akkoord
Het Natuurpact loopt tot 2027. Maar de provincies vinden het toch tijd voor een opgefrist akkoord, bleek uit de propositie die het Interprovinciaal Overleg (IPO) kortgeleden naar buiten bracht met oog op de kabinetsonderhandelingen in Den Haag. Reden zijn de hogere natuurbeheerkosten (‘door inflatie’) en de aanpak van exoten (‘zo moet er snel een aanpak komen voor de rivierkreeft door de waterschappen, omdat de situatie anders onbeheersbaar wordt’). Maar het IPO wil ook heroverleg over de monitoring van de vorderingen (‘die nodig is om een actueel zicht te hebben op de kwaliteit van onze natuur’).
De Voortgangsrapportage Natuur benadrukt opnieuw dat 90 procent van de 52 in Nederland voorkomende habitattypen, die wettelijk beschermd worden op basis van de Europese Habitatrichtlijn, zich bevinden in een formeel ongunstige staat van instandhouding. Het nu demissionaire kabinet heeft de afgelopen jaren geprobeerd dat te veranderen met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), dat goeddeels door de provincies wordt uitgevoerd. Maar in hun nieuwe propositie zijn de provincies kritisch: niet zozeer over de doelen, wel over het beleid.
‘Te starre benadering’
Gesproken wordt over ‘een te starre benadering gericht op bepaalde soorten of habitats’. ‘Kies voor een minder eenzijdige focus op kwetsbare natuur in Natura 2000 gebieden en op stikstof. Laat ook zien waar het goed gaat en breng samen met ons duidelijk in beeld waar natuurherstel afhankelijk is van andere factoren dan stikstof. (...) We benadrukken dat natuurherstel van meer factoren afhankelijk is dan alleen stikstof. Met name water is hierbij een bepalende factor.’
Zoals Binnenlands Bestuur eerder al naar buiten bracht willen de provincies dat er in de vergunningverlening een rekenkundige ondergrens komt voor de stikstofdepositie. Momenteel is elke extra depositie van stikstofverbindingen op een kwetsbaar Natura2000-gebied verboden. De provincies pleiten voor een op emissies gefocust beleid, en minder nadruk op het percentage Natura2000-gebieden onder de Kritische Depositiewaarde (KDW) voor stikstof. Als alternatief willen ze emissiereductiedoelen op gebieds- en bedrijfsniveau. Het punt op de horizon wordt dan 2050, omdat gebiedsontwikkelingen twintig tot dertig jaar duren.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.