‘Geen big bang-invoering van de Omgevingswet’
De verdeeldheid onder raadsleden over de invoeringsdatum van de Omgevingswet ziet Friso de Zeeuw ook bij andere betrokkenen in het ruimtelijk domein. De emeritus hoogleraar gebiedsontwikkeling wil vasthouden aan 1 juli 2022. Wel verlangt hij meer zekerheden voor gemeenten.
De verdeeldheid onder raadsleden over de invoeringsdatum van de Omgevingswet ziet Friso de Zeeuw ook bij andere betrokkenen in het ruimtelijk domein. De emeritus hoogleraar gebiedsontwikkeling wil vasthouden aan 1 juli 2022. Wel verlangt hij meer zekerheden voor gemeenten.
‘De verdeeldheid die uit jullie onderzoek blijkt, loopt in de pas met eerdere peilingen. Je ziet nu wel een politieke verschuiving. Oud-minister Melanie Schultz wist met de Omgevingswet links en rechts te verenigen. De VVD wilde met de wet de besluitvorming versnellen. Een groot deel van links in de Kamer ging erin mee omdat de wet in dienst stond van duurzame ontwikkeling. Nu zie je dat het een beetje omkeert. Er wordt gevreesd dat de wet het eerder ingewikkelder maakt dan eenvoudig. Temeer daar gemeenten door het rijk worden aangemoedigd om extra eisen te stellen in het omgevingsplan die nu niet kunnen in het bestemmingsplan. Ter linkerzijde groeit de vrees dat met de wet vooral het bedrijfsleven wordt gefaciliteerd.’
Wat betekent dat voor het politieke draagvlak?
‘Je krijgt veel meer scepsis. Het enthousiasme over de Omgevingswet is sterk gedempt. Dat was naar mijn idee ook veel te hoog opgepompt: zo van, hier komt het nieuwe manna. Die houding zie je nu alleen nog bij een heel klein groepje believers. Het grootste deel zegt: laten we het maar doen want er zitten toch ook voordelen aan. Gekoppeld aan de gedachte: we hebben er nu al zo veel voorbereiding in gestopt, het zou eeuwig zonde zijn dat allemaal weg te gooien.’
Stel dat de nieuwe minister in het volgende kabinet-Rutte naar u afreist. Wat zou hem of haar adviseren?
‘Dan zouden we samen nijver gaan kijken of die invoerdatum haalbaar is. Wel zou ik willen kijken of je bepaalde overgangsmaatregelen langer in stand kunt houden, waardoor je langere tijd met oude bestemmingsplanmethodiek kunt blijven doorwerken.’
Want dat wordt de woningbouw niet gehinderd door de nieuwe gang van zaken.
‘Exact. Maar dat geldt ook voor andere noodzakelijke ruimtelijke initiatieven.’
Hoe ziet u dat voor zich?
‘Vanaf 1 juli krijgen bestemmingsplannen automatisch de status van omgevingsplan. Maar bij partiële wijzigingen, bijvoorbeeld om een woningbouwplan of een andere gebiedsontwikkeling mogelijk te maken, moet al een stukje full dressed omgevingsplan worden opgetuigd. Dat kan stagnatie in de ontwikkeling veroorzaken. Je kunt daarbij straks een jaar lang terugvallen op een voorlopig omgevingsplan met de systematiek van het bestemmingsplan. Dus kun je nog werken met Imro en niet met de STOP-standaard van de Omgevingswet. Maar dat jaar uitstel is veel te kort.’
Waarom wordt die termijn dan niet uitgebreid?
‘Dat komt nog voort uit de big bang-filosofie die vanuit het rijk stelselmatig is gehanteerd. Door een beperkt vangnet te hanteren, moesten gemeenten worden verleid om harder met het omgevingsplan aan de slag te gaan. Maar zo vlot zal straks de overgang van voorlopige omgevingsplannen naar de echte niet verlopen. Vanuit het werkveld hoor ik dat bij gemeenten de capaciteit er domweg niet is om massaal omgevingsplannen te gaan maken. De minister moet per Amvb die termijn met minstens een jaar verlengen.’
