Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Oliemannetjes op platteland

Het aantal gebiedscoöperaties groeit. Ze brengen de gescheiden werelden van overheid, onderwijs en ondernemingen samen en geven de leefbaarheid op het platteland een impuls. Maar houden ze het ook op langere termijn vol?

26 januari 2018
smeerolie.jpg

Gebiedscoöperatie verbindt overheid, onderwijs en bedrijfsleven

‘Kijk eens’, zegt Jan van Goor aan het eind van het gesprek trots. Hij komt aangezet met een enorme meerpaal. ‘Weet je waar die van is gemaakt? Drents bermgras!’ De paal, geïnitieerd door het regionale waterschap, verbeeldt het nut van de Gebiedscoöperatie Zuidwest-Drenthe in een notendop. Gemeenten die graag verlost zijn van het maaien van de bermen. Regionaal onderwijs dat zoekt naar aansprekende praktijkcases waar studenten hun tanden in kunnen zetten. En het bedrijfsleven dat een groeiende vraag ziet naar lokaal gefabriceerde, duurzame producten. De drie o’s in coöperatiejargon – overheid, onderwijs en onderneming – die in de regionale praktijk al te vaak met de ruggen naar elkaar staan. In Zuidwest- Drenthe werken ze sinds twee jaar eendrachtig samen.

Van Goor, voorheen voorzitter van de lokale ondernemersvereniging, is coördinator van dat proces. Hij ontvangt in het coöperatiekantoor, een kamer in het voormalige gemeentehuis te Ruinerwold. De nijverheid springt hier van de muur, over vele meters volgeplakt met geeltjes en aansporingen. Ze zijn gerangschikt naar de uiteenlopende thema’s waar de coöperatie zoal op focust: toerisme, energie, zorg, gezonde voeding, biobased economy, enzovoort. Bestuursvoorzitter Jannes Oosterveld van de coöperatie: ‘Onderwijs, overheden en ondernemingen vormen verschillende werelden. Wat wij sindsdien doen, is die partijen met elkaar verbinden.’

Dialoogavonden
Het begon te borrelen bij een toespraak van Willem Foorthuis op de Ondernemersbeurs in Zuidwolde, 2011. De lector duurzaam coöperatief ondernemen aan de Hanzehogeschool Groningen schetste daar de gevolgen van uiteenlopende fenomenen als vergrijzing, krimp, de terugtrekkende overheid en de energietransitie. Van Goor: ‘Misschien moesten wij daar ook wat mee. Toen zijn we hier in de gemeente De Wolden dialoogavonden gaan organiseren rond thema’s als zorg en recreatie. Elke keer voor 20 tot 25 personen. Wethouder Ten Kate was er ook bij betrokken.’

Op die avonden kwamen de belangrijkste thema’s bovendrijven waar de initiatiefnemers gezamenlijk mee verder wilden. Het eerste concrete onderwerp: glasvezel. Van Goor: ‘We hebben daarvoor een projectplan gemaakt, subsidies aangevraagd. We kregen geld van de provincie Drenthe en de gemeente De Wolden. Met succes. Van Goor, trots: ‘Dankzij de inzet van een grote groep vrijwilligers hebben we binnen een paar jaar tijd het snelste glasvezelnet van heel Nederland. We wonnen er zelfs de European Boardband Award mee.’

‘Als coöperatie hebben wij voor het draagvlak gezorgd’, zegt Oosterveld. ‘Vanuit een separate onderneming en stichting is het project vervolgens gerealiseerd.’ Een instant-succes, die glasvezel. Maar het maakte de initiatiefnemers ook duidelijk dat voor een succesvolle voortzetting een royaler werkveld nodig was. Van Goor: ‘In een kleine gemeente als De Wolden konden we alle plannen die we hadden nooit van de grond krijgen.’ In oktober 2015 werd daarom de gebiedscoöperatie Zuidwest- Drenthe opgericht. Bestuursvoorzitter Oosterveld: ‘Toen was al meteen de slag gemaakt om het breder te zien dan De Wolden. Onderwijsgroep Terra was er van meet af aan bij betrokken, het ondernemersplatform, de lokale overheden. We beschouwen zo’n beetje heel Zuidwest- Drenthe als het nieuwe werkgebied. Er kwam een bestuur met vertegenwoordigers van vanuit de verschillende sectoren: de zorg, de landbouw, het recreatieschap, het waterschap, onderwijs. Ook wethouders van de deelnemende gemeenten en de voorzitter van een ondernemersplatform zitten erin.’

