Weerstand tegen wieken
Windmolens zijn efficiënter dan zonnepanelen, vergen minder subsidie en zorgen voor werkgelegenheid. En dan gaat het niet alleen over de bouw, maar ook over het onderhoud.
Nederland zou het ‘Koeweit van de windenergie’ kunnen zijn. Maar bij de overheid trekken de ‘non-believers’ nog aan de touwtjes. Kan het kabinet de ambitieuze doelstellingen waarmaken? ‘We moeten meer samen doen: burgers, bedrijfsleven, overheid.’
Elke vier uur toont de smartphone van Willem Smelik hoeveel huishoudens worden voorzien van windstroom die is opgewekt door ‘zijn’ Belwind-project. Op deze sombere winterdag met een zwiepende zuidwester vertelt het schermpje dat 413.000 huishoudens profiteren van het windpark voor de kust bij het Belgische Zeebrugge, luttele kilometers ten zuidwesten van Zeeuws-Vlaanderen. ‘Dat is bijna maximaal’, bromt Smelik van Meewind, een van de aandeelhouders van Belwind tevreden.
Het project van 55 molens met elk een vermogen van 3 MegaWatt (mw) kwam voornamelijk tot stand met geld van enkele grote investeringsmaatschappijen en institutionele beleggers. Ook overheden bliezen een partijtje mee. De gemeente Den Haag investeerde tien miljoen euro. Dit geld vormt het fonds Meewind, samen met de twintig miljoen euro afkomstig van enkele duizenden particulieren die een stukje windmolen kochten. Meewind is een aandeelhouder van offshorepark Belwind. De provincie Noord-Holland gaf een bankgarantie af van één miljoen euro, waarmee uiteindelijk de totaalinvestering van 650 miljoen euro is gerealiseerd.
Het park zou aanvankelijk voor de Nederlandse kust komen. In 2007 was het de bedoeling dat er een tiental grootschalige windmolenparken op de Noordzee zouden draaien, maar verder dan het park Egmond aan Zee (108 mw, 36 molens) en het Prinses Amalia windpark (120 mw, 60 molens) voor de kust van IJmuiden is het op het kolossale Nederlandse deel van de Noordzee tot op heden niet gekomen.
De Belgen
Smelik wijt de troosteloze prestaties van het land dat vierhonderd jaar geleden groot werd door de windmolens, aan politieke desinteresse. ‘De achtereenvolgende regeringen zijn allerminst gegrepen door de ambitie om de transitie naar duurzame energie te maken’, zegt Smelik. Het optuigen en weer afblazen van energiesubsidies, geharrewar rond de terugleververgoeding en de ingewikkelde regelgeving vormen volgens hem eveneens een verklaring voor de gebrekkige prestaties.
‘Ontzettend jammer’, zegt Smelik. ‘Nederland had met zo’n groot stuk Noordzee binnen de territoriale wateren ‘het Koeweit van de elektriciteit van zee’ kunnen worden. En het kan nog steeds.’
Windmolens zijn efficiënter dan zonnepanelen, vergen minder subsidie en zorgen voor flink wat werkgelegenheid. En dan gaat het niet alleen over de bouw, maar vooral ook over het onderhoud. Smelik schat de totale investeringen in windmolenparken op de Noordzee op 150 miljard euro. ‘Het leidt bovendien tot een markt van 12 miljard euro per jaar aan onderhoud en beheer, met een belangrijke taak voor havens als Vlissingen, IJmuiden, Den Helder, Eemshaven en Delfzijl.’
De Belgen pakken het voortvarender aan. ‘De windparken op zee zijn daar op slimme plekken, vlak bij elkaar gepland. De voorbereiding van het ‘stopcontact’ (een offshore high voltage station met een exportkabel naar het land) waar alle afzonderlijke windmolens van verschillende deelnemers op moeten inpluggen, worden gemeenschappelijk gedeeld. Men denkt daar eerst na over het totale concept van het elektriciteitnet en gaat vervolgens de windparken plannen’, aldus Smelik.
Hoe anders is het in Nederland. Na twintig jaar beleid is er in totaal amper 2.400 mw aan duurzaam windvermogen geïnstalleerd, op land en op zee. Het recente regeerakkoord toont weer meer ambities. In 2020 moet 16 procent van de energiebehoefte uit duurzame bronnen komen. Het kabinet snapt zelf ook dat dit in Nederland vooral van de wind moet komen en wil voortvarend werken aan 6.000 mw windenergie in 2020. Waar over 2.400 mw twintig jaar is gedaan, moet er nu dus in amper zeven jaar tijd een kleine 4.000 MegaWatt bijkomen, zeker dertig parken van het kaliber Amalia of 25 parken van de omvang van Belwind.
