Omgevingsdiensten op de helling
De Eerste Kamer eist dat gemeenten in vrijheid kunnen beslissen over deelname aan regionale omgevingsdiensten. Hiermee lijkt de bodem onder deze uitvoeringsorganisaties te worden weggeslagen.
Tijdens een debat over de Invoeringswet Wabo zette de senaat demissionair minister Huizinga (VROM, ChristenUnie) afgelopen dinsdag zwaar onder druk. De Eerste Kamer wil dat gemeenten zelf kunnen kiezen of zij vergunningverlenings-, handhavings- en toezichttaken onderbrengen bij zogeheten omgevings- of regionale uitvoeringsdiensten (rud’s).
Veel gemeenten verzetten zich tegen samenwerking in rud’s. Zij menen dat zijzelf goed in staat zijn om verantwoorde kwaliteit te leveren als het gaat om gemeentelijke VROM-taken. ‘Het gaat hier om de autonomie van gemeenten’, zegt CDA-senator Eric Janse de Jonge. ‘Gemeenten die hun handhavings- en toezichttaken zelf willen uitvoeren, hebben fundamenteel dat recht. Dáár gaat het om.’
Alle partijen in de Eerste Kamer denken hier hetzelfde over. Met zijn stellingname herbevestigt de senaat zijn in oktober 2008 bij motie uitgesproken standpunt dat verplichte omgevingsdiensten taboe zijn. Deze motie werd toen ingediend op initiatief van senator Helmi Huijbregts-Schiedon (VVD).
Tegenzin
Onder druk van Huizinga’s voorganger Cramer zijn provincies en gemeenten intussen al geruime tijd bezig met de vorming van in totaal ongeveer dertig omgevingsdiensten. Er lopen diverse onderzoeken naar mogelijke samenwerkingsvormen. Veel gemeenten werken hier echter met de grootst mogelijke tegenzin aan mee.
Bij de behandeling van de Invoeringswet Wabo eiste de senaat dinsdag dat de minister klip en klaar belooft dat regionale samenwerking in rud’s niet door het kabinet wordt afgedwongen. Binnen twee weken moet Huizinga de Eerste Kamer hierover een brief schrijven. Aansluitend buigt de senaat zich in derde termijn over het wetsvoorstel.
De vorming van omgevingsdiensten is ingegeven door de breed gevoelde wens om de kwaliteit van vergunningverlening, handhaving en toezicht te verbeteren. Een commissie onder leiding van Jan Mans heeft geadviseerd om hiertoe regionale organisaties op te richten. Deze rud’s moeten tevens een eind maken aan de vergaande versnippering bij de handhaving en het toezicht. Dit zou tegelijkertijd de afstemming met het Openbaar Ministerie vergemakkelijken.
De Eerste Kamer heeft bij motie het accent hierop gelegd. Het recht van de senatoren. Maar dat betekent niet - zoals in het artikel wordt gesuggereerd - dat het fundament onder het RUD-proces is weggeslagen. Integendeel.
We mogen aannemen dat provincies en gemeenten zich, binnen hun autonomie (en met medebewind), verantwoordelijk blijven voelen voor de kwaliteit van vergunningverlening en handhaving en daarnaar handelen. M.a.w., overeenkomstig de Packagedeal - waarvan het belang door een groot deel van de Eerste Kamerleden is erkend - vorm geven aan die RUD's, op maat gesneden.
Ik durf te zeggen dat er nu wel genoeg rapporten op tafel liggen, die aantonen dat kwaliteitsverbetering noodzakelijk is. Het is nu aan provincies en gemeenten, in gezamenlijkheid, om dit waar te maken, op een professionele manier en binnen afzienbare termijn. Er is geen gemeente of provincie die de andere kant op kan kijken.
Tot slot: zowel in het proces van IPO en VNG zullen vele belangrijke onderwerpen, zoals kwaliteitscriteria, wettelijke verankering, voor de burger bereikbare loketten, aansturing en verhouding provincie- gemeenten, hun plek krijgen.
Kortom, verstandig doorgaan.