Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Platteland versteent verder

Het beleid om varkens- en pluimveehouderijen te concentreren werkt niet. 'De toenemende verstening van het platteland moet een halt worden toegeroepen', vindt het ministerie van Landbouw.

31 mei 2010

De Rijksadviseur voor het Landschap, Yttje Feddes, heeft laten onderzoeken wat de Reconstructiewet Concentratiegebieden heeft opgeleverd voor de kwaliteit van het platteland. ‘Een ruimtelijke kwaliteitsimpuls is uitgebleven’, concludeert ze in het vorige week gepresenteerde rapport LOG-boek, landbouwontwikkelingsgebieden in beeld. Het ministerie van Landbouw vindt dat de provinciebesturen nu ‘een passend antwoord’ moeten verzinnen.

 

De Reconstructiewet werd in 2002 van kracht. De vijf provincies met de meeste intensieve veehouderijen (Noord-Brabant, Limburg, Overijssel, Gelderland en een stukje Utrecht) kregen de opdracht om hun platteland op te delen in zones. Aanleiding was de in 1997 uitgebroken varkenspest. Bedrijven die dichtbij natuur- of woongebieden lagen, moesten worden verplaatst. Deze zones werden aangemerkt als extensiveringsgebied.

 

Daarnaast werden per provincie landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) aangewezen. Hier was ruimte voor nieuwbouw en uitbreiding van intensieve veehouderijen tot 2,5 à 3 hectare. De rest van het platteland was voor gemengd gebruik: verwevingsgebied. Hier mochten varkens- en pluimveehouders onder voorwaarden uitbreiden, meestal tot maximaal 1,5 hectare.

 

De Rijksadviseur voor het Landschap concludeert nu dat de afgelopen jaren in de verwevingsgebieden op grote schaal nieuwe stallen zijn gebouwd of bestaande stallen zijn uitgebreid: ‘Er zijn LOG’s (ongeveer 20 % van het totaal) waar zich nieuwe bedrijven hebben gevestigd en waar bestaande bedrijven zijn uitgebreid, maar uit veldwaarnemingen, kaartvergelijkingen en luchtfotostudies blijkt dat eenzelfde ontwikkeling ook in de omliggende verwevingsgebieden heeft plaatsgevonden.’

 

Yttje Feddes benadrukt desgevraagd dat zij uitsluitend de ruimtelijke ordening in de reconstructieprovincies heeft laten onderzoeken. ‘Bereikte resultaten op het gebied van milieu heb ik buiten beschouwing gelaten; daar ga ik niet over.’

 

Proef op de som

 

Feddes had hoge verwachtingen van de Reconstructiewet. Zij ging er vanuit dat moderne, goed ontworpen bedrijven geconcentreerd zouden worden in de landbouwontwikkelingsgebieden, terwijl het omliggende platteland leger zou worden. Maar hiervan is tot nu toe volgens haar niets terechtgekomen. Om de proef op de som te nemen, liet Feddes alle 136 landbouwontwikkelingsgebieden bekijken door het landschapsarchitectenbureau LOLA en twee landschapsontwerpers van de Dienst Landelijk Gebied.

 

De belangrijkste conclusie: ‘De belofte van “concentreren” tegenover “leger maken” is nog nergens in het veld zichtbaar. Het aantal nieuwe stallen lijkt buiten de LOG’s zelfs harder te groeien dan daarbinnen.’ Hoewel Feddes beaamt dat het mogelijk te snel is om de resultaten van de Reconstructiewet te beoordelen, staat voor haar wel vast dat er ‘een tendens de verkeerde kant op’ is.

 

Megastallen zijn door de onderzoekers ‘slechts incidenteel’ aangetroffen. De verdere verstening van het landelijk gebied is volgens Feddes daarentegen wel ‘een mega-ontwikkeling’. Dit ligt overigens niet alleen aan de bouw van nieuwe stallen. Ook de regeling Ruimte voor Ruimte, waarbij onder voorwaarden woningen mogen worden gebouwd als oude stallen worden afgebroken, draagt hieraan bij. In de LOG’s is volgens Feddes niets te zien van ‘de voorgenomen overheidsinvesteringen in het landschap, bijvoorbeeld door de aanleg van beplantingen, waterberging en natuurontwikkeling’.

 

Feddes dringt aan op een fundamentele koerswijziging. Dit kan volgens haar op twee manieren. De eerste is: ‘extensiveren en concentreren’. Dit betekent afschaffing van de verwevingsgebieden. De LOG’s moeten worden ingericht als ‘groene agrolanderijen’, waar de intensieve veehouderij zich kan ontwikkelen. Op de rest van het platteland wordt, in de visie van de Rijksadviseur voor het Landschap, de grondgebonden landbouw (melkveehouderij, akkeren tuinbouw) versterkt.

