Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

'Niet mauwen'

Minister Van der Laan is diep onder de indruk van de problemen in de krimpgebieden. Hij verlangt solidariteit van gemeenten die nog wel groeien. ‘Het is nu tijd om de anderen te redden.’

04 september 2009

Eberhard van der Laan geeft het eerlijk toe: pas sinds zijn relatief prille ministerschap is hij zich bewust van de gevolgen van bevolkingskrimp. Hij verhult niet dat hij zich soms te pletter is geschrokken. ‘Dan kom je in een straat met twintig huizen, waarvan er zes leeg staan en in verval beginnen te raken. Ik had echt wel gelezen over vergrijzing, ontgroening en bevolkingsdaling, maar op zo’n moment zie je pas wat het betekent.’

 

De PvdA-minister voor Wonen, Wijken en Integratie denkt hardop na over een plan van aanpak: ‘Ik heb een hekel aan het woord Deltaplan. Dat woord is overal voor gebruikt, en daardoor is het een leeg begrip geworden. Als iemand in Den Haag twee pakjes sigaretten gaat kopen, is het al een Deltaplan. Maar als er íéts is dat in aanmerking komt voor het maken van een Deltaplan, dan is het krimp. Het kabinetsbrede actieplan dat staatssecretaris Ank Bijleveld en ik in het najaar zullen presenteren, kan er een aanzet toe zijn.’

 

Van der Laan leerde tijdens werkbezoeken aan Heerlen, Groningen en Zeeland veel over de problematiek. Puttend uit zijn persoonlijke ervaringen, spreekt hij van ‘een heel intensief scholingsprogramma’ dat hij de afgelopen maanden heeft gevolgd. ‘Alle bestuurders die mij, ernstig en opgewekt tegelijk, inzicht probeerden te geven in de zaken waarmee zij bezig zijn; ik ben ze er uitermate dankbaar voor.’ Aan een grote ronde tafel in zijn werkkamer doet Van der Laan een bekentenis: ‘Ik voel er een beetje gêne bij dat ik het eerst met eigen ogen heb moeten zien om tot het besef te komen wat er aan de hand is. Maar het is nu ook mijn verantwoordelijkheid om hier iets aan te doen. Je zou kunnen zeggen dat ook ik mijn ontwikkelingsgang hierin heb gehad.’

 

Solidariteit

 

Van der Laan beschouwt het welhaast als zijn missie om krimp bij iedereen in Nederland ‘goed tussen de oren’ te krijgen, zoals hij het zelf formuleert. Het heeft hem gerustgesteld dat op verscheidene departementen in de loop der jaren al veel kennis is verzameld. En er zijn ook Kamerleden die er zich intensief mee bezighouden. Maar er valt naar zijn overtuiging nog een wereld te winnen. Niet alleen in Den Haag en in de Randstad, maar ook bij bestuurders en burgers elders in Nederland.

 

‘Als Amsterdammer heb ik vast een boel gebreken, maar zeker in de Randstad kan ik hier natuurlijk wel met enig gezag over praten – juist vanwege mijn afkomst’, grapt hij. Solidariteit mag wat Van der Laan betreft niet te veel gevraagd zijn. Hij somt een aantal groeigebieden op waar economische bedrijvigheid heerst en waar grote bouwprojecten normaal gesproken aan de orde van de dag zijn: Amsterdam, Utrecht, Den Haag, Haarlem, Eindhoven, Leiden, Arnhem-Nijmegen. ‘In algemene zin hebben de steden een bloeiende periode achter de rug van stadsvernieuwing, sociale vernieuwing en grotestedenbeleid.

 

‘In de jaren zeventig vluchtten de mensen nog als hazen de stad uit. Bestuurders hebben zich vervolgens het apezuur gelopen, en mede dankzij nationaal beleid doet de Randstad het nu behoorlijk goed. Zij heeft haar functie als economische motor kunnen behouden en versterken, en het is dé plek waar veel mensen willen wonen. Het is nu tijd om een beetje af te lossen. De steden zouden kunnen denken: “Wij zijn toen gered, het is nu tijd om de anderen te redden”. Dat is misschien wat scherp gesteld, maar zo zie ik het wel.’

