‘Provincies klagen dat het soms praten is tegen dovemansoren’
Interview met PBL-onderzoeker over alle ruimtelijke voorstellen van de provincies.
‘Er zijn nog geen aanwijzingen voor, maar het zou erg jammer zijn als met een nieuw kabinet weer vanaf nul begonnen moet worden’, zegt Rienk Kuiper, onderzoeker van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). In opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft hij alle ruimtelijke voorstellen tegen het licht gehouden die de provincies tot begin dit jaar in Den Haag konden inleveren. Ze zijn de ingrediënten voor de Nota Ruimte die waarschijnlijk na het vertrek van demissionair minister Hugo de Jonge nog moet verschijnen.
Kuiper denkt nu terug aan wat er gebeurde met de vorige kabinetswisseling. Destijds, onder De Jonges voorganger, moesten de regionale overheden ‘omgevingsagenda's’ inleveren. ‘Sommige landsdelen waren daar aardig ver mee. Maar toen kwam ineens de oekaze: doe toch maar niet meer die landsdelige omgevingsagenda's, we willen nu provinciale voorstellen hebben.’
De postzegel
Hoe het ook zij, er zit veel stress op de Nederlandse ruimtelijke ordening. Op de geografische postzegel die onze nationale delta is, moeten 100.000'en extra huizen komen met bijhorend wegennet, een verregaande uitbouw van het elektriciteitsnet, evenals windturbines, zonneparken, data- en distributiecenters.
Bovendien is er de wens om dit ‘water en bodem sturend’ te doen, zoals de gevleugelde uitdrukking luidt sinds eind 2022, op basis van een Kamerbrief destijds van minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat: bij alles wat er ruimtelijk gebeurt, moet rekening gehouden worden met drinkwaterschaarste, mogelijk slappe bodems, wateroverlast en een sneller stijgende zeespiegel.
BB Om daarmee te beginnen: u concludeert dat ‘water en bodem sturend’ niet een echt concrete vorm krijgt in de provinciale voorstellen?
Alle provincies geven in hun ruimtelijke voorstellen aan dat ze dat een belangrijk principe vinden. Je kunt alleen niet echt in die ruimtelijke voorstellen teruglezen wat voor consequenties de provincies daaraan verbinden. Dat komt doordat de provincies in die ruimtelijke voorstellen veel punten agenderen en een heleboel vragen aan het rijk stellen, maar zelf nog weinig aanvullende keuzes hebben gemaakt.
Waar de provincies wel aan refereren, zijn de woondeals met het rijk. Daarvan zeggen ze zelf dat ‘water en bodem sturend’ geen rol heeft gespeeld. Dat hoeft niet te betekenen dat die deals strijdig zijn daarmee, maar dat moet je goed nagaan. Op dit moment is er geen kaartje waarop precies staat ingetekend waar die woondeals zich bevinden. Dus je kunt dat niet goed checken.
BB Terwijl het voor woningbouw erg belangrijk is wat er met de bodemdaling gebeurt, of hoe het zit met de drinkwatervoorziening.
Daar zitten twee kanten aan. Enerzijds is het zo dat vanuit water en bodem geredeneerd het niet goed kan zijn om ergens te bouwen, want het is er mogelijk te nat of de bodem te slap. Anderszijds kun je mensen pas in een huis laten wonen als er voldoende infrastructuur is, een aansluiting op het elektriciteitsnet en een drinkwatervoorziening. Al die drie dingen zijn nu soms niet goed geregeld.
De rijksoverheid zet nu bijna al zijn financiële middelen in op het onderhoud van infrastructuur, omdat bruggen door het steeds zwaardere vrachtverkeer kapot gereden zijn. Dus er is erg weinig geld om nieuwe wegen of spoorlijnen aan te aanleggen naar nieuwe woningbouwlocaties. Daarnaast heb je het feit dat het elektriciteitsnet tegen z'n grenzen aanloopt, waardoor je nu al hebt dat bedrijventerreinen en in de toekomst wellicht ook woonwijken niet, of niet op tijd, kunnen worden aangesloten. Tot slot geeft Vewin, de vereniging van drinkwaterbedrijven, aan dat de drinkwatervoorziening steeds prangender wordt.
