‘Voor ons staat de Omgevingswet als paal boven water’
'En ik besef dat dat heel vervelend is voor gemeenten. Die willen natuurlijk zo snel mogelijk helderheid over de datum. Maar het implementatietraject zullen we gaan richten op de datum die uit het bestuurlijk overleg van eind mei komt.’
Wat moet de invoeringsdatum worden van de Omgevingswet? In een korte serie artikelen belicht Binnenlands Bestuur de voor- en nadelen van geen uitstel, kort uitstel of langer uitstel. In het laatste deel: Annemieke van Brunschot, programmamanager Omgevingswet bij de VNG.
De VNG hield lange tijd vast aan invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2022. Waarom is die datum de afgelopen maanden gaan schuiven?
Annemieke van Brunschot: ‘We hebben steeds gezegd dat het 1 januari 2022 kan worden, als er dan sprake is van een werkend stelsel. Dat betekent in de praktijk dat alle landelijke voorzieningen zijn opgeleverd en goed functioneren, dat de gemeenten daarop zijn aangesloten en dat gemeenten voldoende oefentijd hebben gehad. Maar die kans is klein. Daarnaast wordt er gewerkt aan de laatste wetgevingszaken. Dat proces is op inhoud weliswaar afgerond in de Kamers, maar er wordt nu nog aan regelingen gesleuteld in de aanvullingssporen. Daar zitten de details waar zich de spreekwoordelijke duiveltjes in voordoen.’
Zoals?
‘Friso de Zeeuw begon op jullie website al over het vliegverkeerlawaai. Dat onderschrijven we, maar het gaat breder. Het heeft betrekking op meer nieuwe geluidsregels. Ook rondom spoor, bij spoorwegemplacementen en voor nestgeluid van schepen in havens. Die strengere geluidsregels hebben op veel plekken consequenties voor woningbouw.’
En dan is er het DSO.
‘Ja. Gemeenten moeten zijn aangesloten op de landelijke voorzieningen van het digitale stelsel én voldoende tijd hebben gehad om ermee te leren werken. In het Bestuursakkoord uit 2015 gingen we nog uit van een jaar oefentijd. Dat is inmiddels teruggebracht tot een half jaar effectieve oefentijd, dus rekening houdend met reces en de tijd die nodig is om verstoringen in de keten bij de release van nieuwe voorzieningen op te lossen. En het gaat ons om oefenen met het héle stelsel. Je ziet pas hoe een auto rijdt bij een proefrit; niet als je afzonderlijk het stuur, de wielen of het motorblok uitprobeert. En je wilt oefenen met de werkelijke gegevens: met de nieuwe rijksregels, met de bruidsschat, met je eigen gemeentelijke content. Het hele stelsel is een half jaar voor de inwerkingtreding op 1 januari 2022 niet gereed.’
Daar moeten de gemeenten met hun eigen systemen dan nog op aansluiten.
‘Ja dat klopt. Daar zitten hun softwareleveranciers nog tussen. En al zijn we heel intensief met elkaar in gesprek, die hebben we uiteraard niet aan een touwtje. Er zit altijd tijd tussen de oplevering van een landelijke voorziening en de implementatie in de lokale software bij een gemeente. Het half jaar oefentijd gaat dus ook pas lopen nadat gemeenten zijn aangesloten door hun leverancier.’
Friso de Zeeuw stelde dat ontwerpbureaus niet op het DSO zijn aangehaakt, terwijl zij het gros van de ruimtelijke plannen maken.
‘Dat klopt niet helemaal. Bureaus kunnen – net als gemeenten – software aanschaffen waarmee zij omgevingsplannen kunnen muteren. Maar een bureau werkt vaak voor meerdere gemeenten en die softwarepakketten zijn onderling nog niet uitwisselbaar. Er moet dus snel een uitwisselingsstandaard komen, want bureaus kunnen natuurlijk niet zeven softwarepakketten aanschaffen. Gemeenten kunnen er ook voor kiezen om hun werk in de planvorming te mandateren aan een bureau. Dan biedt het bureau de mutaties aan bij het DSO. Maar dan krijg je issues rondom de controle door de gemeenteraad, want hoe toon je dan de mutatie aan de raad? En al zou het bureau software aanschaffen om het omgevingsplan van een gemeente te muteren, zij kunnen niet bij de bruidsschat van een gemeente. Dan heb je dus ook geen content om mee te werken. Al met al is de driehoek gemeente – stedenbouwkundig bureau – softwareleverancier nog onvoldoende uitgewerkt, zowel technisch, procesmatig als commercieel. Er wordt op dit moment hard gewerkt aan dit probleem.’