Scheveningse pier
Dat gaat natuurlijk niet lukken, dacht ook minister Kamp (Economische Zaken, VVD). Vandaar dat sinds enkele maanden vooral wordt ingezet op vergroten van het windmolenareaal op het vasteland. Daarmee haalt Kamp zich weer oude vraagstukken op de hals zoals Not in My Backyard (NIMBY), horizonvervuiling, angst voor slagschaduw en vrees voor vogelsterfte.
Wethouder Rabin Baldewsingh, wethouder duurzaamheid (PvdA) van Den Haag ondervindt het al. ‘Wij willen windmolens langs de snelweg A4 mogelijk maken, maar ontvingen direct bezwaren, nota bene van onze buurgemeente Leidschendam/Voorburg.’ En ook met mogelijke plannen binnen de twaalf mijlszone op zee steekt de weerstand al de kop op. ‘Twaalf mijl is 22 kilometer, een heel eind. Horizonvervuiling is een mager argument. Zo’n park komt heus niet bij de Scheveningse pier te staan.’
Baldewsingh vindt het jammer dat de aandacht voor windenergie van zee naar land verschuift. ‘In het westen van het land is het vol, op de zee is ruimte genoeg en kunnen we veel wind oogsten. Dat was ook de gedachte om toentertijd tien miljoen euro te investeren in Meewind, overigens met tot nog toe een fraai rendement. Al zullen we vandaag de dag gezien de bezuinigingen niet gemakkelijk opnieuw tien miljoen euro in zo’n fonds kunnen stoppen.”
Toch helpt ook wind op land bij het realiseren van de Haagse ambities om in 2040 ‘klimaatneutraal’ te zijn. ‘Het is jammer dat we er in Nederland zo slecht in slagen om over onze schaduw heen te springen. Windenergie sluit aan bij onze eeuwenoude traditie, helpt tegen het enorme CO2-probleem en het draagt er ook nog eens aan bij om de luchtkwaliteit in de stad op orde te houden’, aldus Baldewsingh.
Onafhankelijk adviseur windenergie Tijmen Keesmaat beaamt dat de laatste jaren een stagnering hebben opgeleverd, maar hij is niet somber gestemd over de recente trend om 6.000 mw op land te realiseren. ‘De provincies hebben nu de strijd met het rijk gewonnen over de zeggenschap waar de windparken moeten komen, zij het dat het rijk terecht een stok achter de deur houdt indien de provincies niet aan het gewenste aantal mw komen in de Rijksstructuurvisie’, zegt Keesmaat. Er komen tientallen projecten van in totaal honderden mw.
Hij maakt zich wel zorgen over het aantal projecten. Hoewel er nog weinig concrete projecten bekend zijn, komen de provincies tot 5.700 mw aan potentiële terreinen. ‘Te weinig’, oordeelt Keesmaat. ‘Er vallen immers altijd locaties af. De ruimtelijke ordeningsprocedures moeten feitelijk nu starten, willen de wieken in 2020 draaien. Daar komt bij dat de grote windparken complexe infrastructuur is die ook in het net moet worden ingepast. Ook Tennet moet nu snel aan de bak.’
Het komt er op aan dat rijk, provincies én gemeenten eendrachtig samenwerken. De provincies maken inpassingsplannen, het rijk coördineert de provinciale doelen terwijl de gemeente nog altijd bevoegd gezag is en de Wabo-vergunning moet regelen. ‘Het is goed geregeld dat mensen of instellingen die bezwaar maken allemaal in één gang naar de Raad van State gaan, en de procedures dus in één keer klaar zijn’, zegt Keesmaat.
Naast de grootschalige plannen voor de windparken van 100 mw en groter, breekt hij ook een lans voor de kleine, lokale projecten. ‘Veel coöperaties hebben intussen de kennis en gaan professioneel te werk. Kleinschalige windinitiatieven worden soms wat geringschattend behandeld, maar met elkaar tikken ze wel degelijk aan.’
De projecten vergroten bovendien het draagvlak voor windenergie, en de ‘dorpsmolens’ in Friesland resulteren doorgaans in een behoorlijk dividend van circa 10 procent op het ingelegde vermogen, dat de gemeenschap weer ten goede komt.
Keesmaat is ook te spreken over de zoektocht van de grotere gemeenten naar verborgen windlocaties op hun grondgebied. ‘In Zaanstad, dat net als Den Haag in 2020 klimaatneutraal wil zijn, zijn bijvoorbeeld vier primaire en vier secundaire terreinen gelokaliseerd in onder meer het havengebied. De gemeente begint met investeren, andere participanten nemen het over.’
