Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Showbestuur gijzelt het platteland’

Precies een kwart eeuw geleden verscheen ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’. Het boek van Geert Mak zette voor het eerst de schijnwerpers op de onttakeling van het platteland. Hoe ging het er verder?

01 oktober 2021
jorwert----shutterstock-1041322912.jpg

Precies een kwart eeuw geleden verscheen ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’. Het boek van Geert Mak zette voor het eerst de schijnwerpers op de onttakeling van het platteland. Hoe ging het er verder? ‘Het landschap interesseert Friese bestuurders geen bal.’

Jorwert, een kwart eeuw later

Een vlucht duiven stuift op van de klinkers bij het binnenrijden van Jorwert. Langs de weg vertellen borden dat er zondag in het dorpscafé wordt gekaart en er extra plaatsen beschikbaar zijn voor het Iepenloftspul, de voorstelling waar het halve dorp in figureert. Befaamd, in Friesland. Dat Jorwert met zijn boerenhuizen, de monumentale pastorie en de kerk uit elfhonderdzoveel niet alléén dat gezellige Swiebertje-dorp is, werd 25 jaar geleden pijnlijk duidelijk.

Toen publiceerde Geert Mak het boek dat de stille revolutie op het platteland beschreef. Toen de machines kwamen, de subsidies en de banken, en wat er, als gevolg daarvan, allemaal verdween. God, ja, maar in diens voetspoor ook de winkels, de scholen, de boerencultuur. De leefbaarheid op het platteland bleek zwaar onder druk te staan en vrijwel niemand, ook niet in bestuurlijk Nederland, die het zag.

Hoe God verdween uit Jorwerd (toen nog met een d) werd een bestseller. ‘Ik merkte gelijk dat ik een open zenuw had geraakt’, blikt Mak terug. Niet alleen in Nederland. ‘Het boek was populair in Duitsland; in Beieren werd het stukgelezen. In Groot- Brittannië en Frankrijk heeft het ook veel gedaan. Het is een Europees boek geworden. Heel veel mensen op het platteland herkenden de situatie van dat kleine dorpje Jorwert, omdat overal in Europa in de kern dezelfde problematiek speelt.’

We hebben afgesproken om het vervolg door te nemen. Hoe is het een kwart eeuw later met het platteland gesteld? Nu de stikstofcrisis om zich heen grijpt en windmolens en zonneparken er een plek moeten krijgen. Om over de honderdduizenden woningen nog te zwijgen. Deze maand verschijnt een aangepaste versie van zijn boek, met actueel nawoord. Ook de auteur is in de tussentijd een tikje veranderd. De ras-Amsterdammer van 25 jaar geleden woont inmiddels (parttime) in Jorwert. Van outsider is Mak een insider geworden of, op z’n minst, direct betrokkene.

Klem gegroeid
Hij hoeft maar z’n raam uit te kijken om vast te stellen dat het boerenprobleem ‘alleen maar verder is geëscaleerd’. Drie boeren telt Jorwert anno 2021, dat waren er in 1996 nog zes, zeven. Mak: ‘Het drama van de boeren is dat ze klem zijn gegroeid. Dat piepkleine Nederland is het op twee na grootste exportland van agrarische producten. Het lijkt te mooi om waar te zijn – en dat is het ook. De prijs die daarvoor moet worden betaald, is te hoog.’

Hij doelt op de stikstofuitstoot, de verschraling van het landschap. ‘Er zijn veel boeren die verdomd goed doorhebben dat dit zo niet langer kan. Dat je geen worm meer ziet, als je een spade in de grond steekt. Dan gaan bij een echte boer alle alarmbellen af. Maar het is moeilijk om uit dat gareel te breken. Er bestaat een lobby van gevestigde belangen die dat op allerlei manieren blokkeert, variërend van toeleveranciers tot de Rabobank en de Ahold. Een vriend van mij die daartussen zit zegt: “Het is gewoon een vesting”.’

