Advertentie
ruimte en milieu / Column

NIMBY-mensen en de Omgevingswet 

De Omgevingswet biedt gemeenten kansen voor een zorgvuldiger omgang met dwarsliggende burgers. Maar pakken ze die ook?

28 juni 2024

De Omgevingswet en voorheen de ruimtelijke ordeningswetten (WRO, Wro/Wabo/Chw) bevatten de verplichting om regels te stellen (bestemmingsplan, omgevingsplan) en tegelijk mogelijkheden om daar vanaf te wijken (flexibiliteit). Dit berust op de argumenten dat de wereld nu eenmaal niet stilstaat en dat afwijken niet zomaar mag.

Er is een goede motivering nodig gebaseerd op onderzoek en een belangenafweging. Het verloopt via een procedure die betrokkenheid van mensen waarborgt. Er is rechtsbescherming met beroep in twee instanties of rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

Dit zijn juridische argumenten. ‘Gewone’ mensen vinden het maar vreemd, dat je je moet houden aan regels, zelfs met handhaving te maken kunt krijgen, maar dat anderen met hulp van een gemeente daar wél van af mogen wijken. Probleem is ook, dat de motivering meestal wordt aangeleverd door de aanvrager van de afwijking. Die heeft er toch zelf belang bij? De verklaring dat dit na overleg en op basis van afspraken met de gemeente gebeurt, helpt niet. Die zijn dus ‘medeplichtig’. Soms zijn er zelfs ‘stiekem’ al overeenkomsten gesloten! De inspraak wordt vervolgens door de aanvrager georganiseerd en dan verdedigt de gemeente het verhaal! Voor alternatieven of aanpassingen is maar weinig ruimte. Gemeenteraadsleden, voor zover al betrokken, zijn vaak huiverig om er nog iets tegen te doen.

Had je dus al frustratie door de verandering op zichzelf, komt daar frustratie over hoe men er mee omgaat nog bij.

Kun je in bezwaar, dan blijkt de bezwaarschriftencommissie over rechtmatigheid te adviseren. Centraal staat of het besluit juridisch correct is. Het gaat niet over doelmatigheid of doeltreffendheid, dus of het wel de beste oplossing is. Bovendien: als het juridisch juist is: waarom zou het college nu dan nog iets anders – bijvoorbeeld jouw alternatief - willen?

Dan maar in beroep. Afgezien van dat dit ingewikkeld is, je rechtsbijstandsverzekeraar er ook heil in moet zien, het erg lang duurt, het boze reacties van anderen oproept en ook het nodige kost, stelt de rechter zich meestal terughoudend op. Alleen een rechtmatigheidstoets en veel respect voor de vrije beoordelingsruimte, die zit in begrippen als ‘goede ruimtelijke ordening’ en ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. Beroep je je op beleid, dan bevat dit vaak geen beleidsregels. Je moet maar afwachten of het gewicht in de schaal legt en of ze daar niet ook van afwijken. Verder kan het bij de rechter zomaar opeens gaan om een rechtsvraag die je zelf niet hebt bedacht en waar het jou helemaal niet omgaat. Zijn er ten slotte fouten gemaakt, mogen deze vaak hersteld worden.  

Jij blijft achter met een kostenpost en een kater

Procedurele waarborgen en rechtsbescherming ervaart de ‘gewone’ burger dan niet echt als bescherming. De juridische argumentatie sluit niet aan bij het gevoel. Met een beetje pech heeft de pers je al NIMBY-mens genoemd: iemand zonder oog voor de behoeften van de medemens of algemene belangen. Jij blijft achter met een kostenpost en een kater: ‘ze doen toch wat ze willen.’

De meeste mensen maken dit een enkele keer mee. Dat kan genoeg zijn voor een langdurig gevoel van machteloosheid en wantrouwen jegens de overheid. De Wetenschappelijke Raad van het Regeringsbeleid signaleerde vorig jaar als oorzaak van het huidig maatschappelijk onbehagen, dat mensen geen grip denken te hebben op hun levensomstandigheden. Waaronder geen grip op hun leefomgeving.

De Omgevingswet is een kans om dit te veranderen. Overheden moeten werken met een beleidscyclus. Daarmee wordt gestuurd op de beoogde kwaliteit(en) van een gebied of locatie. Dat is bepalend voor (nieuwe) functies en activiteiten, die worden vastgelegd in algemene of bijzondere toestemmingen (omgevingsplan of omgevingsvergunningen). Een op kwaliteiten sturende gemeente, biedt zijn burgers geen maximale rechtszekerheid, maar wel zekerheid over waar veranderingen aan moeten voldoen. Dat levert een ander gevoel op.

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur constateerde vorig jaar, dat onder meer door de stapeling en complexiteit van beleid de uitvoering helemaal vastloopt. De raad ziet het kerninstrument omgevingsprogramma als hét middel om dit te verbeteren. Ik ook.

Punt is: vrijwel iedereen zal de gewoonte om direct in functies te denken moeten veranderen in eerst over kwaliteiten nadenken en daarover met elkaar afspraken maken. Daarvoor is vooral integraal, gebiedsgericht en samenhangend beleid nodig. Dat betekent lastige keuzes maken en beleid zo formuleren dat het controleerbaar is: met beleidsregels en maatregelen. Dat kan de schijnzekerheid van regels compenseren en is verwachtingenmanagement. Er hoort wel echte betrokkenheid van mensen bij.

Nu bij de nationale omgevingsvisie wordt gesproken over de ‘wederombouw’ van Nederland – vanwege veel moeilijke opgaven – is het extra noodzakelijk om kansen te pakken. Tegelijk is dat een grote verandering van de praktijk.

De wetgever streeft overigens al langer naar een betere balans tussen rechtszekerheid en flexibiliteit. Mijn afstudeerscriptie ging er in 1988 al over.

Trees van der Schoot is een van de sprekers op het congres van Binnenlands Bestuur over de Omgevingswet, 26 september in Bunnik. Bekijk hier het volledige programma. 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie