Duurzame denkers vaak sterkste vervuilers
Steeds meer Nederlanders maken zich zorgen over klimaatverandering. Maar hun gedrag loopt daarmee niet altijd in de pas. Duurzame denkers blijken bovengemiddelde vervuilers, toont onderzoek van I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur aan.
Steeds meer Nederlanders maken zich zorgen over klimaatverandering. Maar hun gedrag loopt daarmee niet altijd in de pas, blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur. Duurzame denkers zijn bovengemiddelde vervuilers.
Hoger opgeleiden
De hoger opgeleiden die het somberst zijn over het klimaat, zijn uitgerekend ook degenen die het langst douchen, het meest en verst vliegen en het vaakst de auto gebruiken. Dezelfde tendens is te zien bij de twintigers die zich – omdat ze nog lang op de deze planeet zullen rondstappen – begrijpelijk veel zorgen maken over de toenemende uitstoot van broeikasgassen. Maar het is deze groep die het langst doucht en bij hun voedselverbruik het minst let op eventuele negatieve klimaateffecten.
In de spiegel
‘Duurzaam denken is nog niet duurzaam doen’, doopt onderzoeker Peter Kanne van I&O Research niet voor niets het rapport. ‘Je merkt dat de zorgen over het klimaat de afgelopen jaren zijn toegenomen’, vult hij mondeling aan. ‘Het is logisch dat de burger daarbij op de overheid of op bedrijven wacht, maar hij mag ook weleens in de spiegel kijken.’
CO2-voetafdruk
Voor het eerst werd aan ‘vervuiling’ – voedsel, de aanschaf van kleding en spullen, de wijze van vervoeren, wonen – een gewicht gehangen, naar rato van de bijdrage aan de totale CO2-uitstoot. Zo kwamen de onderzoekers van I&O Research tot een CO2-voetafdruk van de Nederlander. In dit onderzoek werd het (al dan niet) duurzame gedrag van burgers bovendien gekoppeld aan hun politieke overtuiging.
Links vliegt veel
Het lijkt op zich weinig verrassend dat de VVD-stemmer veruit het slechtst scoort. Die is immers relatief welgesteld (dus kan veel vliegen, heeft vaker een groot huis, et cetera) en maakt zich daarbij van nature wat minder zorgen over het klimaat. Ook niet vreemd is de gunstige score van de Partij voor de Dieren, met de GroenLinks- en ChristenUnie-stemmer meteen in het kielzog. De opvallendste uitkomsten doen zich voor op detailniveau. Zo scoort de D66-stemmer slecht in de categorie vervoer: die vliegt namelijk beduidend vaker dan gemiddeld. En de GroenLinks-stemmer spendeert jaarlijks exact evenveel uren in het vliegtuig als de aanhanger van Forum voor Democratie.
Positief prikkelen
Burgers maken zich flink zorgen over de opwarming van de aarde, concludeert Kanne, maar kijken voor oplossingen vooral naar de overheid en innovaties vanuit het bedrijfsleven. ‘Ze verwachten minder effect van hun eigen gedrag en passen dat dan ook maar mondjesmaat aan. Ook willen ze niet dat de overheid met wetten of verboden hun individuele keuzes beperkt.’ Zo zitten we dus in een patstelling. Kanne: ‘Overheid en burgers zitten over en weer op elkaar te wachten.’ Hij ziet twee opties om daaruit te komen: ‘De overheid moet doorkomen met maatregelen en informatie; burgers moeten bij zichzelf te rade gaan wat ze zelf kunnen doen en, vooral, kunnen láten.’
Inhaalslag
Hoe kan de overheid de burger tot dat broodnodige duurzamer gedrag aanzetten en wie moet in dat proces het voortouw nemen? Vooral gemeenten lijken aan zet. In het algemeen hebben burgers tot nu toe slechts een heel beperkt beeld van het klimaatbeleid van hun gemeente. Nog geen derde zegt daarvan goed op de hoogte te zijn (en bij provincies is dat nog geen vijfde deel). Voor de warmteplannen die de gemeenten in 2021 per wijk moeten hebben, is hier dus nog een forse inhaalslag te verrichten.
Grotere rol gemeenten
Tegelijkertijd blijkt uit dit onderzoek dat gemeenten een veel grotere rol kunnen spelen bij het betrekken van burgers bij energietransitie. Bijna de helft van de Nederlanders geeft aan dat ze ‘graag’ meer informatie van hun gemeente zouden willen ontvangen over hoe ze van het gas af moeten komen. Slechts 7 procent van hen is daarover tot nu toe geïnformeerd. Kanne: ‘De sleutel voor de overheid ligt in een combinatie van positief prikkelen en hardere wetgeving en handhaving daarvan. De geschiedenis leert dat de overheid op deze manier succesvol veranderingen teweeg kan brengen, ook bij onderwerpen waarover veel weerstand bij burgers bestaat. Denk bijvoorbeeld aan de helm- of gordelplicht of het rookverbod in de horeca.’
Ik word toch zó moe van dat gevit op ambtenaren: zij maken de regels niet, dat doen over het algemeen de jongens en meisjes in de 2e slaapkamer.
Gemeenten hebben geen miljarden te verkwisten.