Moet er mede daarom een EHBO komen, een Eerste Hulp bij Omgevingswet, zoals De Zeeuw voorstelt?
‘We zijn met het ministerie in gesprek over een transitieteam. Een team dat ook in staat is om inhoudelijke consequenties te verbinden aan issues uit de praktijk. Dus dat ook wet- en regelgeving kan aanpassen als dat nodig blijkt. Al schat ik dat 80 tot 90 procent van de vragen van gemeenten door het Informatiepunt Leefomgeving kan worden afgehandeld. En dan heb je ook nog de regionale implementatiecoaches Omgevingswet, de RIO’s. Die stoppen niet op de datum inwerkingtreding.’
Er zijn ook gemeenten die wél op schema lopen voor invoering per 1 januari 2022. Wat is uw boodschap aan hen?
‘Het beeld onder gemeenten is zeer divers. Je kunt nooit iedereen de best passende inwerkingtredingsdatum geven, dat is onmogelijk. Maar je moet die datum ook niet te veel gewicht geven. Het proces van invoering loopt door tot minstens eind 2029. Gemeenten kunnen al heel veel doen, vooruitlopend op de invoering. Tegen gemeenten die al verder zijn zou ik willen zeggen: zet alvast verdere stappen in het werken conform de bedoeling van de Omgevingswet.’
Na zo veel uitstel klinkt inmiddels her en der ook al de roep tot afstel. Baart dat u zorgen?
‘Nee. We hebben als VNG onlangs de wens tot inwerkingtreding bestuurlijk herbevestigd. Daarmee staat de Omgevingswet voor ons als een paal boven water. We hebben ook geen signalen dat er bijvoorbeeld via een motie bij de ALV een ander geluid naar voren wordt gebracht.’
Wat zou u zelf als nieuwe invoeringsdatum suggereren?
‘Daar doe ik nu nog geen uitspraak over. Het belangrijkste is dat op die datum de dienstverlening aan inwoners en ondernemers moet kunnen worden gegarandeerd. En dat de gebiedsontwikkeling ongehinderd doorgaat, zowel de planvorming als de vergunningverlening. Het zou natuurlijk een drama zijn als er vertraging ontstaat door een wet die het juist beoogt makkelijker te maken. Door die bril kijken we naar de verschillende scenario’s voor de datum inwerkingtreding. Je moet een datum kiezen die – vanwege het behoud van energie en draagvlak voor de wet – zo dichtbij mogelijk is, maar wel verantwoord. En dan is er ook nog het kostenaspect. De invoering kost gemeenten nu al veel te veel geld. Naarmate je de datum verder voor je uitschuift, nemen de invoeringskosten toe en duurt het langer voordat je kunt beginnen met terugverdienen.’
Hoe gaat het nu verder?
‘Op 26 mei hebben we als bestuurlijke partners een volgend bestuurlijk overleg; de koepels IPO, Unie en VNG met de minister. Ik verwacht dat we dan kunnen aangeven welke van de genoemde data onze voorkeur heeft. Daarover zullen vervolgens nog nieuwe gesprekken met de Tweede Kamer moeten worden gevoerd, en een ander gesprek met de Eerste Kamer.’
Gezien het Haagse zomerreces komt er dan welllicht dus pas in het najaar witte rook.
‘Ja, misschien wel. En ik besef dat dat heel vervelend is voor gemeenten. Die willen natuurlijk zo snel mogelijk helderheid over de datum. Maar het implementatietraject zullen we gaan richten op de datum die uit het bestuurlijk overleg van eind mei komt.’
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
“ Je ziet pas hoe een auto rijdt bij een proefrit; niet als je afzonderlijk het stuur, de wielen of het motorblok uitprobeert.”
Uit de toespraak van informateur Tjeenk Willink in de Kamer op 12 mei 2021: “De menselijke maat in het overheidsoptreden komt niet terug zolang de politiek uitvoerende diensten eigenlijk als machines blijft beschouwen die naar believen aan en uit kunnen worden gezet" .