Dus je kunt wel alleen vanuit woningbouw geredeneerd woondeals afsluiten, maar als je die noodzakelijke randvoorwaarden niet hebt geregeld, kun je nog niet bouwen. Of je kunt wel bouwen, maar dan kunnen er geen mensen wonen.
BB Het landelijk gebied is ook onderdeel van de provinciale voorstellen. Maar het is duidelijk dat de landbouwtransitie volkomen vast zit.
Aan de monitoringsresultaten zie je dat de landbouwemissies de laatste decennia flink teruggedrongen waren, maar de laatste vijftien jaar zijn gestabiliseerd. Terwijl er wel nog steeds grote problemen zijn met de waterkwaliteit en de natuurkwaliteit.
Dus daar ligt nog een grote opgave, dat klopt. Wat de provincies aangeven, is dat het bij het landbouw- en natuurbeleid gaat om een evenwicht tussen wat het rijk doet en de provincies doen. De provincies stellen: ja rijk, jullie vragen aan ons om allerlei gebiedsgerichte maatregelen te treffen, maar op bepaalde punten zitten jullie als rijk toch echt aan de knoppen. Het hele landbouwemissiebeleid is een nationaal beleid. En je kunt als provincie moeilijk bepalen wat je aanvullend gebiedsgericht gaat doen als je niet precies weet wat het rijk landelijk eventueel gaat aanscherpen. Ze noemen dan het mestbeleid en het beleid voor gewasbeschermings- cq bestrijdingsmiddelen.
Even los van het feit dat de milieukwaliteit te wensen overlaat, is dat ook om andere redenen een dringend punt. Want in 2027 moet Nederland de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water halen. Dat lijkt niet goed mogelijk. Maar je moet in ieder geval aantonen dat je alle maatregelen hebt genomen om die kwaliteit later alsnog te halen. Wil je dan niet van Europa op je kop krijgen, dan moet je laten zien dat je echt alle maatregelen uit de kast hebt getrokken die maar mogelijk zijn. Dat is op dit moment toch nog niet echt het geval.
Of je kunt wel bouwen, maar dan kunnen er geen mensen wonen.
BB U zegt dat er te veel overleggen tussen rijk en provincies zijn die langs elkaar heen werken. Hoe zit dat?
Je hebt een Nationale Omgevingsvisie, of zoals dat nu gaat heten: een Nota Ruimte. Die gaat over alle vormen van ruimtegebruik. Maar je hebt ook iets van 26 Nationale Programma's, voor allerlei sectoren heb je er wel één. Voor elk van die nationale programma's zullen de ministeries in overleg zijn of gaan met de decentrale overheden. Los van het feit dat dat wel erg veel capaciteit van alle vergadertijgers vergt, kan het zijn dat bepaalde dossiers elkaar raken. Dan moet je dat toch in samenhang bespreken. Vandaar onze suggestie: als je als rijk en provincie straks overkoepelende ruimtelijke arrangementen gaat afsluiten, probeer daarin dan in ieder geval helder te maken wat je waar gaat bespreken.
In ieder geval kan geprobeerd worden dat iets meer te clusteren. In het verleden zijn ook dat soort pogingen gewaagd. Bijvoorbeeld het MIRT, het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. Dat waren regionale overleggen waarbij ze niet alleen over transport spraken, maar ook over ruimte. Maar ja, 26 nationale programma's zitten niet automatisch aan één vergadertafel.
Maar TenneT kiest graag voor het goedkoopste tracé. Provincies klagen dat het soms wel heel erg tegen dovemansoren praten is.
BB Zijn er ruimtelijke onderwerpen die elkaar kunnen dwars zitten?
Ja, ik kan wel een voorbeeld noemen. In ons rapport staat op basis van de provinciale voorstellen een kader met wat dan heet: strijdigheden. Het gaat om zowel ruimteclaims van verschillende functies die elkaar kunnen bijten, als belangen van verschillende provincies die kunnen botsen. Dat is één waslijst van allerlei dingen die even zoveel bewijslast zijn voor de noodzaak van ruimtelijke afstemming. Eén ding dat provincies met nadruk noemen is de capaciteitsvergroting van het hoofdnet voor elektriciteit.