Ook Chris Westra vindt dat de Nederlandse overheid, anders dan in Denemarken en Duitsland, te weinig voorwaarden heeft geschapen om grootschalige toepassing van windenergie mogelijk te maken. ‘In alle overheidslagen zijn er onder de bestuurders veel non-believers’, zegt Westra, die eind 2012 zijn veertig jarig bestaan als bevlogen ambassadeur voor windenergie vierde. ‘En dat heeft zowel ter land als op zee geleid tot een zwabberbeleid. Terwijl uit onderzoeken steeds weer blijkt dat 70 procent van de ondervraagden positief staat tegenover windenergie. Minder dan 10 procent organiseert weerstand en genereert veel aandacht in de media, vertraagt projecten of houdt ze tegen.’
Windpionier
Volgens windpionier Westra is er zowel op land als op zee voldoende ruimte. ‘De gebieden op zee die in het Waterplan worden genoemd – bij Borsele, IJmuiden-Ver en de locatie boven de Waddeneilanden – zullen tot minder commotie bij de kustgemeenten leiden. Die liggen ver op zee. Om deze windparken goed te kunnen onderhouden en aan te sluiten op het elektriciteitsnet kunnen kunstmatige eilanden een rol spelen. Zij kunnen zich binnen vier of vijf jaar terugverdienen. Gemeenten met onvoldoende ruimte binnen hun grondgebied kunnen ook investeren in wind op zee.’
De gemeente Den Haag is daarbij ook weer actief in energiebedrijf Eneco dat voornamelijk in eigendom is van gemeenten, waarbij Rotterdam (32 procent) en Den Haag (17 procent) de kroon spannen.
Eneco werkt aan een nieuw windmolenpark op zee, Luchterduinen (129 mw, 43 molens), op 23 km uit de kust. Maar het bedrijf is ook voorstander van meer wind op land. ‘Het is een goede zaak dat de overheid ambitie toont met wind op land’, reageert woordvoerder Cor de Ruijter. ‘Er moet wel voldoende subsidie zijn en er moet snel overeenstemming komen tussen rijk en provincies over zogeheten concentratiegebieden voor grotere windparken van meer dan 100 mw. We moeten meer samen doen: burgers, bedrijfsleven, overheid.’
Ook Eneco is gecharmeerd van lokale energie-initiatieven. ‘Uit recent onderzoek dat we hebben laten verrichten blijkt dat lokale energie kan voorzien in een kwart tot een derde van de behoefte aan duurzame energie. Dat potentieel moeten we benutten’, aldus Eneco.
Draagvlak
Ook milieugedeputeerde Annemieke Traag (D66) van de provincie Gelderland vindt dergelijke initiatieven zinvol. ‘Ze dragen bij aan vergroten van het draagvlak. En dat neemt ook daadwerkelijk toe. Zowel bestuurders als bewoners zijn meer dan voorheen overtuigd dat windenergie nodig is om onafhankelijker te worden van fossiele energie’, aldus Traag.
Gelderland treedt zo nodig sturend op. Zo heeft de provincie recent besloten om een inpassingsplan te starten, waardoor het voor de particuliere investeerder Raedthuys mogelijk wordt om in Zevenaar vijf windmolens van twee mw te bouwen. ‘Er bleken geen rationele bezwaren te bestaan op gebied van de ruimtelijke ordening.’
Ook wil Traag langs de snelweg A15 en de Betuwelijn behalve zonnepanelen ook windenergie realiseren. ‘Bedrijventerreinen en snelwegen in Rivierenland, daar moeten we het in Gelderland van hebben’, zegt Traag. ‘We liggen achter de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug, wat verklaart dat we slechts 210 mw hoeven bij te dragen.’ Gelderland onderzoekt ook de potentie van zeer kleine windmolens (‘wokkels’) in de stedelijke omgeving.
Dat sommige burgers ook zelf investeren door een aandeel te nemen in een windmolen is een ander bewijs dat het draagvlak voor windenergie verbetert, aldus Traag. En of ze ook mooier kunnen, die molens? ‘Dat is een kwestie van persoonlijke smaak. In de Gouden Eeuw was er ook weerstand tegen de watermolens. En die zijn nu cultureel erfgoed.’
Windmolens brengen niet op, wat ze kosten aan produceren,vervoeren.plaatsen onderhoud en afbreken.Subsidie via de maandelijkse energie kosten van de burgers,slim gevonden, maar onnodig.
Zonnecollectoren waar de zon gegarendeerd 3/4 per etmaal schijnt dat is interessant ,Europa een plaats deze in het Spaanse binnenland. Het verlies van de opgewekte panelen ,door transport verlies is minimaal.
Anders kom eens met cijfers van kosten en opbrengs,dan zien burgers waar ze voor een worst voorgehouden worden.Het lijkt de gouden eeuw wel.