 

 Van der Laan pleit voor doorbreking van het bestaande groeidenken. Een paradigma-wisseling, noemt hij het. ‘Bij alle stukken die je leest, en alle dingen die je bekijkt, moet je jezelf voortdurend afvragen: is er wel voldoende rekening gehouden met krimp? Het is in ieders belang dat de steden zijn gered. Want het is ook jouw theater en het is ook jouw voetbalclub die daar zijn gevestigd. Nu draaien we het om. Laten we Groningen, Limburg, Zeeland en Friesland beschouwen als de voor-, zij- en achtertuinen van de steden. Zo groot is ons landje toch niet? Daarom kan je de oproep tot solidariteit naar mijn idee koppelen aan een welbegrepen eigenbelang. Een nationaal belang. Maar het is ook gewoon een kwestie van fatsoen. Krimpgebieden hebben recht op die solidariteit.’

 

Miljarden

 

Tijdens een recent bezoek aan Groningen heeft Van der Laan duidelijk gemaakt dat van het huidige kabinet geen wonderen kunnen worden verwacht. Bestuurders die voorrekenen dat alleen al voor hun regio miljarden nodig zijn om de krimp in goede banen te leiden, krijgen steevast nul op het rekest. ‘Ik zou willen dat ik Bill Gates was’, merkt hij op, ‘maar als je dingen echt fundamenteel anders wilt doen, zijn eerst nieuwe Kamerverkiezingen nodig, en vervolgens een nieuw regeerakkoord. Iedereen weet hoe we ervoor staan met onze nationale schuld, en met de crisis, die van ons allemaal is. Daarom wil ik op dit moment geen valse verwachtingen wekken.’

 

Wel staat voor Van der Laan als een paal boven water dát er geld op tafel moet komen. Ook zullen regels moeten worden aangepast. Deskundigen die menen dat de huidige financieringssystematiek voldoet en dat bestaand instrumentarium toereikend is, kunnen flink tegengas verwachten. ‘Als ik dat lees, dan denk ik: nou, dat staat nog te bezien. Mijn intuïtie zegt dat er wel degelijk het nodige zal moeten veranderen.

 

‘Je kan wel zeggen dat de vergoedingen in het onderwijs zijn gekoppeld aan het aantal leerlingen, maar dat is slechts een deel van het verhaal. Want de verwarming in de school in Limburg moet net zo hard branden als die van de school in Utrecht, ook al zitten er veel minder kinderen op. En neem Delfzijl, dat het aantal inwoners al jaren ziet teruglopen. Maar het stikt er van de wegen die moeten worden onderhouden. Mijn eerste pleidooi is dat je je moet afvragen of bestaande regels krimpbestendig zijn. En op basis van mijn intuïtie zeg ik dan: nee, zeker niet atijd.’

 

Ook binnen zijn eigen portefeuille ziet Van der Laan onderwerpen voorbij komen die voor discussie vatbaar zijn. Hij wijst op het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. Zonder concrete uitspraken te willen doen, vraagt hij zich af of de verdeelsleutel die wordt gehanteerd voor de periode 2010- 2015, en die dezelfde is als voor de jaren 2005-2009, wel recht doet aan het feit dat een deel van het land nu worstelt met krimp. ‘Ook daar moeten we misschien nog eens naar kijken.’

 

Wat Van der Laan op voorhand pertinent uitsluit, is de gedachte om geld van de veertig krachtwijken over te hevelen naar krimpregio’s. Ook andere wijken die extra financiële ondersteuning krijgen van zijn ministerie, hoeven niet te vrezen dat de geldkraan dicht gaat. ‘Geen sprake van. Die wijken hebben dat geld keihard nodig.’

 

Kansen

 

Terugblikkend op zijn werkbezoeken aan Heerlen, Groningen en Zeeland, wijst Van der Laan op het gevaar dat ook hier in toenemende mate probleemwijken gaan ontstaan als niet de helpende hand wordt geboden. ‘Je hebt gebieden waar geen kijkers komen als mensen hun huis te koop zetten. Niet wéínig kijkers, maar géén. De huizen kosten daar bijna niks. Dit trekt dan ook weer mensen aan die het elders te bont hebben gemaakt. Er is al een beweging te zien van Tokkies richting die krimpgebieden; sorry dat ik me zo uitdruk, maar dan weet iedereen tenminste wat ik bedoel. En als er íéts is wat die gebieden niet kunnen gebruiken, dan is dat het wel.’

 

Van bestuurders in krimpregio’s heeft Van der Laan opgestoken dat het ook voor hen een hele omschakeling is geweest om te erkennen dat het denken in termen van groei voltooid verleden tijd is. ‘Je moet een aantal fases in dat proces onderscheiden. Het begint met ontkenning. Dan krijg je een periode van rouw, en pas daarna begint iedereen in te zien dat krimp ook kansen met zich meebrengt. Kansen om steden, dorpen en gebieden fraaier in te richten, bijvoorbeeld. Kansen om te investeren in kwaliteit.’