Onverdacht
Hoeveel bestuurservaring zich ook rond de nieuwe gebiedscoöperatie verzamelde, het was pionierswerk in het begin. Van Goor: ‘We hebben veel gehad aan de contacten met de Groningse gebiedscoöperatie Westerkwartier die een paar jaar eerder was begonnen. Maar dit gebied heeft weer z’n eigen dynamiek. We vinden niet opnieuw het wiel uit, maar we doen het wel op onze manier.’

Neem dat bermgrasproject. Van Goor: ‘Wij kunnen zo’n project als neutrale partij onverdacht opzetten. We jagen het aan door er een avond over te organiseren en vervolgens zeggen we tegen aanwezige ondernemers of burgers: wie doen er mee? Als zij er niet aan willen trekken, steken wij er ook geen verdere energie meer in. Onderwijs en overheid zijn ondersteunend en faciliterend – ondernemers of burgers zijn bij ons altijd in the lead.’

Toch bracht die aanpak ook problemen met zich mee. Oosterveld: ‘Wij hadden geld nodig om het project bermgras überhaupt te kunnen starten. Maar de gemeenten zeiden: eerst zien, dan geloven.’ Het loste zich op doordat de coöperatie niet alleen naar de productiekant keek, maar ook al in een vroeg stadium geïnteresseerde eindafnemers aan zich wist te binden. ‘Vraag creëren, daar gaat het om’, stelt Oosterveld. ‘Inmiddels is een projectleider aangesteld en de uitvoering in volle gang.’

Die bedrijfsmatige aanpak is nodig. De gemeente De Wolden en onderwijsgroep Terra staken de eerste jaren steeds 20.000 euro in de coöperatie. Nu wil De Wolden dat bedrag halveren om, zegt wethouder Jan ten Kate (Economische Zaken, Gemeentebelangen), ‘een signaal af te geven dat we niet voor altijd zullen blijven betalen.’ Ja, hij schept daarmee meteen wel een probleem, erkent de wethouder. ‘Hoe ze de organisatie moeten gaan bekostigen is een serieus punt. We hebben hier in Zuidwest-Drenthe weinig grote ondernemingen, het zijn vooral agrariërs. De financiering van de onderzoeksfase is heel lastig. En, al zou het eigenlijk wel moeten, of buurgemeenten te porren zijn voor vaste jaarlijkse bijdrage aan de basiskosten is nog niet duidelijk.’

Ten Kate waakt ervoor een gemeentelijke oplossing aan te dragen. ‘We moeten faciliteren, niet de regierol nemen. Anders wordt er straks een beleidsnota over geschreven, die vervolgens ergens onder in een bureaula verdwijnt.’

Minder hard
Richard Veldkamp, projectleider bio-based economy bij de provincie Drenthe, constateert dat gebiedscoöperaties snel tegen een praktische hindernis aanlopen: ‘Te weinig geld en doorzettingsmacht. Ik weet dat er binnen het Samenwerkingsverband Noord-Nederland mede om die reden studie naar wordt verricht.’

Dat is hard nodig. Zonder nieuwe verdienmodellen draait het vliegwiel dat de gebiedscoöperatie voor de leefbaarheid en economie van Zuidwest-Drenthe moet zijn straks mogelijk een stuk minder hard. Coördinator Van Goor: ‘Dat is natuurlijk wel een ding. Want uiteindelijk wil je niet alleen losse projectfinanciering, maar ook de middelen om geregeld nieuwe projecten op te zetten.’

‘Voor innovatieve projecten kan altijd een beroep op de provincie worden gedaan’, stelt Veldkamp. ‘Maar het goede van een coöperatie is juist dat het gaat om een initiatief van onderop. Dat proces moet je als provincie niet al te veel willen formaliseren. Anders verliest de coöperatie haar belangrijkste kracht als bindmiddel tussen uiteenlopende partijen.’

Een mogelijk financieringsmodel zou kunnen zijn om tegen lagere kosten een aantal gemeentelijke taken over te nemen. ‘Doen we nu soms al’, stelt Van Goor. ‘Toen De Wolden budget had gereserveerd voor een speciaal cultuurprogramma, heeft de gemeente de uitvoering aan ons uitbesteed. Wij kunnen breder kijken, zijn niet gebureaucratiseerd.’

Wethouder Ten Kate ziet wel wat in uitbreiding van dergelijke constructies. ‘Stel dat de zeventien dorpen met een goedkoop plan komen om voortaan zelf in het groenonderhoud te voorzien. Daar teken ik bij wijze van spreken morgen voor.’ Een andere financieringsbron voor de cooperatie is additionele funding via andere gemeenten, een waterschap of een netwerkbeheerder. Oosterveld: ‘Als je je eenmaal hebt bewezen, zullen die vast ook wel bereid zijn om geld in voorstellen te steken.’ Hij wijst op een lopend project waarbij studenten via sensortechnologie de landopbrengst per hectare verhogen en tegelijk de benodigde hoeveelheid kalk en mest terugdringen. ‘Scheelt de boer geld en vermindert het weglekken van meststoffen in bodem en grondwater.’

