Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Jij moet je bek houden’

Ambtenaren die kritiek leveren op de invoering van de Omgevingswet werden door BZK geïntimideerd.  

10 juni 2022
man met plakband op mond
Shutterstock

Op 28 juni stemt de Eerste Kamer over invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2023. Gaat het dan eindelijk gebeuren? Er spelen nog tal van issues waaronder een gloednieuwe: intimidatie door Binnenlandse Zaken van tegenstanders van snelle invoering.

Medewerker Personeelsadministratie

JS Consultancy
Medewerker Personeelsadministratie

Adviseur HR

Gemeente Oirschot via Geerts & Partners
Adviseur HR

Als hij de telefoon opneemt, komt Koos Seerden net uit een overleg met het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). ‘Om nog wat zaken af te stemmen en op te lossen, die eigenlijk al eerder hadden moeten worden aangepakt’, zegt de directeur van Rho Adviseurs.

‘Doen we het nu niet, dan dreigt de gebiedsontwikkeling na de invoering van de Omgevingswet sterk te vertragen.’ Hij doelt op ‘standaard-voorbeelden’ voor de bouw en de opzet van het omgevingsplan, ‘waardoor gemeenten straks niet alles zelf hoeven uit te vinden’.

De invoering van de mammoetwet in de ruimtelijke ordening, waarover al twintig jaar wordt gesproken en die al vier keer eerder werd uitgesteld, is op de valreep andermaal een haastklus geworden. Op dinsdag 28 juni moet de Eerste Kamer beoordelen of alle aangebrachte noodverbanden genoeg zekerheid bieden. Dan wordt duidelijk of de Omgevingswet per 1 januari 2023 wordt ingevoerd of toch (weer) niet.

Het zal erom spannen. Niet alleen vanwege de status van die noodverbanden. Ook omdat er op last van de Eerste Kamer een onderzoek loopt naar intimidatie van een vijftal tegenstanders van snelle invoering door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Signalen die inmiddels ook door de BZK-top serieus worden bekeken. Binnenlands Bestuur sprak met geïntimideerde personen. Hoe kon het zo ver komen?

Prematuur

Begin dit jaar erfde minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) het dossier van zijn voorganger Kajsa Ollongren. Die had vier jaar lang weinig potten kunnen breken, maar hield eind december in een Kamerbrief vast aan invoering van de wet per 1 juli 2022. ‘Niet alles kan tegelijkertijd en gelukkig hoeft ook niet alles tegelijkertijd. Deze tijdelijke dip zal er altijd zijn, welk invoeringsmoment ook wordt gekozen.’

Een premature gedachte, bleek weldra uit een analyse van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) door het Adviescollege ICT-Toetsing. Gemeenten moesten volgens dit college minimaal een half jaar kunnen oefenen met een stabiel stelsel, wat het toen nog lang niet was. De Jonge stelde de invoeringsdatum daarop met een half jaar uit tot 1 januari 2023. Het leidde tot gefronste wenkbrauwen bij het adviescollege. Bepaal eerst in een kritieke-pad-planning hoeveel extra tijd er daadwerkelijk nodig is, stelde collegelid Paul Klint in Binnenlands Bestuur, en plan dan pas een nieuwe datum. Maar De Jonge had haast.

De minister ging met dat besluit ook in tegen de wens van de bij de Omgevingswet betrokken softwareleveranciers. Die moeten ervoor zorgen dat de ict-systemen van gemeenten straks goed aansluiten op de landelijke voorziening. Hun conceptbrief, waarin om ten minste negen maanden oefentijd met een stabiel stelsel werd gevraagd, verdween onder druk van het ministerie van tafel. Er kwam een taskforce van softwareleveranciers en ruimtelijke bureaus om samen met rijk, gemeenten en provincies het DSO te stabiliseren. ‘In de vergunningenketen zijn we al een heel eind op weg’, analyseerde Koos Seerden de nieuwe aanpak in maart. ‘Maar de planketen legt het meeste beslag op het DSO, dat zijn grote bestanden. Daar moeten we nog best veel dingen in doen. We zijn bezig met het inventariseren van de beheersbaarheid van de risico’s.’

Met de taskforce werden de criticasters door het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) binnen boord gehaald en daarmee medeverantwoordelijk voor een succesvolle invoering van de Omgevingswet. De rijen van softwareleveranciers en ontwerpbureaus zijn sindsdien gesloten. Maar niet alle criticasters belandden in de BZK-boot. Lieuwe Koopmans van marktleider Tercera ging niet mee. Bewust niet.

Tegenover Binnenlands Bestuur stelde hij in maart dat Binnenlandse Zaken rond het DSO een ‘goednieuwsshow’ opvoert. Alleen met ‘een compleet andere koers’ waarbij ‘echt wordt geluisterd naar het werkveld’ zou het digitale stelsel (‘een gedrocht’) nog te redden zijn. Koopmans is al sinds 2014 met Binnenlandse Zaken in een strijd verwikkeld, toen hij de systematiek onder de nieuwe, voor de Omgevingswet te ontwikkelen standaarden hekelde.

