Molens die je rijker maken
Het gebruik van duurzame energie is niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor de portemonnee van gemeenten. In een serie artikelen belicht Binnenlands Bestuur succesvolle lokale initiatieven.
Lokaal burgerverzet vormt de grootste hobbel bij de ontwikkeling van windenergie. Tenzij omwonenden een deel van de opbrengst in eigen zak mogen steken. In Friesland profiteert het hele dorp; in Zeeland daalt de ozb. Gemeente blij, burgers blij.
Duurzaamheid
Het gebruik van duurzame energie is niet alleen goed voor het milieu, maar ook voor de portemonnee van gemeenten. In een serie artikelen belicht Binnenlands Bestuur succesvolle lokale initiatieven.
Draagvlak voor windenergie op land. Wat zou het mooi zijn om daaromtrent een doorbraak te kunnen melden. Want draagvlak – lees: een gebrek eraan – is het punt bij windenergie. Niet de prijs (concurrerend genoemd), niet de techniek (steeds beter), niet de voorraad (oneindig, als het maar waait), nee, de maatschappelijke weerstand vormt de te nemen hobbel.
Het kabinet wil in 2020 op land een 6.000 megawatt (mw) windenergie gerealiseerd zien, onderdeel van de ambitie om tegen die tijd 14 procent van de energie duurzaam op te wekken. De 6.000 mw, pakweg 2.000 molens, is eerder dit jaar verdeeld over de provincies.
Brabant staat voor 470,5 mw aan de lat. Gevraagd naar het creëren van draagvlak begint gedeputeerde Yves de Boer (ruimtelijke ontwikkeling en wonen, VVD) over het zeekleigebied in West-Brabant. Dat leent zich met zijn weidsheid wat de provincie betreft nog het beste voor windmolenparken. Ongeveer de helft van de Brabantse megawatts moet er komen.
De Boer: ‘We hebben de gemeenten daar, waaronder enkele tegen windenergie, de kans geboden om te bepalen waar de turbines moeten komen. Daar zijn ze uitgekomen. De gemeenteraden hebben inmiddels ingestemd.’
De Boer spreekt van een nieuwe aanpak, met een ‘zwaard van Damocles’ erboven: gemeenten mogen het zelf weten, maar komen ze er niet uit, dan kan provincie bepalen waar de molens komen. Precies zo kan het rijk voor projecten met meer dan 100 mw met een ‘inpassingsplan’ komen, als een provincie draalt. De West-Brabantse bereidheid stemt De Boer optimistisch: ‘De overige molens willen we vooral op grote bedrijventerreinen. Steeds meer ondernemers plaatsen ze: het drukt de energiekosten.’
Lokale betrokkenheid
Geert Bosch van adviesbureau Bosch & Van Rijn noemt lokale betrokkenheid, zoals een burgerinitiatief, als een voorwaarde voor succes. Instemming van de gemeenteraad is een andere. Voor een wethouder die de raad moet overtuigen, is volgens hem het besef welkom dat er naast tegenstanders ‘in de media of in een zaaltje’ ook ‘onzichtbare medestanders’ zijn: mensen die windenergie een goede zaak vinden, maar niet de aandrang voelen om dat van de daken te gaan schreeuwen.
Kritiek van tegenstanders moet je bagatelliseren noch veronachtzamen, stelt Bosch. En dat doe je door de juiste informatie te geven en je huiswerk te doen: laten zien dat je voldoet aan de normen en hoe je overlast gaat beperken.
‘Maar dan nog kan de weerstand zo fel blijven dat ik het ook niet meer weet. Je kunt nu eenmaal niet iedereen overtuigen. Dat is bij een ringweg of bedrijventerrein ook zo.’
Zo zijn we gekomen waar het alsnog mis kan gaan al hebben overheden elkaar gevonden: daar waar plannen concreet worden, de tastbare werkelijkheid, het verschil tussen wel of geen molen als je ’s ochtends de gordijnen opentrekt.
Begin deze eeuw zou het Oost-Brabantse Boxmeer wel even voor de helft van de provinciale doelstelling gaan zorgen, met bijna dertig molens, veelal langs de A73. Er kwam er niet één. De bevolking keerde zich tegen de plannen, al snel gevolgd door de lokale politiek.
Dorpsmolens
Het is een van de vele voorbeelden waar het misliep. Er zijn ook successen. Een sleutel lijkt: bewoners laten ‘participeren’, laten meeprofiteren van de revenuen. Friesland kent ‘dorpsmolens’: één molen bij een dorp. De opbrengsten komen ten goede van de gemeenschap: een sporthal, een buurthuis, et cetera. Het draagvlak is er naar verluidt groot.
Helaas zijn molens na een jaar of twintig op en is de nieuwe generatie hoger. Moet je solitaire opstellingen dan nog willen, landschappelijk gezien? Bestaat er onder bewoners wel animo voor zulke reuzen? In Friesland (530,5 mw) is onrust ontstaan over het provinciale plan om op de vaste wal twee plekken in te ruimen voor mogelijk tientallen molens. Wordt het compromis: meer kleinere parken met de grotere molens?
Bewoners financieel compenseren kan, als de hinder (‘slagschaduw’, geluid) de wettelijke norm ontstijgt; daar zijn modellen voor. Iets anders deed de gemeente Tholen. Ze verlaagde de woz-waarde van huizen, met de komst van vijf molens als reden. De wethouder noemt waardevermindering compenseren ‘alleszins redelijk’, ook om draagvlak te verwerven. De bewoners claimen miljoenen, wat de vijf molens tweemaal zo duur had gemaakt.
Agentschap NL (Economische Zaken) wil niet op individuele projecten ingaan, anders dan verbazing uiten over het koppelen van molens aan woningwaarde. Wel laat een woordvoerder weten dat gewerkt wordt aan ‘instrumenten (...) om gemeenten te ondersteunen bij het creëren van draagvlak’.
Overigens overweegt de gemeente Tholen de woz-waarde op Sint Philipsland weer te verhogen, nu uit verkopen is gebleken dat de woningen geenszins goedkoper zijn geworden.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.