Zij signaleren dat TenneT als netbeheerder, samen met het ministerie van Economische Zaken, wel erg sterk denkt vanuit de efficiency: hoe kun je dat netwerk efficiënt aanleggen? Terwijl de provincies zeggen: “Het gaat om meer. Want wij hebben bijvoorbeeld bepaald waar we wel of geen windmolens willen, of wel of niet grote energievragers. Dus als je dan toch nieuwe hoogspanningsleidingen aanlegt, probeer selectief die gebieden te ontsluiten waar bijvoorbeeld die windmolens komen. En leg geen hoogspanningsleidingen aan door een gebied waar we dat niet willen. Want ook vanuit landschappelijke overwegingen willen we bepaalde gebieden ontzien.” Maar TenneT kiest graag voor het goedkoopste tracé. Provincies klagen dat het soms wel heel erg tegen dovemansoren praten is.
Zodat de dingen niet uit de klauwen lopen en niet haastje-repje het been moet worden bijgetrokken.
BB In de Nota Ruimte is straks ook aandacht voor de circulaire economie. Hoe landt dat ruimtelijk?
Het ligt zowel op de lijn van het rijk als de provincie om te bedenken: wat voor economie willen we nou in 2050? Dat die circulair is, daar is iedereen het over eens. Maar wat dat dan precies is? Het ene uiterste is dat je zoveel mogelijk afziet van nieuwe producten. Het andere uiterste van de circulaire economie is dat wanneer spullen kapot zijn je de grondstoffen hergebruikt. Daartussen zitten nog allerlei stappen. Vooral het bedrijfsleven, maar ook overheden moeten nog veel keuzes maken.
Als je zoveel mogelijk wilt afzien van nieuwe spullen, heb je circulaire hubs nodig waar je apparaten kunt inleveren en laten repareren. In het geval dat je zegt: we gooien alles weg als het kapot is en hergebruiken de grondstoffen, heb je inleverpunten nodig. Om de spullen vervolgens naar de Rijnmond af te schepen en ze daar tot grondstoffen te laten vermorzelen. In het ene geval heb je meer aan lokale infrastructuur, in het andere geval meer aan infrastructuur naar grootschalige verwerkingsplekken toe. Dus die keuzes hebben in potentie veel ruimtelijke gevolgen.
Wat je ook kunt zeggen, is dat de lineaire economie nog volop wordt gefaciliteerd. Denk bij wijze van spreken aan grootschalige distributiecentra waar spullen uit China, die heel snel kapot gaan, worden aangevoerd. Dat is typisch geen circulaire economie, maar krijgt wel alle ruimte. De overheid kan erover nadenken of we dat nou nog willen.
BB Is het historisch gezien uitzonderlijk dat er zoveel stress zit op de ruimtelijke ordening?
We zitten in een tijd dat het economisch vrij goed gaat en er allerlei transities nodig zijn, omdat pijnlijke keuzes vaak te lang zijn uitgesteld. In de woningbouw bijvoorbeeld zijn in het verleden zaken echt fout gegaan. De woningbouwproductie is ruim tien jaar geleden sterk teruggelopen: de economie ging slecht, bovendien draaide het rijk de woningbouwcorporaties de duimschroeven aan, waardoor de bouw nog eens extra inklapte. Daardoor zijn een heleboel bouwvakkers ontslagen, die ander emplooi hebben gezocht. En nu kun je de bouwvakkers niet meer vinden.
Dat is ook een reden dat het slimmer zou zijn als de overheid dit soort besluiten wat gelijkmatiger plant, en wat minder met pieken en dalen. Want je bent nu nog steeds bezig met de nabetrachting van dat kabinetsbesluit van een hele tijd geleden.
Ook van de netcongestie zou je kunnen zeggen: dat had je langer van tevoren aan kunnen zien komen. Maar netbeheerders moesten vooral voorzichtig investeren. Als je dat te lang doet, komt er een moment dat heel veel in één keer moet. Het is handiger om een stabiel bedrijf te zijn en veranderingen in behapbare stapjes uit te voeren, zodat de dingen niet uit de klauwen lopen en niet haastje-repje het been moet worden bijgetrokken.
Het rapport zelf
Lees hier het besproken rapport: Rijk en provincies moeten snel en vooral sámen ruimtelijke keuzes maken.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.