De vesting kent een vluchtweg: het uitkopen van boeren. Het zal vele miljarden kosten, en hoe krijg je de boeren in dat proces mee? Het zelfbewustzijn van de agrariërs lijkt door hun netelige positie slechts aangewakkerd. In zijn nawoord memoreert Mak het woord ‘trots’, dat een boer tegenwoordig op de lippen lijkt bestorven. Hij zegt: ‘Een kwart eeuw geleden nam geen enkele boer het in de mond.

Trots was vanzelfsprekend, een natuurlijk zelfbewustzijn. Als je de hele tijd moet roepen: “Ik ben trots op mijn vak”, dan zit er iets niet lekker. Het is wanhoop. De financiële onafhankelijkheid van boeren is ondermijnd. Bij de klassieke boerenstructuur hoorde dat je zo min mogelijk schulden maakte, omdat je buffers nodig had met die grillige natuur. Nu zitten ze vaak tot hun nek in de schulden en gaat het minder om de natuur, maar vooral om wereldmarkten. Als China inklapt, zijn een heleboel Friese boeren de sigaar. En er is een sterke afhankelijkheid van de overheid. Een derde van het boereninkomen bestaat uit subsidies.’

De halvering van de boerenstand, zoals die zich sinds 1996 in Jorwert voltrok, ziet Mak overal in Nederland. Dus kijkt hij niet vreemd op van woedende boeren op het Malieveld, ‘allemaal op hun allernieuwste trekkers. Het is één grote Landbouw RAI, ook weer gefinancierd met investeringssubsidies en belasting aftrek. Maar je moet wel beseffen dat gemiddeld een derde van die boeren over tien jaar geen boer meer zal zijn. En voor een boerenfamilie ligt dat anders dan voor een fietsfabrikant. Ze zijn vaak al generaties boer. Het zijn enorme breuken als er geen opvolging is, als een zoon of dochter ermee moet stoppen. Drama’s.’

Sociaal trauma
Het drama reikt verder dan de boeren alleen. Mak: ‘Hoewel Friesland een provincie is die op allerlei manieren probeert te vernieuwen, zetten boeren er vaak nog de toon. De massale sluiting van boerenbedrijven veroorzaakt dat er op het platteland iets ontstaat wat je ook ziet in Engelse mijnwerkersstadjes: een sociaal trauma. Dat gebeurt als door een noodzakelijke economische sanering tegelijk de kern van alle activiteiten in zo’n regio wegvalt. Niet alleen de economische activiteiten, ook verenigingsverbanden, politieke bewegingen, het complete bestaan. Daarom lopen de emoties ook zo hoog op. Er zijn na de oorlog enorme campagnes geweest dat de boer meer moest produceren, op het dolle af. Je kunt op dezelfde manier de andere kant op draaien. Door ervoor te zorgen dat een biologische boer met 45 tot 60 koeien ook een nette boterham kan verdienen. Boeren hebben bewezen dat ze het kunnen. De enige echt innovatieve sector in Friesland is de boerensector. Maar je moet wel met een Roosevelt- achtige dynamiek door de lobby’s heen durven beuken.’

En de Jorwerter dorpskern dan? Daar waar de verschraling een kwart eeuw geleden net zo hard leek te zijn toegeslagen met het sluiten van winkels en andere bedrijvigheid. De kindergeluiden vanuit de basisschool verdwenen, een recente aderlating, maar verder, stelt Mak, ‘heb ik dat wegzakken de afgelopen 25 jaar niet meer zo gezien. Dat was daarvóór. In Jorwert kún je ook geen bakker hebben, daar is het dorp domweg te klein voor. In omliggende kerndorpen zijn de winkelvoorzieningen redelijk op peil gebleven.’