U pleitte eerder al eens voor EHBO: Eerste Hulp bij Omgevingswet voor gemeenten.
‘Dat zou ik de nieuwe minister ook zonder meer adviseren. Ondanks alle voorbereidingen vanuit het ministerie en de VNG zullen gemeenten straks geheid voor onverwachte situaties komen te staan. Dan is het handig als er een ploeg klaarstaat die assistentie kan verlenen. En dan moet daar onmiddellijk op kunnen worden ingegrepen.’
Zijn die EHBO’ers met de huidige krapte op de arbeidsmarkt wel voorhanden?
‘Dat vormt inderdaad een ernstige situatie. Maar het is ook maar net hoe je het organiseert. Zo groot hoeft die groep niet te zijn, maar ze moeten wel het neusje van de zalm zijn. En met doorzettingsmacht. Dat we straks niet met ellenlange procedures komen te zitten. Je weet dat we bij de invoering van de Omgevingswet tegen voetzoekers en vastlopers aan zullen lopen. Je weet alleen nog niet welke dat precies zullen zijn.’
De Kamers beslissen pas komend voorjaar definitief over de invoeringsdatum. Resteert er voor gemeenten nog wel genoeg tijd voor de invoering?
‘Ik ga ervan uit dat de voorbereidingen in de tussentijd onversneden doorgaan. En dat moet ook wel, wil je enigszins verantwoord naar de invoering toe werken. Ik hoop dat de nieuwe minister zich daarbij realiseert dat je moet denken in termen van geleidelijkheid. Van die big bang-gedachte moet je af. Daar leent een zo ingrijpende verandering als de Omgevingswet zich niet voor.’
Dat zien we al bij de keuzes die in de RES'n zijn gemaakt tussen wind- of zonelektriciteit. Het aandeel wind elektriciteit is ondermaats; de plattelandsgemeenten komen bij voorbaat op voor hun bewoners die windturbines niet zien zitten. Dat verstoort een evenwichtige opbouw van de duurzame elektriciteitsproductie. Het vergroot de afhankelijkheid van kolen- en gascentrales.
Het verzet tegen wind elektra zou wel eens de doorslag kunnen geven om kernelektriciteit alsnog aan het gamma van de opwekcapaciteit toe te voegen.
Citaat: '.... En met doorzettingsmacht. Dat we straks niet met ellenlange procedures komen te zitten. Je weet dat we bij de invoering van de Omgevingswet tegen voetzoekers en vastlopers aan zullen lopen. Je weet alleen nog niet welke dat precies zullen zijn.’
Nou dat weten de gemeenten allang. Bij de introductie van de Omgevingswet werd, zoals bedoeld, de nadruk gelegd op vertrouwensgedrag voor de relatie tussen de overheid, de bedrijven en de burgers. Daar zijn gemeenten op terug gekomen. In de afgelopen 10 jaar hebben burgers de gemeentelijke besluitvorming gefrustreerd door tegen ieder niet van te voren uitgewerkt gezondheidsdetail protest aan te tekenen.
Burgers tasten de effectiviteit van lokale besluitvorming aan. Het gevolg is dat politici, vooral ter linkerzijde, en hun bestuurders het sturen op vertrouwen hebben losgelaten. Het uitgangspunt is dat er altijd wel een gek is die het op welk gezondheidsaspect dan ook, in verzet gaat. Dat is de belangrijkste oorzaak van de vertraging in de bestuurlijke besluitvorming op lokaal niveau.
Daar ligt het probleem, maar geen politicus durft dat te benoemen, het kost hen de verkiezingsoverwinning. Vandaar de suggestie van een beperkt, niet van kiezers afhankelijk, clubje met effectieve doorzettingsmacht. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling. De Corona opstand laat zien dat burgers die overheidsmacht niet meer accepteren. Het verzet wordt pas kleiner als een zeer grote, zwijgende, meerderheid van de bevolking het regeringsbeleid steunt.
Burgers die, met hun zelfzuchtige kijk op omgeving en gezondheid , niet door de zwijgende meerderheid zullen worden tegengesproken, zullen het discours van de samenleving gaan bepalen. Zover mogen we het niet laten komen.