Het moet anders met onze ruimtelijke ordening
De Omgevingswet vraagt om een samenhangende benadering. En dan moet het anders, dat weet iedereen nu wel. Maar hoe dan? De rechter heeft het nog eens op scherp gezet.
De Omgevingswet vraagt om een samenhangende benadering. En dan moet het anders, dat weet iedereen nu wel. Maar hoe dan? De rechter heeft het nog eens op scherp gezet.
Mijn gemeente haalde de voorpagina van de Volkskrant, omdat een project van meer dan 450 woningen niet meer door kan gaan. Stadsgenoten stuurden me er apps over. Zo wordt iets abstracts als de PAS opeens een realiteit voor de ‘gewone’ burger van Roermond. Volgens de krant staat het rijk voor een fundamentele keuze: wordt het een nieuwe juridische sluiproute of creatieve boekhoudmethode of nemen ze de boodschap van de Raad van State nu wel serieus? De krant ziet een gebrek aan landelijke visie. Zelf denk ik dat onze manier van ruimtelijke ordening zijn tijd heeft gehad.
Die manier gaat uit van een fasering: eerst de gronden bestemmen voor bepaalde functies, dan inrichten en uiteindelijk beheren. Bij bestemmen gaat het om welk gebruik er bij een locatie past en wat is toegestaan. Planning en regels dus. Inrichten is de locatie veranderen volgens de bestemming: uitvoering. Daarna gaan we beheren en de gerealiseerde bestemming beschermen tegen ongewenste veranderingen.
Met regels houden we grip op wenselijke aanpassingen en op onderhoud. Later keert de fase van (her)bestemmen, herinrichten en beheren weer terug. Dit is vertaald in onze wetgeving en de instrumenten van de overheid. Je ziet het ook terug in hoe overheidsorganisaties zijn georganiseerd. Er zijn ook verschillende studierichtingen voor iedere fase. En iedere fase heeft zijn eigen mensen. Die kennen vaak die anderen, die eerder of later bij dezelfde locatie betrokken zijn, niet. De ‘gewone’ burger daarentegen, maakt alle fases vaak mee.
Vanuit de geschiedenis bezien is het een logische volgorde. In 1850 telde Nederland 3,1 miljoen inwoners. We hadden geen auto’s, voor recreatie was geen tijd en er was weinig industrie. Eerst werd volkshuisvesting aan het einde van de 19e eeuw een thema toen industrialisatie schrijnende toestanden opleverde in de steden.
Ruimtelijke ordening ontstond later, met dank aan de denkbeelden van de Duitse bezetter en diens oorlogsverwoestingen. Wederopbouw moest planmatig, zeker toen er nog een babyboom kwam en welvaart en welzijn toenamen. Dat het milieuproblemen opleverde leerden we in de jaren zestig en zeventig. Voor landschap, water en natuur kregen we nog later aandacht. Eind vorige eeuw was ruimtelijke ordening vooral een verdienmodel. En al die tijd leek er ruimte genoeg te zijn.
Op dit moment staat de bevolkingsteller op 17.347.393 inwoners. Ons – dichtbij en ver weg – verplaatsen is een belangrijke bezigheid geworden. We recreëren flink en gaan deels ten onder aan toerisme. We zijn na de VS de grootste landbouwexporteur van de wereld. We willen ook nog natuur hebben en daarbij ligt de ene mens op de loer om de wolf te spotten en is de ander bang dat hij hem tegen komt. En o ja, ergens moeten ook nog die windmolens. Het is dus woekeren met de ruimte. De uitspraak over de PAS leert dat de rek eruit is. Zowel het stedelijk als het buitengebied is een strijdtoneel van ruimteclaims. En dan kom je er niet meer met eerst bestemmen en dan inrichten en beheren.
Bij verdichten en duurzaamheid ligt de oplossing bij inrichten: anders bouwen en openbaar gebied en tuinen anders vormgeven. Functies aanpassen op het gebied in plaats van het gebied aanpassen aan de functies. Althans de balans en win-win-oplossingen zoeken. Dat kan allemaal niet al bij het bestemmen. Ook niet met een verbrede reikwijdte.
Precies dat staat in artikel 1.3 van de Omgevingswet. Onder sub a. staan bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bij elkaar. Het gaat dus om de omgeving ‘an sich’. Die moet in balans zijn met onze maatschappelijke behoeften. Dat is de betekenis van het woord ‘en’ tussen onderdeel a en onderdeel b. Economie en geld verdienen zijn dan volgend.
Opvallend is ook de volgorde. Er staat: ‘b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.' Precies andersom dus dan bestemmen, inrichten en beheren, zoals we gewend zijn. En dat allemaal met het oog op duurzaamheid, bewoonbaarheid en leefbaarheid: de sociale kant van het verhaal.
Google maar eens op groene stad. De ideeën over andere gebouwen en een andere buitenruimte springen van je scherm. Overal ter wereld zijn er mensen mee bezig. Nederland heeft dus de andere stedenbouwer, de andere architect, de andere projectontwikkelaar en de andere ruimtelijke econoom nodig. Jong of oud, maakt niet uit, als je maar creatief bent, inlevingsvermogen hebt en samenwerkt. Misschien moeten we met zijn allen daar de oplossing meer zoeken.
Trees van der Schoot
Lees hier meer columns van Trees van der Schoot
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.