Donders uitkijken
Twee jaar pionieren heeft de Gebiedscoöperatie Zuidwest-Drenthe erop zitten. Hoe onzeker de financiële toekomst ook mag zijn, met de aanleg van glasvezel, de bermgraspalen en alle andere lopende projecten hebben de initiatiefnemers de dynamiek in de regio onmiskenbaar teruggebracht. Voorzitter Oosterveld heeft goede hoop dat de financiering gaat worden opgelost.

Wat voor tips zouden ze zelf aan andere coöperaties geven? ‘We kijken nadrukkelijk om ons heen en als je kunt samenwerken moet je dat zeker doen’, zegt Oosterveld. ‘Maar je moet ook donders uitkijken waar je wel en niet instapt. Je moet je slagvaardigheid behouden.’

Van Goor: ‘Gister belde iemand uit Culemborg voor ons huishoudelijk reglement. Wat ons doel was, wilden ze weten. Tja, ik denk dat je het heel simpel moet houden. Organiseer een paar thema-avonden. Zorg voor voldoende interactie, waardoor de dingen boven komen drijven waar regionaal wat mee moet gebeuren. En probeer vervolgens door te trekken.’ Oosterveld: ‘Als je niet uitkijkt ben je eerst twee jaar met statuten bezig. Ons belangrijkste advies aan andere coöperaties is: ga gewoon aan de slag!’


‘Topdown werkt niet meer’
De opkomst van de gebiedscoöperaties is een reactie op de vrijwel verdwenen intermediairs tussen ondernemers, overheid en onderwijs, stelt Willem Foorthuis, lector duurzaam coöperatief ondernemen aan de Hanzehogeschool Groningen. ‘Organisaties als de Kamer van Koophandel hebben daar vrijwel geen rol meer in. Nu wordt de samenwerking vaak vanuit overheid geïnitieerd. Dat betekent doorgaans topdown. Er wordt een project opgezet en als het potje leeg is, is het weer voorbij en weg.’ Direct overleg tussen ambtenaar en ondernemer loopt volgens Foorthuis vaak spaak. ’Dat zit in verschillen in taalgebruik en tempo. Dan raken ondernemers snel geïrriteerd.’

Foorthuis was nauw betrokken bij de ontwikkeling van de eerste gebiedscoöperaties, rond 2008. ‘Ik wilde af van dat klagerige gedoe. De overheid die stelt dat ondernemers te weinig initiatieven tonen, en de ondernemers die klagen dat de besluitvorming bij de overheid te lang duurt. Ik besloot de botte bijl te hanteren en zei: “Jullie hebben geen probleem, jullie zíjn het probleem.”’ Foorthuis telt inmiddels 39 gebiedscoöperaties in Nederland, ‘al is elke coöperatie weer anders van opzet.’ Bekendste drie voorbeelden zijn volgens hem O-Gen (Gelderse Vallei/Utrechtse Heuvelrug), Westerkwartier (Groningen) en Zuidwest-Drenthe. ‘O-Gen is sterk provinciegestuurd, daar zitten hoofdzakelijk gedetacheerde provincie-ambtenaren in. Westerkwartier is regionaal gestuurd en in Zuidwest-Drenthe kwam het initiatief vooral vanuit de ondernemers en werd het door lokaal bestuur en onderwijs versterkt.’

Twee elementen zijn volgens Foorthuis voor elke coöperatie essentieel: een gedeelde regionale innovatie-agenda en een daaraan gekoppeld verdienmodel. ‘Je merkt nu dat alle gebiedscoöperaties zelf het wiel aan het uitvinden zijn. Dat is doodzonde.’ Met studenten en onderzoekers van zijn Hanzehogeschool verricht Foorthuis onderzoek naar het ideale bestuursmodel. Over Zuidwest-Drenthe zegt hij: ‘Met deze schaal kan het op de lange termijn moeilijk worden. Ze hebben ondersteuning nodig vanuit de regio Zwolle. Sowieso voorzie ik op termijn een driedeling in grote regiocoöperaties, met daaronder gebiedscoöperaties en daaronder weer de kleine coöperaties op dorps- en wijkniveau.’

De rol van de overheid in dat proces beschrijft hij als faciliteren en detacheren. ‘Waarom zou je niet een aantal ambtenaren in een gebiedscoöperatie onderbrengen? Ze hebben vaak het netwerk en de kennis. Je werkt, leert en innoveert met de partijen in de triple helix. Ze dragen er allemaal aan bij – ook financieel – en hebben er baat bij.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie