Winkelbeleid is nodig om kaalslag detailhandel te voorkomen
‘Als gemeenten hun winkelvoorzieningen op orde willen houden, moeten ze de trends in de sector kennen en een heldere visie op de detailhandel ontwikkelen’, zegt Sietske van der Linden van branchevereniging CBW-Mitex (mode en wonen). ‘Die visie ontbreekt nu vaak.’
‘Als gemeenten hun winkelvoorzieningen op orde willen houden, moeten ze de trends in de sector kennen en een heldere visie op de detailhandel ontwikkelen’, zegt Sietske van der Linden van branchevereniging CBW-Mitex (mode en wonen). ‘Die visie ontbreekt nu vaak.’
CBW-Mitex en Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) verspreiden komende week onder alle gemeenten en provincies het rapport Dynamiek door beleid: hoe de overheid de winkelmarkt stimuleert. Daarin schetsen de twee organisaties de situatie op de winkelmarkt en de mogelijkheden die gemeenten hebben om het winkelbeleid vorm te geven.
De winkelmarkt maakt zware tijden door. De leegstand is hoog (13 duizend winkels staan leeg, 6 procent van het totaal) en de verwachting is dat die verder stijgt door toenemende internetverkoop en vergrijzing. De omzetten per vierkante meter dalen. Veel winkels op B- en C-locaties zijn noodlijdend en ook sommige binnensteden hebben het moeilijk.
Oorzaak is een overaanbod van winkelruimte - inmiddels bijna 30 miljoen vierkante meter - in combinatie met nauwelijks groeiende bestedingen. Vorig jaar kwam er weer een half miljoen vierkante meter bij. ‘Veel gemeenten zien deze ontwikkelingen niet’, aldus Van der Linden, beleidsmedewerker locatiebeleid van CBW-Mitex. ‘Terwijl goed beleid hard nodig is. Op veel plaatsen worden nog steeds lukraak nieuwe winkelcentra geopend, terwijl er juist minder vierkante meters winkelruimte nodig zijn.’
Actief beleid
Volgens CBWMitex en HBD moeten gemeenten strakker omschrijven waar ze binnen de gemeente winkels willen hebben. Niet alleen het soort winkel, maar ook omvang en precieze locatie. Het ontwikkelen van winkelprojecten op nieuwe locaties moet zoveel mogelijk worden voorkomen en bestaande B- en C-locaties moeten grotendeels andere bestemmingen krijgen. Van der Linden: ‘Een gemeente moet ook durven aangeven waar ze géén winkels wil. Op slechte locaties moeten winkels sluiten of verhuizen. Dat kun je op z’n beloop laten, een soort afstervingsbeleid, maar dan loop je het risico op ongewenste ontwikkelingen. Je kunt beter actief aan de slag gaan. Bestemmingsplannen wijzigen en winkels helpen met sluiten of verhuizen. Door het sluiten van slechte locaties kun je je winkelhart versterken.’
Funshoppen
De kansrijke winkelcentra moeten compacter worden en in aanbod beter aansluiten bij de wens van de consument om recreatief te winkelen. Funshoppen wint aan belang ten opzichte van gerichte vormen van winkelen, die steeds vaker online gaan. Dat betekent dat er in de binnenstad een combinatie van ketenfilialen en bijzondere winkels moet zijn, maar ook goede horeca en attracties op toeristisch en cultureel gebied. ‘Een aantrekkelijk winkelcentrum ontstaat niet vanzelf. Een gemeente moet de specifieke aantrekkingskracht van het eigen centrum ten opzichte van andere gemeenten herkennen en bijzondere kwaliteiten verder ontwikkelen. Als je niet onderscheidend bent, verlies je de strijd om de consument.’
Het belangrijkste instrument waarmee gemeenten grip op hun winkelstructuur kunnen krijgen, is het bestemmingsplan. Dat biedt meer mogelijkheden tot sturing dan gemeenten nu benutten. Ook pleiten CBW-Mitex en HBD voor meer regionale afstemming. ‘Om te voorkomen dat we straks ook de 117de meubelboulevard openen waar niemand iets kan verdienen.’
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.