 

Gelijktijdig zou het aantal LOG’s kunnen worden verminderd: ‘De huidige oppervlakte van de LOG’s is een factor 8 à 10 groter dan nodig zou zijn om de huidige omvang van de gehele Nederlandse intensieve veehouderij te concentreren.’ De tweede door Feddes geopperde mogelijkheid noemt zij ‘extensiveren en verweven’. Hierbij worden de LOG’s helemaal afgeschaft. In verwevingsgebieden mogen bestaande bedrijven uitbreiden tot 1,5 hectare. Nieuwvestiging is niet toegestaan.

 

Om verstening van het landschap tegen te gaan, moet elk bedrijf grond beschikbaar stellen voor landschappelijke inpassing. Deze grond moet twee keer de afmeting van de bouwkavel omvatten. Feddes bepleit in twee reconstructiegebieden onderzoek naar beide scenario’s. Aan de hand hiervan moet een besluit worden genomen. Het ministerie van Landbouw heeft geschrokken gereageerd op de onderzoeksresultaten.

 

Kees Lever, directeur Regionale Zaken, spreekt van ‘een ernstig signaal’. Volgens Lever moeten de provinciebesturen ‘een passend antwoord’ bedenken. ‘Welke strategie daarbij ook wordt gekozen, het resultaat moet ervoor zorgen dat de toenemende verstening van het platteland een halt wordt toegeroepen. Tevens moet worden gezorgd voor verduurzaming van de economische structuur van de intensieve veehouderij.’

 

Brabant beperkt aantal LOG's

 

De provincie Noord-Brabant stuurt aan op beperking van het aantal landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s). Van de 48 LOG’s willen Provinciale Staten er vijf schrappen, bleek vorige week tijdens een commissievergadering. In nog eens twaalf LOG’s worden de ontwikkelingsmogelijkheden vermoedelijk beperkt, terwijl bij 23 LOG’s naar de begrenzing wordt gekeken. Acht LOG’s blijven ongewijzigd.

 

Reacties: 4

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

frank van de ven / projectleider landbouw
Bij de begrenzing van landbouwontwikkelingsgebieden was de grondgedachte: "in welke gebieden heeft de samenleving zo min mogelijk last van de intensieve veehouderij?".
Het was beter geweest te focussen op de vraag wat intensieve veehouderij voor de samenleving zou kunnen betekenen, waar dat het beste kan en wat er vervolgens voor nodig is om dat te bereiken.
Een compleet andere grondhouding dus. Geen "RO-denken" maar "transitiedenken".
Misschien is de tijd daar nu meer rijp voor?
Albert Schimmelpenninck / rentmeester Stichting Twickel
heel goed dat deze tendens die ik al heel lang in het veld waarneem nu ook meer wetenschappelijk is vastgesteld. ik heb nooit zo in de Reconstructiewet geloofd. het gaat uit van een soort dirigisme dat niet past in onze samenleving. ik ben voorstander van enkele simpele regels en laat de praktijk het verder zelf uitzoeken. enkele van die regels zijn:
geen nieuwvestiging want er komen meer dan genoeg agrarische bedrijven te koop; iedere nieuwbouw of uitbreiding moet gepaard gaan met het opruimen van een even groot bebouwd oppervlak elders in het buitengebied van dezelfde gemeente, dus stoppen met de Ruimte voor Ruimte regeling.
Hetty Gerringa en Piet Rombouts / beleidsmedewerkers Brabantse milieufederatie
De Reconstructie is te veel ingezet vanuit het ruimtelijk spoor. Dit spoor heeft in Brabant niet goed gewerkt om de volgende reden:
1. er zijn te veel ontwikkelingsmogelijk-heden in extensiverings- en verwevingsgebieden, waardoor er onvoldoende sturing is voor verplaatsing naar de LOG's ; hierdoor onstaan stallencomplexen op verkeerde plekken met een negatieve impact op het landschap;

2. Een aantal LOG's zijn niet perspectiefvol doordat ze te dicht bij natuur of bij de bebouwde kom liggen of te midden van andere functies liggen (zoals wonen en recreatie); deze LOG's schrappen.

3. De locaties die verlaten worden bij "verplaatsings- of beëindigingsovereenkomsten, worden door allerlei financieringsconstructies juist niet ontsteend en ingericht als landschap, maar benut voor woon- en andere functies die tot verdere verstening van het buitengebied leiden.

De intensieve vee-industrie is bovendien de oorzaak van milieuproblemen als verzuring en vermesting, waardoor er gevolgen zijn voor natuur en water. Deze milieuaspecten, dierziektes, gezondheidsaspecten voor omwonenden, hoog energiegebruik, gevolgen voor klimaat maken dat de intensieve veehouderij niet duurzaam is.
De transitie naar een duurzame landbouw (gesloten kringlopen) die geen effecten heeft op het milieu, volksgezondheid, biodioversiteit en waar dierenwelzijn hoog in het vaandel staat, is nabij.




Roelf de Boer / agrovormgever
De consequentie van dit onderzoek en impliciet ook de reactie van Kees Lever dat een agro hoofdstructuur moet worden aangewezen. Dus naast de Greenports ook dierlijke eiwit productiegebieden wellicht in combinatie. Logistiek en energie zullen een belangrijke drijfveer moeten wezen. Roelf
Advertentie