Provincies vragen rijk om extra stikstofmaatregelen
Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft een onderzoeksrapport laten opstellen over nog meer generieke ingrepen door Den Haag.
De provincies willen in gesprek met het rijk over extra landelijke maatregelen vanuit Den Haag. De opgaven die zij hebben in hun eigen landelijk gebied om de agrarische stikstofuitstoot terug te brengen, is te groot naar hun idee. Daarom bestelde het Interprovinciaal Overleg (IPO) een studie bij Wageningen Environmental Research, die dinsdag naar buiten kwam.
Meer landelijke gereedschappen
In juni heeft minister Christianne van der Wal van Natuur en Stikstof de uitkoopregelingen voor boeren geopend. De provincies hopen echter dat er meer generieke maatregelen komen, zodat er minder druk ligt op de Provinciale Programma's Landelijk Gebied (PPLG's). Na het klappen van het Landbouwakkoord, doordat de agrarische organisatie LTO wegliep aan de onderhandelingstafel, is alle mogelijke steun uit Den Haag welkom. Het IPO had gehoopt dat het Landbouwakkoord de provincies extra middelen in handen zou geven. De Brabantse gedeputeerde Lemkes-Straver (CDA) nam namens het IPO deel aan het landbouwoverleg. 'Helaas hebben we hiervoor (voor de gebiedsgerichte aanpak, JT) nu minder instrumentarium beschikbaar', zei ze.
Zes denkbare maatregelen
De Wageninger onderzoekers kijken in hun studie naar wat voor 'instrumentarium' er mogelijk alsnog uit Den Haag kan komen. Ze houden in het rapport zes denkbare rijksmaatregelen tegen het licht: het afschaffen van de derogatie en het invoeren van bufferstroken; geen kunstmest meer; emissiearme huisvesting voor het vee; een krimp van de veestapel door een normering per hectare; het afromen van de productie- en fosfaatrechten; en het instellen van normen voor een emissiearme bedrijfsvoering in de melkveehouderij. In zijn geheel zou dit maatregelenpakket een emissieafname van dertig kiloton ammoniak op kunnen leveren.
In de Eerste Kamer
In totaal is richting 2030 waarschijnlijk een reductie van 39 kiloton ammoniakemissie nodig, als het gaat om het bereiken van het rijksdoel: het brengen van 74 procent van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden beneden de Kritische Depositiewaarde (KDW). Volgens het kabinetsplan moet 88 procent van deze reductie behaald worden dankzij de provinciale aanpakken.
Financiering hiervoor moet grotendeels komen uit het Transitiefonds van 24,3 miljard euro, dat nu bij de Eerste Kamer ligt. De landbouwcommissie van de Senaat boog zich er afgelopen dinsdag voor het eerst over. Van der Wal heeft de senatoren gevraagd het wetsvoorstel nu zo snel mogelijk te behandelen, zodat het in werking kan treden vóór Prinsjesdag dit jaar, op 19 september.
Minder kunstmest?
De eerste maatregelen die de onderzoekers bekeken, het beëindigen van de derogatie en het instellen van bufferstroken, worden al werkelijkheid. Nederlandse veehouders kregen de afgelopen jaren een derogatie, een uitzondering, op het Brusselse mestbeleid. Ze mochten al die tijd meer dan het Europese maximum van 170 kilo stikstof per hectare over hun land uitrijden. Maar met oog op het verbeteren van de waterkwaliteit stopt die derogatie de komende jaren stapsgewijs.
Een einde aan het gebruik van kunstmest is niet 'realistisch' volgens de onderzoekers. Planten hebben volgens hen meer dan 170 kilo stikstof per hectare nodig, dus dat moet worden aangevuld met bijvoorbeeld kunstmest om de gewasproductie op peil te houden. Toch moet minder kunstmestgebruik mogelijk zijn, onder andere door precisiebemesten, groenbemesters en het planten van stikstofbindende vlinderbloemigen, zoals grasklavers. De grootste winst met deze maatregel is te behalen in de provincies Friesland en Limburg.
Emissiearme stallen?
Een andere maatregel is landelijk inzetten op emissiearme stallen. Dit vergt een investering van tienduizenden euro's per bedrijf. Bovendien is de opbrengst onzeker. Ervaring leert dat emissiearme systemen het op papier beter kunnen doen dan in de praktijk, ook buiten de schuld van de boer om: door factoren als de temperatuur, de windrichting en de windsnelheid. Dat geeft de boeren onzekerheid, ook omdat er recent nog rechtszaken zijn gevoerd. Zo werd de uitbreiding van drie melkveehouderijen in Utrecht voorgelegd aan de Raad van State. Die konden niet doorgaan doordat de emissiesystemen te weinig zekerheid gaven.
Ook het normeren van de veedichtheid per hectare heeft zijn nadelen. Het kan zijn dat boeren dan de melkproductie per koe verhogen. Dat leidt tot meer mest en dus 'een hogere N- en P-excretie per koe', oftewel meer emissie van fosfaat en stikstof. Of boeren proberen grond bij te kopen, wat druk geeft op de grondmarkt. Een alternatief kan zijn weer een norm te stellen voor de melkproductie per hectare, of een norm voor de hoeveelheid grasland. Dit laatste voorkomt het omzetten van gras- in maïsland, een beplanting die minder stikstof vasthoudt.
'De ‘pijn’ zal het grootst zijn bij de bedrijven met de hoogste veebezetting', schrijven de onderzoekers. 'Met name in de provincies Noord-Brabant, Flevoland en Limburg zal dit een relatief grote impact hebben.'
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.