Pas op met het flexibele bestemmingsplan
Een verkeerd berekende beslistermijn leidde in Amsterdam tot een vergunning voor een ongewenste bedrijfswoning.
Het aantal ingediende bouwaanvragen ligt tegenwoordig op een dieptepunt. Toch gebeurt het nog regelmatig dat er niet tijdig op een aanvraag wordt beslist. Soms komt dat doordat men denkt de uitgebreide voorbereidingsprocedure te moeten volgen terwijl de harde reguliere beslistermijn geldt. Minstens zo vervelend is een verkeerde berekening van de beslistermijn.
Dat laatste overkwam een vergunningverlener in Amsterdam. Denkend dat de bouwvergunning voor een bedrijfswoning op de laatste dag van de termijn was geweigerd, bleek dat toch te laat. De aanvrager had wel goed gerekend en vroeg het stadsbestuur om de van rechtswege verleende vergunning te publiceren. Zonder publicatie ontstaat immers geen bezwaartermijn en voordat die is verstreken treedt de van rechtswege verleende vergunning niet in werking. U raadt het al, publicatie bleef uit en de zaak belandde bij de rechtbank.
Partijen waren het over één ding eens: de bouw van de bedrijfswoning was in strijd met het bestemmingsplan. De aanvraag zag daardoor niet alleen op het bouwen, maar ook op het afwijken van het bestemmingsplan. Volgens de aanvrager was ook dat van rechtswege vergund. Het bestemmingsplan bevatte namelijk een bepaling waarmee ontheffing kon worden verleend van de eis dat per bestemmingsvlak slechts één woning was toegestaan. Aangezien op dergelijke binnenplanse ontheffingen de reguliere procedure van toepassing is, kon een vergunning van rechtswege ontstaan.
Nee, zei het stadsbestuur. De aanvraag voldoet niet aan de voorwaarden voor het verlenen van die binnenplanse ontheffing. De kruimelgevallenregeling kan ook niet worden toegepast, want het aantal woningen neemt toe. Dus kan alleen met een uitgebreide procedure worden afgeweken van het bestemmingsplan en kan er geen vergunning van rechtswege zijn ontstaan.
Het standpunt van het stadsbestuur zal velen plausibel in de oren klinken. Maar de aanvrager kreeg gelijk! Het stadsbestuur heeft volgens de rechtbank niet de ruimte om achteraf nog te stellen dat niet aan de voorwaarden voor de ontheffing werd voldaan. Het bestemmingsplan bood simpelweg de mogelijkheid om een tweede woning toe te staan. Dat de bevoegdheid om deze ontheffing te verlenen nog aan voorwaarden was gebonden, maakt niet uit. Als het stadsbestuur vond dat de aanvraag daar niet aan voldeed, had ze tijdig moeten weigeren.
Door voor bepaalde activiteiten een ontheffingsmogelijkheid op te nemen in het bestemmingsplan, zet je de deur dus op een kier. Pas je niet goed op de beslistermijn, dan doet het er ineens niet toe of aan de voorwaarden voor die ontheffing is voldaan.
Ik ben benieuwd of deze redenering van de rechtbank altijd opgaat. Was het bouwplan evident in strijd met de voorwaarden? Of was dit ter beoordeling aan het bevoegd gezag? Uit de uitspraak blijkt niet wat de voorwaarde inhield. Ik denk dat het verschil kan uitmaken of de bedrijfswoning niet voldeed aan een maximale bouwhoogte of inhoudsmaat, of dat het er bijvoorbeeld om ging of het bebouwingsbeeld niet onevenredig werd aangetast. In het laatste geval lijkt het mij redelijk dat het uitblijven van een dergelijk inhoudelijk oordeel in het voordeel van de aanvrager werkt. Maar is de strijdigheid evident, dan heb ik daar meer moeite mee. Het is dan niet vreemd dat een vergunningverlener de conclusie trekt dat de binnenplanse ontheffing geen soelaas biedt en een uitgebreide afwijkingsprocedure nodig is.
Totdat deze lijn zich verder uitkristalliseert is het raadzaam om scherp zicht te houden op de ontheffingsmogelijkheden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan. De Raad van State zal ons leren of flexibele bestemmingsplannen de achterdeur op een grote kier zetten, of dat de soep niet zo heet wordt gegeten.
Bron: LJN BW5007
Daniëlla Nijman
Reacties: 4
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.