Koopmans stond mede aan de wieg van de begin deze eeuw ontwikkelde Imro-standaard en wilde de makers van de nieuwe standaard voor fouten behoeden. Toen daar volgens hem niet naar werd geluisterd, spuide hij zijn kritiek op LinkedIn. De kwestie liep in 2018 zo hoog op dat, zegt Koopmans, ‘mijn twee compagnons door BZK destijds werd gevraagd om afstand van mij te nemen, anders zou er een boycot komen.’

Ik moest vertellen dat het allemaal goed ging

Nadat hij zich eind vorig jaar in een artikel opnieuw kritisch uitliet over de gang van zaken bij het DSO, werd Koopmans door Binnenlandse Zaken uitgenodigd om langs te komen. Zijn bedrijf Tercera zou volgens BZK ineens een ‘systeemrisico’ vormen: zo veel gemeentelijke klanten voor zo’n relatief klein bedrijf. Koopmans: ‘Ik ben met onze directeur naar het ministerie gegaan en toen hadden ze wel door dat Exxellence [het moederbedrijf van Tercera, red] een groot bedrijf is. Dus die methode mislukte. Daarna volgde alleen het gebruikelijke zwartmaken van ons, maar daar zijn we allang aan gewend.’

Liegen

De kritiek dat BZK rond de Omgevingswet al jaren een ‘goednieuwsshow’ opvoert, klinkt breder. Het is een van de redenen waarom de Eerste Kamer, vooruitlopend op het debat van 21 juni (een week voor de finale stemming) nog eens alle onderliggende documenten en rapporten heeft opgevraagd. En dan is het nog de vraag of je alles boven tafel krijgt. Binnenlands Bestuur sprak met Johan Jansen*, die als business liaison manager Omgevingswet namens een bevoegd gezag jarenlang de vorderingen bijhield van de aansluiting op het DSO. Op een dag moest hij voor een Kamercommissie een presentatie geven over de voortgang bij het bevoegd gezag. Het publiceren van een verordening door provincies lukte nog steeds niet.

Op last van de senaat loopt er een onderzoek naar intimidatie

‘Kun je goed liegen?’, vroeg zijn opdrachtgever. ‘Nee? Laten we dan de waterschappen vragen de presentatie te verzorgen.’ De opdracht was, blikt Jansen terug, ‘om er een mooiweerboodschap van te maken. Ik moest vertellen dat het allemaal goed ging. Maar er was geen mooiweerboodschap te vertellen. Sterker: het lukt provincies nog steeds niet.’

Ander voorbeeld: de eerste keer dat de provincies hun cijfers moesten aanleveren over de aansluiting op de landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV). Ook die cijfers waren nogal teleurstellend. ‘De toenmalige programmadirecteur DSO zag de werkelijkheid anders en paste de cijfers aan. Toen zijn we met z’n allen heel boos geworden.’

Jansen is onder meer om klimaat- en milieuredenen een groot voorstander van de integrale aanpak van de Omgevingswet. ‘Maar het bevoegd gezag wil dat we onze taken straks wel goed kunnen uitvoeren. Provincies hebben, anders dan gemeenten of waterschappen, geen overgangsrecht. Zij moeten er per 1 januari 2023 helemaal klaar voor zijn.’

Mes in de rug

Hoe ver Binnenlandse Zaken kan gaan in het dwarsbomen van kritische geluiden over de Omgevingswet blijkt uit het verhaal van Henk Gierveld. Hij is sinds 1999 werkzaam als wetgevingsjurist en gemachtigde beroepszaken bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (en rechtsvoorgangers). Daarnaast is hij onder meer als associate researcher verbonden aan de Universiteit Utrecht, voorzitter van de redactie van het Tijdschrift voor Omgevingsrecht en lid van de hoofdredactie van het Handboek Omgevingswet.

Vanuit die hoedanigheden publiceert hij artikelen op LinkedIn en informeert lezers over de zijns inziens inmiddels ondoorgrondelijke besluitvormingsprocedure voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Die publicaties zijn tegen het zere been van het ministerie. Hij kreeg 1 februari een e-mail van de relatiemanager Omgevingswet van het ministerie van BZK: ‘Je openbare hetze tegen de Omgevingswet begint nare vormen aan te nemen. Met verbazing en toenemende ergernis lezen we hier je bijdragen. Wij werken ons hier het snot voor de ogen om in woelige tijden de wet vooruit te helpen en jij steekt telkenmale een mes in onze rug. Mijn directeur wilde jouw directeur hierover bellen. Uiteindelijk hebben we afgesproken dat ik jouw afdelingshoofd ga bellen. Strekking: dit moet ophouden.’

In een vervolggesprek met zijn afdelingshoofd en directeur kreeg Gierveld te horen dat hij op straffe van een berisping ‘zijn bek moet houden’ over IenW- en BZK-wetgeving, dus ook over de Omgevingswet. Het gedoe is Gierveld niet in de koude kleren gaan zitten. Vanwege gezondheidsproblemen is hij al sinds begin april niet meer aan het werk. Maar, zegt hij: ‘Ik blijf doorgaan met schrijven over de Omgevings wet, ook al weet ik niet hoe dat voor mij en mijn werk zal uitpakken.’