Wel veranderde de gemeente. ‘Friesland is een paar jaar geleden op een puur ambtelijke en ahistorische manier als een oranjekoek opgesneden, maar allez, het zij zo.’ Het dorp Jorwert, in 1996 nog onderdeel van Littenseradiel, werd zo een stukje van de stad Leeuwarden. Toch vooruitgang, vindt Mak. ‘Je ziet de kwaliteit van bestuur met sprongen verbeteren. Het schoonmaken van de straat. Als er iets kapot is, komt er gelijk iemand. Littenseradiel was een heel kleine gemeente, dan krijg je niet het sterkste ambtenarenapparaat. Vaak was het ons-kent-ons. Een door de bestuursrechter in een naburig dorp opgelegde dwangsom werd bijvoorbeeld door de gemeente stomweg niet geïnd. Vriendjespolitiek. Wij kregen juist om de haverklap controle. Had je een populier getopt, kwam er iemand langs of het niet een beschermde boom was. En was er trouwens wel een vergunning voor dat kippenhok in de tuin? Zulke geintjes. Daar is sinds we onderdeel zijn van Leeuwarden geen sprake meer van.’

Aanspreekbaar
De opschaling gaat volgens Mak ook niet gepaard met afnemende betrokkenheid vanuit het gemeentebestuur. ‘De dorpen zijn geen vergeten gebieden. Er is een ambtenaar die aanspreekbaar is. Leeuwarden beseft ook dat je dorpen anders moet benaderen dan een stadswijk. In Jorwert wordt veel door vrijwilligers gedaan, zoals het onderhoud van het sportveld en de bomen rond het kerkhof. Als je daar als gemeente een dorp voor beloont met een paar extra faciliteiten is iedereen blij.’

Maar wat voor faciliteiten? De komende decennia zal de energietransitie zich voor een niet onbelangrijk deel op het platteland voltrekken, waar immers meer ruimte is voor wind- of zonnepark. Tot nu toe gaat die transitie aan Jorwert voorbij. Mak, lachend: ‘Van de twee windmolens die we hadden is er eentje omgewaaid en de andere is volgens mij ook alweer verdwenen. Het Nimby-effect hebben we hier niet, maar ik begrijp het goed. Die turbines zijn waanzinnig groot. Als er een zo’n ding tweehonderd meter van je achtertuin komt te staan, is dat slikken. Mijn gevoelens zijn daarover zeer gemengd. Ik besef dat het nodig is. Maar als er een windpark naast je deur verschijnt, heeft dat een enorme invloed op de kwaliteit van leven. Dat geldt voor stadswijken als IJburg. Maar ook dorpen zijn zeldzaam kwetsbaar.’

Woest plan
En dan die andere opgave die elk dorp raakt, de woningbouw. Mak: ‘De noordelijke provincies bieden aan dat ze desnoods honderdduizend woningen willen bouwen. Het is een woest plan, maar tegelijk toch de vraag: waar? Het zal de provincies enorm kunnen veranderen. En waar moeten al die mensen werken? Het is niet voor niks dat de Randstad zo veel mensen trekt. Daar zit een boel dynamiek.’ Ja, als gevolg van corona werken meer mensen thuis en doen afstanden er minder toe, ‘maar die dynamiek schuift niet automatisch met de mensen mee’.

Mak noemt de plannen om het noorden dankzij een hslverbinding door de polders beter te ontsluiten ‘illusiepolitiek’. ‘Die lijn is van zijn leven niet rendabel te krijgen. Ze zouden hem willen doortrekken naar Hamburg en Scandinavië, maar de Duitse minister van Transport ziet daar niks in. En als Duitsland niet meedoet, is zoiets kansloos.’ Om zich heen zag hij de afgelopen jaren ‘flink wat’ van dergelijke ‘droomplannen’. Mak: ‘Een regio die bezig is met een fundamentele overgang heeft de neiging tot showbestuur. Leeuwarden 2018 was daar een typisch voorbeeld van – kijk ons eens de Culturele Hoofstad van Europa zijn – terwijl wérkelijk bestuur vaak een heel saaie bezigheid is: met pijn en moeite een instelling overeind houden. Friesland was vroeger een rijke provincie omdat het een soort een uitgesmeerde stad was. In de kleinste dorpen zaten orgelbouwers en zilversmeden – je houdt het niet voor mogelijk. Ik zou zeggen: pak dat als regionaal bestuur opnieuw op. Zorg om te beginnen dat je de beste internetverbindingen ter wereld hebt.’

De duizenden huizen om de woningnood een halt toe te roepen moeten wat Mak betreft beter worden gepland. ‘Begin niet met huizen bouwen, maar met mogelijkheden ontwikkelen. Bijvoorbeeld in Gaasterland of aan de Friese punt van de Afsluitdijk, beide nauwelijks een uur van Amsterdam. Hoe kun je door te clusteren bepaalde groepen mensen aantrekken die het leuk vinden om daar met elkaar te wonen? Hoe ontstaat zo’n voorstad zonder slaperig te worden? Wat voor voorzieningen heb je nodig?’

Probleemgebied
En Jorwert, kunnen daar nog mensen bij? Mak: ‘Het naburige Mantgum is geschikter. Dat heeft een net iets grotere kern en ligt aan de spoorlijn. Maar ook in dorpen als Jorwert kun je nog best een paar huizen neerzetten. Zo zou je wellicht de school net overeind kunnen houden.’ Nieuwe mensen en nieuwe activiteit zijn sowieso in Friesland hard nodig, bleek Mak.

‘Ik dacht dat het hier economisch aardig ging, totdat ik de statistieken en regio-analyses ging nalopen. Je schrikt je een biet. Het is een probleemgebied. Afgezien van de landbouw is er weinig innovatie. Geen snel groeiende bedrijven. De vergrijzing is verdubbeld, de jeugd trekt weg. Je snapt best dat de provincie van alles doet om het tij te keren.’

Het bestuur zet vooral in op infrastructuur en toerisme. Onvoldoende, vindt Mak. ‘Wil je het toerisme stimuleren, dan moet je de mensen iets bieden. Varen is hier fantastisch. Maar als je je kop boven het riet uitsteekt, heb je niet zelden het idee dat je door een agrarisch industrieterrein vaart. Je moet niet alleen de natuur bewaken, maar ook het landschap. Overal is het typische Friese cultuurlandschap de afgelopen 25 jaar naar de gallemiezen geholpen. Friese politici en bestuurders kunnen tranen met tuiten huilen als ze het over het landschap hebben – in werkelijkheid interesseert het ze geen bal.’

De Friese bestuurscultuur draagt volgens Mak ook niet aan een oplossing bij. ‘Er is hier, zoals in veel kleine gemeenschappen, veel sociale corruptie. Men is hier niet al te kritisch, volgende maand kun je elkaar immers weer nodig hebben, op welke manier ook. Dat heeft grote invloed op het publieke debat en de regionale journalistiek. Als je een statement maakt, is het alsof je een steen in een emmer modder gooit. Plop, verder niks. Iedereen is erg tevreden met zichzelf en met elkaar. Kritiek wordt als gevaar gezien, in plaats van als verbetering.

Neem de discussie rond de snelweg naar Dokkum. Een actiegroep verzamelde prima alternatieven, want het is mallotig om een vierbaansweg aan te leggen naar een stadje van 13.500 inwoners. Dat snapt iedereen in Nederland, behalve in Friesland. Had dat extra geld gebruikt om in die kwetsbare regio de voorzieningen overeind te houden, de scholen, een ziekenhuis. In zo’n situatie mist men de bestuurskracht om het roer om te gooien.’

Een aardige graadmeter volgens Mak is of de hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant of een regionaal bestuurder op een receptie wel minstens drie boze mensen op zich afkrijgt. ‘Als dat te weinig gebeurt, heb je een serieus probleem.’ 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie