Meer ontwerp en architectuur moeten Nederland mooi maken
Twee weken geleden verscheen eindelijk de Architectuurnota. De ministers Plasterk en Cramer schetsen daarin een optimistisch beeld over de maakbaarheid van een mooier Nederland. ‘Vol goede voornemens.’
De onvrede over de verrommeling van Nederland groeit: zowel burgers, politici als ontwerpers vinden dat Nederland er niet mooier op wordt, terwijl er toch genoeg (ontwerp)talent rondloopt. Veel Nederlandse ontwerpers (architecten en landschapsarchitecten) timmeren internationaal uitstekend aan de weg, maar in eigen land is het zooitje, vinden zowel burgers, politici en vakmensen.
Hoog tijd om de rol van het ontwerp te versterken, en zo meer samenhang aan te brengen tussen alle ruimtelijke ingrepen in de stad en op het platteland. Woningbouw, infrastructuur, bedrijventerreinen: de aanpak ervan wordt nog te vaak als een op zichzelf staande opdracht beschouwd. Meer aandacht -in een vroeg stadium - voor het ontwerp is een van de drie speerpunten van het nieuwe architectuurbeleid. ‘Het plezier in de maakbaarheid van de leefomgeving moet terug’, aldus de notitie.
Het tweede speerpunt hangt daar nauw mee samen: de stedenbouwkundige expertise moet terugkeren op de stadhuizen, bepleit de nota Een cultuur van ontwerpen. De samenhangende ontwerpblik bracht Nederland halverwege de 20ste eeuw veel faam, maar tegenwoordig worden op ad hoc basis deskundigen ingehuurd en ontbreekt intern de noodzakelijke ‘lange adem’ om samenhangend beleid te ontwikkelen.
Maakbaarheid
De aandacht die de nota vraagt voor de stedenbouwkundige discipline is terecht, vindt bijvoorbeeld de Federatie Welstand, zegt directeur Flip ten Cate: ‘Stedenbouwers konden mensen die het slecht hadden, opstoten in de vaart der volkeren. Dat geloof in de maakbaarheid van de samenleving zijn we kwijtgeraakt.’ Tegelijkertijd constateert hij dat de analyse over ‘de grote problemen in de samenleving’, ontbreekt in deze nota. Terwijl juist op dat terrein, bijvoorbeeld bij het nadenken over problemen als de botsing van de culturen, het ruimtelijk ontwerp een grote rol zou kunnen spelen.
Het derde speerpunt, het herontwikkelen en herbestemmen van waardevolle gebouwen en gebieden die hun functie verliezen, bevalt hem daarom juist wel. Op verzoek van de rijksadviseur inventariseerden de gezamenlijke welstandscommissies het afgelopen jaar alle oude postkantoren, gevangenissen, kerken, defensiecomplexen en andere bruikbare gebouwen, die de komende jaren beschikbaar komen. Dat leidde tot de Oude Kaart van Nederland. Die dient nu ook als uitgangspunt om die herbestemming voortvarend ter hand te nemen, schrijft de minister in zijn nota.
Bovendien wordt een koppeling met de Vogelaarwijken gemaakt. Juist in die krachtwijken kunnen dergelijke beeldbepalende complexen een bindende werking hebben en een belangrijke rol spelen in de opwaardering van een wijk (de nota spreekt van ‘waardemakers’). Er is budget voor een kennisprogramma herbestemming en een budget (2 miljoen voor 2009-2012) om dergelijke gebouwen in de krachtwijken een nieuwe functie te geven. Bij de federatie heerst wel teleurstelling over het feit dat er over de toekomst van welstandscommissies geen duidelijkheid is.
Halfvol
Arno Brok, burgemeester van Sneek en voorzitter van de commissie cultuur van de VNG omschrijft de nieuwe architectuurnota als ‘een heel aardig stuk’. Brok: ‘Er komt geld voor stimuleringsmaatregelen stedenbouw en kennisprogramma’s regionaal ontwerp en daar kan iedereen op lokaal niveau goed mee aan de gang.’ Het besef van het brede belang van architectuur voor de cultuur in een gebied is nog niet overal doorgedrongen, merkt hij. ‘Er zijn te veel gemeenten die te weinig fundamenteel stilstaan bij de mogelijkheden die architectuur biedt om een brede culturele impuls te geven.’
Cilly Jansen, directeur van Architectuur Lokaal noemt de nota ‘een optimistisch verhaal waarin het glas consequent halfvol is in plaats van halfleeg’. Het staat natuurlijk buiten kijf dat het goed is dat het hier een nota van het kabinet betreft, maar ze had wel gehoopt op meer visie van het rijk op de inrichting van Nederland. De nota is nogal algemeen, vindt zij. ‘Het was goed geweest als er duidelijk in had gestaan welke budgetten er per onderwerp beschikbaar zijn en met welke partners en organisaties het rijk de uitvoering wil doen. Nu is alleen aangegeven welk ministerie eindverantwoordelijk is.’ Al jaren klinkt weliswaar de roep om ‘meer centrale regie’: het zijn uiteindelijke de lokale overheden die een cruciale rol spelen in het ruimtelijk beleid. ‘De nota staat vol goede voornemens, maar hier mist een realistische en concrete uitwerking’.
Zie ook het artikel: 'We zitten nu op de bodem'.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.