Integraal aanbesteden bouw hapert op decentraal niveau
Het Rijk heeft de afgelopen jaren 700 miljoen euro bespaard door de bouw van infrastructuur en gebouwen integraal aan te besteden, van ontwerp tot onderhoud. Op decentraal niveau slaat deze DBFMO-methode (design, build, finance, maintain, operate) niet aan.
Ondanks de financiële voordelen is er de afgelopen jaren maar één pilotproject verwezenlijkt: het Montaigne Lyceum in Ypenburg. Uit de Voortgangsrapportage DBFMO, die vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd, blijkt dat de aanbesteding van ontwerp tot onderhoud of zelfs exploitatie aan één private partij in de praktijk forse kostenvoordelen oplevert.
Bij rijksprojecten ligt dat voordeel gemiddeld rond de 15 procent ten opzichte van een traditionele aanbesteding waarbij de verschillende onderdelen in aparte opdrachten worden geknipt. De besparingen bij de DBFMO-aanbestedingen van onder meer de verbouw van het ministerie van Financiën, de bovenbouw van de HSL-Zuid, de A59 en de Tweede Coentunnel zijn voor het Rijk reden om verder te gaan met deze werkwijze.
Dat betekent onder meer dat bij overheidsopdrachten boven een drempelbedrag - 60 miljoen euro bij Verkeer en Waterstaat en 25 miljoen bij de Rijksgebouwendienst - eerst met een Publiek Private Comparator (PPC) wordt uitgerekend of een DBFMO-aanbesteding goedkoper is. De PPC’s blijken vrij conservatief in hun schattingen; bij de reeds voltooide DBFMO-aanbestedingen is het uiteindelijk voordeel beduidend hoger dan vooraf berekend. Het Rijk verwacht dat juist tijdens de economische crisis DBFMO aan populariteit kan winnen.
Wel moeten de aanbestedingen sneller verlopen. Dat kan door verdere standaardisering van de contracten en beter contractmanagement. Op decentraal niveau komt DBFMO nog altijd niet van de grond. Daar voert de voortgangsrapportage verschillende redenen voor aan. Er is te weinig kennis over deze vorm van aanbesteden bij opdrachtgevende gemeenten, stadsregio’s, provincies, scholen en zorginstellingen en het loont zelden om die expertise voor een enkel project op te bouwen.
Bouwstop
Er zijn ook belemmeringen die te maken hebben met de bekostiging. Zo zijn gemeenten verantwoordelijk voor de bouw van scholen, terwijl de scholen zelf voor onderhoud en exploitatie moeten zorgen. Die scheiding van budgetten creëert een belangentegenstelling die integrale aanbesteding belemmert. In de zorgsector is door de onduidelijkheid over de vergoeding van de vastgoedkosten feitelijk sprake van een bouwstop, ook voor traditionele projecten.
Uit de rapportage blijkt dat het Rijk niet heel veel langer wil doorgaan met het stimuleren van DBFMO bij gemeenten en provincies. Al sinds 1999 probeert de overheid deze vorm van aanbesteden decentraal te promoten. In het buitenland is DBFMO juist bij de bouw van scholen een succes. Het eind 2008 gestarte Servicecentrum Scholenbouw, dat helpt bij de aanbestedingen, wordt tot eind dit jaar gesubsidieerd door het Rijk. Ook is er het voorstel om bij decentrale projecten die deels met rijksgeld worden betaald, vooraf een doorrekening van DBFMO verplicht te stellen, zoals dat landelijk gebeurt.
Er zijn echter nog steeds geen nieuwe decentrale DBFMO-projecten in de maak. Als daar geen verandering in komt, is de kans groot dat decentrale opdrachtgevers voortaan alleen nog op verzoek ondersteuning van het Rijk krijgen.
Correcties & aanvullingen, verschenen in Binnenlands Bestuur 27/28, 9 juli
In aanvulling op wat in BB23 staat, zijn er wel meer decentrale DBFMO-projecten in de maak, zoals de Internationale School Eindhoven. Daarnaast zijn er enkele andere projecten in voorbereiding. Deze krijgen ondersteuning en advies Servicecentrum Scholenbouw (SCS).
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.