 

Het allesoverheersende probleem is echter het ontbreken van ‘verdiencapaciteit’, zoals Van der Laan het noemt. Geld genereren door het ontwikkelen van bouwprojecten is er in krimpgebieden niet bij. ‘Vroeger kon je zeggen: ik heb meer goedkope huurwoningen nodig, en die financier ik door extra huizen neer te zetten in het dure segment, of door kantoren te bouwen. Als je Heerlen, Zeeland of Groningen bezoekt, zie je dat de mogelijkheid om problemen op deze manier te tackelen, er niet meer is. Daarom is het voor bestuurders van belang om krimp zo snel mogelijk te accepteren, om er vervolgens zo intelligent mogelijk mee te kunnen omgaan.’

 

De minister wijst op de sociale schade en op het individuele leed. ‘Als iemand die elders in het land een andere baan kan krijgen zijn huis niet kan verkopen, is dat heel erg. En als je huis je pensioen is, en je raakt het niet kwijt, dan is dat onverdraaglijk. Ik bedoel: we hébben het hier ergens over. Daarom moeten we dit niet in politieke sferen trekken. Ook hier in Den Haag zullen we het met zijn allen moeten doen.’

 

Samenwerking en afstemming is naar zijn overtuiging voor alle partijen cruciaal. Dit geldt in Van der Laans visie voor gemeenten (‘elkaar beconcurreren met ieder een eigen bedrijventerrein is dodelijk’), maar ook voor het maatschappelijk middenveld. Woningcorporaties en onderwijsinstellingen zullen de handen ineen moeten slaan. ‘In Groningen zag ik drie relatief nieuwe schoolgebouwen van de ons bekende zuilen. Op dit moment heeft iedereen daar spijt van. Daarom is het van zo’n groot belang om krimp tijdig te erkennen, en er gezamenlijk op te anticiperen.’

 

Opgewek t

 

De talrijke regio’s die in de toekomst met krimp te maken krijgen, kunnen in elk geval hun licht opsteken in Groningen, Limburg en Zeeland. Best practices te over, zegt Van der Laan. ‘Ik ben ook onder de indruk geraakt van de opgewektheid bij de bestuurders. Zij zijn op een realistische en constructieve manier aan de slag gegaan. Niet mauwerig. Hun bestuurdersbloed is gaan stromen, en dat heeft al geleid tot mooie resultaten.’

 

‘In Limburg zie je bijvoorbeeld hoe bij wijken kleine parkjes zijn aangelegd; zogeheten pocket parks. Bewoners spelen een rol bij het beheer. Zeeland probeert het toerisme en het fenomeen tweede huis verder te ontwikkelen. Iets dergelijks zie je ook in bijvoorbeeld het Groene Hart, op een heel andere schaal toch ook een soort krimpgebied. Daar zijn bestuurders bezig om op een innovatieve manier te kijken naar groen, toerisme en landbouw. Zo kan je potentiële bedreigingen omzetten in kansen.’

 

Ook het Groningse Appingedam heeft de minister in positieve zin verrast. ‘Een heel leuk historisch stadje, dat het verdomd goed doet. Mooi opgeknapt, met oog voor de geschiedenis, met oog voor monumenten en met oog voor wat mooi is. Dat kan heel veel schwung geven. En dat is precies waaraan behoefte bestaat. Daarom zeg ik: aanvaard het probleem en ga op zoek naar die kwalitatieve dynamiek. Dat geeft een geweldige push. Bijna bevrijdend. Dan heb je al heel veel gewonnen.’

 

Actieplan
Het kabinet, provincies en gemeenten werken aan een ‘actieplan bevolkingsdaling’, dat komend najaar verschijnt. Het plan wordt geschreven door een projectorganisatie van de ministeries van Vrom en Binnenlandse Zaken, provinciekoepel IPO en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Belangrijke bouwstenen worden aangedragen door het zogeheten Topteam Krimp, dat wordt gevormd door oud-minister Hans Dijkstal van Binnenlandse Zaken (VVD) en oud-burgemeester Jan Mans van Meerssen, Kerkrade en Enschede (PvdA). Het duo brengt daarnaast ook concrete adviezen uit aan de krimpregio’s Oost- en Noordoost-Groningen, Zuidoost-Limburg (Parkstad) en Zeeland.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie