Huidige waterschapsverkiezing is kiezersbedrog
Indien de ‘politisering’ van de waterschappen zich doorzet, dan is dat schadelijk voor deze vorm van functioneel bestuur, zo betoogde ik in enkele eerdere bijdragen in Binnenlands Bestuur. Om die reden moet er opnieuw worden nagedacht over de opbouw en inrichting van het waterschapsbestuur.
Het waterschap is een van de meest doelmatige vormen van openbaar bestuur die Nederland kent. Vanuit een toegespitste functionaliteit en daarbij horende waterexpertise hebben de waterschappen in hun lange bestaan hun waarde meer dan bewezen.
Bij waterrampen in andere landen is er steevast een verwijzing naar de meer dan adequate waterorganisatie in Nederland. De schaalvergroting, die de laatste decennia heeft plaats gevonden in de waterschapswereld, heeft de doelmatigheid van deze vorm van openbaar bestuur verder versterkt.
Omdat burgers en bedrijven een substantiële financiële bijdrage leveren aan de waterschappen en ook een te lokaliseren belang hebben bij een goede besteding van hun bijdragen, is er veel voor te zeggen om deze belangen zo direct mogelijk te laten representeren: no taxation without representation. Een directe verkiezing van bestuurders die deze belangen vertegenwoordigen, is dan ook zeker aan te bevelen, hoewel eventueel andere vormen van verkiezing of benoeming niet per se het mindere zijn.
Het waterschap wordt echter een problematische organisatie indien de kiezers wordt voorgespiegeld dat de door hen gekozenen brede marges hebben om partijpolitieke invloed uit te oefenen. Het wekken van die indruk staat gelijk aan een structurele vorm van kiezersbedrog en daar weet de zelfbewuste Nederlandse kiezer tegenwoordig wel raad mee.
De paradox is derhalve dat de ‘democratisering’ van de waterschappen enerzijds een uitdaging het zoeken naar de beste vorm van en anderzijds een bedreiging vormt omdat het waterschap als partijpolitieke arena per se niet zo kan functioneren als gemeente en provincie.
Het geleidelijk toegroeien van de waterschappen naar een vorm van algemeen bestuur op basis van een hybride en niet goed doordachte tussenvorm van politieke representatie en belangenrepresentatie met waarschijnlijk bij herhaling dramatisch lage opkomstcijfers roept vervolgens uiteraard de vraag of het dan niet veel beter is om de waterschappen te veranderen in uitvoeringsorganisaties van de provincies en de algemene besturen van waterschap en provincie in elkaar op te laten gaan.
Nu die ‘gepolitiseerde democratisering’ op gang lijkt te komen, legt die de bijl aan de wortel van het waterschap, terwijl dat waterschap zelf het toonbeeld is van een effectieve en goed gelegitimeerde overheidsorganisatie.
De voortschrijdende politisering en democratisering van het waterschap naar de huidige vorm lijkt de beste weg te vormen om het waterschap op de mestvaalt der historie te krijgen. Het wordt dan ook hoog tijd om deze curieuze kipeirelatie ter discussie te stellen en een fundamenteel debat te voeren over de democratische legitimatie van het waterschap en de daarvoor te kiezen vormen en normen.
Wat mij betreft zou daarbij de handhaving van het waterschap als zelfstandige vorm van functioneel bestuur het uitgangspunt moeten zijn, want er is alle reden zuinig te zijn op goed functionerend openbaar bestuur. Wat betreft de beste vorm van belangenrepresentatie moet een nog evenwichtiger verhouding worden geschapen tussen de categorieën die een financiële bijdrage leveren aan het waterschap: dat zijn burgers, agrariërs, bedrijven en natuurbeheerders.
Daarbij zou per waterschap gedifferentieerd moeten worden, omdat bijvoorbeeld in stedelijke gebieden het agrarisch belang anders is zowel kwalitatief als kwantitatief dan in landelijke gebieden. Wat betreft de verkiezingswijze heeft een directe verkiezing door belanghebbenden de voorkeur. Het stemmen via internet kan tenslotte de opkomst hoger maken.
Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.