Gekleurd

Koopmans en Gierveld zijn twee van de vijf criticasters die met intimidatie te maken gekregen. De andere drie willen niet met Binnenlands Bestuur praten. Of het uitzonderingen zijn of dat er een patroon achter schuilgaat, valt daardoor moeilijk te zeggen. Maar toch: het roept wel vragen op over de informatie die door BZK aan de Eerste Kamer wordt verstrekt: is die positief gekleurd of niet?

Inmiddels is het onafhankelijke Adviescollege ICT-Toetsing door de Eerste Kamer om een update gevraagd van zijn februari- advies. Dat houdt echter de boot af: geen tijd en vermoedelijk weinig verschil in uitkomst. Ook is de kans klein dat Deloitte, door De Jonge dit voorjaar benaderd voor een onderzoek naar het beheer van het DSO, in juni iets kan melden. Volgens Eerste Kamerlid Saskia Kluit (Groen- Links) is het adviesbureau druk doende de scope te bepalen van de onderzoeksopzet. ‘Dat klinkt niet alsof ze er op korte termijn iets over kunnen zeggen.’

De informatie die overheden via het digitale stelsel aan gebruikers kunnen leveren, is nog veel te belabberd

Koos Seerden wil dat na enige bedenktijd wel doen. De directeur van Rho Adviseurs, deel uitmakend van de taskforce van softwareleveranciers en ontwerpbureaus, constateert dat het DSO inmiddels robuuster wordt. ‘Maar we zitten nu pas in de fase dat de volledige keten intensief kan worden getest, met echte content. Dan zullen we zien of wat is bedacht ook werkt.’ Dat loopt door tot juli, dus ná het besluit van de Eerste Kamer. Is dat geen probleem?

‘Dat klopt’, zegt Seerden. ‘Dat betekent dus dat je parallel aan het testen, tijdelijke alternatieve maatregelen op orde moet hebben, waarmee eventuele problemen kunnen worden omzeild. Welke en hoe, dat zal de komende tijd blijken. Wel is de laatste periode de onderlinge communicatie erover een stuk opener geworden en de samenwerking beter.’

Woningbouw

De voornaamste zorg van Seerden zit nu in onopgeloste implementatievraagstukken. Een voorbeeld: ‘Een woningbouwplan voor een ontwikkelaar wordt meestal door een bureau gemaakt. Dat moet dan in het softwarepakket dat de gemeente ook gebruikt. Er zijn acht pakketten die allemaal anders zijn. Bureaus kunnen niet acht pakketten aankopen en beheersen. Twee jaar geleden is afgesproken dat uitwisseling tussen de pakketten mogelijk wordt gemaakt – een harde belofte van de minister. Maar dat is maar deels geregeld, waardoor uitwisseling nog steeds niet kan. Niemand lijkt hier ook volledig verantwoordelijk voor. Als dat probleem niet snel wordt opgelost, ontstaan er problemen voor de woningbouw.’

Ander probleem: driekwart van de gemeenten is volgens Seerden niet klaar voor het werken met de instrumenten van de Omgevingswet, met name het wijzigen van het omgevingsplan. ‘Vorige week had de VNG aangekondigd de vernieuwde geconsolideerde staalkaart te presenteren. Dit is hét houvast voor de opzet van het omgevingsplan. Dat is op zich al laat, maar ook deze bleek nog niet klaar. Die hoofdstructuur hebben veel gemeenten nodig om vanaf de zomer een wijziging in een omgevingsplan door te voeren. Het is ook het houvast om bureaus en ambtenaren straks te kunnen trainen. De cursus is er dus nog niet. Al wordt er nu wel aan gewerkt.’

Gemeenten zijn sterk verdeeld over de invoerdatum

Wat moet de Eerste Kamer straks besluiten? Gemeenten zijn blijkens de polls die er circuleren nog steeds sterk verdeeld over de invoerdatum. De ene helft vreest dat door nieuw uitstel van de Omgevingswet de urgentie om er als gemeente aan te werken verdwijnt. De andere helft voorziet na de invoering grote problemen met het DSO en wil wederom meer tijd. Johan Jansen rekent zich tot die laatste groep. ‘De informatie die overheden via het digitale stelsel aan gebruikers kunnen leveren, is nog veel te belabberd. Geef de provincies extra tijd om die data op orde te krijgen.’

Koos Seerden ziet kansen: ‘Voer de wet per 1 januari in, maar geef gemeenten nog een behoorlijke tijd om plannen voor woningbouw of energietransitie op de huidige manier, via bestemmingsplanwijziging, mogelijk te maken. En geef gemeenten de mogelijkheid om die plannen daarna eenop- een in te voegen in het omgevingsplan. Zo kunnen gemeenten er langzaam ingroeien. Als je de wet invoert zonder deze escape, verwacht ik een enorme hick-up bij de voortgang van woningbouwplannen.’

*Echte naam bij de redactie bekend.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie