Corporaties onder aansturing van gemeenten? Niet doen
Als je een heilig geloof hebt in een zo klein mogelijke rijksoverheid, ligt het voor de hand om de volkshuisvesting geheel over te doen aan de gemeenten. Niet doen, stelt BB-columnist Dick van Ginkel.
In het voorjaar van 2013 heeft minister Blok aangegeven dat wat hem betreft de woningcorporaties “onder directe aansturing van de gemeenten zouden moeten vallen”. Het is, na alle turbulentie over de verhuurderheffing in het najaar, op dit moment niet duidelijk of en hoe de minister deze visie ook wil doorzetten. Voor het geval deze visie binnenkort toch weer op de agenda verschijnt daarom een bijdrage met de boodschap “Niet Doen!”
De opmerking dit voorjaar van minister Blok om de woningcorporaties onder direct toezicht van de gemeenten te plaatsen heeft nogal wat stof doen opwaaien. Zowel bij de corporaties als bij de gemeenten, getuige bijvoorbeeld het rapport van de VNG “Gemeenten en corporaties; de vrijblijvendheid voorbij - Wederkerig en verplichtend” (april 2013).
Het is, na alle turbulentie over de verhuurderheffing in het najaar en het akkoord tussen de minister en Aedes op dit moment niet duidelijk of en hoe de minister deze visie wil doorzetten. Maar in de praktijk van ‘policymaking’ is bekend dat als de politiek iets weet te agenderen, het meer een kwestie is van “wanneer” dan “of” het onderwerp ook tot regelgeving leidt.
Als je een echte diehard bent op het gebied van marktdenken en een heilig geloof hebt in een zo klein mogelijke rijksoverheid, ligt het voor de hand om de volkshuisvesting geheel over te doen aan de gemeenten. Zoals ik in een eerdere column heb aangegeven is de vierde decentralisatie dan wel een feit. En met de overheveling van de budgetten voor de woontoeslag naar de gemeenten zou zo’n actie helemaal compleet zijn, maar - met de kennis van de andere decentralisaties - wel met grote financiële beperkingen. De mantra dat gemeenten als ‘meest dicht bij de burgers staand’ veel beter en efficiënter dan de rijksoverheid in staat zijn beleid te maken, vormt een prachtige verpakking voor dit alles.
Gelukkig nemen de gemeenten afstand van deze visie en zetten zij in op samenwerking. In de VNG visie wordt – kort gezegd - aan de minister gevraagd om het speelveld te bepalen, en zien zij ‘wederkerige en niet vrijblijvende samenwerking’ als basis voor samenwerking tussen gemeenten en corporaties. En ik weet van woningcorporaties dat die er niet anders over denken.
Het nieuwe speelveld is inmiddels door de minister op hoofdlijnen bepaald. In ruil voor de verhuurderheffing kan het brede taakveld blijven bestaan, althans voor een eerste periode van drie jaar gevolgd door een evaluatie. Maar pas op, in politieke termen betekent dat vaak de mogelijkheid om alsnog te doen wat je eerder niet is gelukt!
Er is nu dus ruimte en tijd voor bestuurders van gemeenten en corporaties om hun samenwerking vorm te geven. En ik pleit er voor dat meer dan ooit te doen in de vorm van Chinese Contracten.
In “The age of paradox” (1995) schrijft Charles Handy over zijn ervaringen met onderhandelingen in Maleisië¨ en China. Nadat hij met een zakenpartner overeenstemming heeft bereikt over een deal, wil Handy ter bevestiging een schriftelijke overeenkomst opstellen. En op dat moment zegt zijn zakenpartner: “In my culture a good agreement is self enforcing because both parties go away smiling and are happy to see that the other is smiling.”
Charles Handy noemt deze vorm van onderhandelen een “Chinees Contract”. Een manier van samenwerken die goed is voor beide partijen en waar de het feit dat het voor de ander goed uitpakt gezien wordt als een cruciale waarde voor jezelf. Een overeenkomst die niet van buitenaf hoeft te worden gecontroleerd of opgelegd, omdat de wederzijdse belangen voldoende garantie bieden.
De uitdaging voor de bestuurders van gemeenten en woningcorporaties is om met ‘the end in mind’ om tafel te gaan zitten en het eens te worden over de ambities en de spelregels die zullen gelden. Met de blik op de lange termijn en de focus op ‘waar het allemaal ook al weer om te doen is’, hoeven de ambities van gemeenten en corporaties over de maatschappelijke opgaven in de gemeenschap, met begrip voor elkaars eigen verantwoordelijkheden, niet te verschillen.
En dan samenwerken vanuit een Chinees contractbenadering waarvan de basiscondities zijn: vertrouwen in de toekomst, respect voor elkaars positie en het willen behouden van een voor beide goede werkbare verhouding leidend tot een situatie waarin niet alleen nu maar ook in de toekomst graag samengewerkt kan worden.
De VNG heeft het goed gezien en ik ben er van overtuigd dat de corporaties die handschoen zullen willen oppakken. Met alle discussies over verhuurderheffing en speelveld zijn de corporaties inmiddels goed doordrongen van de noodzaak om hun sociale positie opnieuw vorm te geven en ‘social return’ centraal te stellen; dat biedt ongekende kansen. Het zal niet vanzelf gaan, want de praktijk tot op heden tussen gemeenten en corporaties is best nog wel vaak gekleurd door – wederzijdse - kortetermijnbelangen, asymmetrische machtsverhoudingen en negatieve ervaringen. En de gemeentelijke politiek heeft natuurlijk last van een maximale horizon van vier jaar.
Maar bestuurders kunnen zich boven het gekrakeel stellen, de politieke druk van boven neutraliseren en werken aan wat ons – op lange termijn - bindt in plaats van scheidt.
Over hoe de gemeenten en corporaties elkaar kunnen prikkelen bij hun wederkerige en verplichtende samenwerking en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken een volgende keer.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.