Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Essay: Soepel afstemmen onder de Omgevingswet

We kunnen veel leren van de vroegere Provinciale Planologische Commissie

15 oktober 2023
Mensen vergaderen aan tafel
Shutterstock

Interbestuurlijke samenwerking is hard nodig om de uiteenlopende opgaven in het ruimtelijk domein vlot te trekken. De Omgevingswet kan overheden daarbij faciliteren. Maar hoe geef je die samenwerking concreet vorm? Volgens Trees van der Schoot en Peter Huijs verdient een vroeger model onder de Omgevingswet een herkansing: de Provinciale Planologische Commissie (PPC).
 

specialist Horizontaal

JS Consultancy
specialist Horizontaal

Secretaris-directeur

Wetterskip Fryslân via BeljonWesterterp
Secretaris-directeur

Ronkend begrip

Werken als één overheid: een ‘ronkend begrip’, waar niemand het mee oneens kan zijn. Ook de Omgevingswet (Ow) gaat daarvan uit. Artikel 2.2 Ow bepaalt dat een bestuursorgaan bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden rekening houdt met de taken en bevoegdheden van andere bestuursorganen en zo nodig met hen afstemt. Ook kunnen taken en bevoegdheden gezamenlijk worden uitgeoefend, zonder dat overdracht daarvan plaatsvindt. Maar hoe doe je dat in de praktijk?

Urgent

Het is een vraagstuk dat urgenter is dan ooit. Stikstof, wonen, mobiliteit, gezondheid en de transitie van het landelijk gebied vragen om afstemming, tussen overheden, maar ook tussen sectorale vakgebieden. Vroeger noemden we dat verticale en horizontale coördinatie van beleid. Beleidscoördinatie als onderwerp is zeer actueel. Het Planbureau voor de Leefomgeving doet daar onderzoek naar.

Terugkijken

Nu is onderzoek naar ‘samenwerking’ nooit verkeerd, maar er is een risico als er te veel focus ligt op naar voren kijken. Ons pleidooi is om eerst eens goed terúg te kijken. Veel van de problematiek die nu speelt, was er eerder namelijk ook. Begin jaren negentig moest er ter uitvoering van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra in Noord-Brabant en Limburg door overheden worden samengewerkt vanwege milieuproblemen. Dat heette destijds de Nadere Uitwerking Brabant Limburg.

Het leidde tot veel overleg, maar ook tot flink verzet

Varkenspest

Dat proces bloedde dood, maar werd na de varkenspest van 1997 nieuw leven ingeblazen via de Reconstructie(wet). Overheden probeerden natuur- en landbouwbelangen op elkaar af te stemmen via de aanwijzing van varkensvrije zones, landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden, extensiveringsgebieden en natuurgebieden.

Verzet

Het leidde tot veel overleg, maar ook tot flink verzet. Belangengroepen stonden lijnrecht tegenover elkaar. Het was lastig opereren voor bestuurders en ambtenaren. Ook toen was de stilgevallen woningbouw een onderdeel van de problematiek, terwijl bouwen in dorpen door de bewoners juist werd gezien als de oplossing om vergrijzing, ontgroening en verlies van maatschappelijke voorzieningen tegen te gaan. Woningbouw was problematisch vanwege het milieurecht, dat afstanden voorschreef tussen woningen en agrarische bedrijven, de zogenaamde ‘stankcirkels’. Bouwen op agrarische grond stuitte op verzet bij agrariërs. Bouwen in of vlakbij natuurgebieden riep verzet op bij andere belangenbehartigers. En hoogbouw in een kleine gemeente wilde niemand. Net als nu, domineerde destijds dus ook de vraag ‘waar dan?’ het afstemmingsproces.

Vroeger

Wat kunnen we leren van vroeger? Welke oplossingen bedacht men en waarom? En waarom zijn we desondanks in de situatie van nu beland? Dat zou een aardig onderzoeksonderwerp zijn, maar gaat voor dit essay te ver. Wij willen terugkijken naar de PPC, de Provinciale Planologische Commissie, die op grond van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) in iedere provincie tot 2008 verplicht was ingesteld. De praktische invulling verschilde per provincie. Wij concentreren ons daarbij op de situatie in de provincie Noord-Brabant, waar werd gewerkt met een grote én een kleine PPC.

De provincie en de PPC-leden waren er druk mee, maar wisten wel wat er in ‘het veld’ en in elkaars organisaties gebeurde.

Eens per zes weken

Naast de provincie waren diverse ministeries, gemeenten, waterschappen en belangenbehartigers (natuur, landbouw, industrie) lid. De grote commissie vergaderde eens per zes weken over trends, nieuw beleid van rijk of provincie en grote ruimtelijke plannen. De kleine commissie vergaderde tweewekelijks over bestemmingsplannen en over vrijstellingen van bestemmingsplannen met een grote ruimtelijke impact, waarvoor destijds goedkeuring respectievelijk een verklaring van geen bezwaar van de provincie voor nodig was. De provincie en de PPC-leden waren er druk mee, maar wisten wel wat er in ‘het veld’ en in elkaars organisaties gebeurde.

Aan tafel

Doordat alle overheden en belangrijke ruimtevragende stakeholders periodiek aan tafel zaten, vond de beleidscoördinatie bijna als vanzelf plaats. Ministeries kregen via hun regionale vertegenwoordigers regelmatig feedback als Haags (sector)beleid minder goed uitwerkte in de (uitvoerings)praktijk en overlappende ruimteclaims in de regio werden als vanzelf geagendeerd. Waarom is de PPC afgeschaft? Het model werkte, was behoorlijk efficiënt, met heldere overlegmomenten en korte lijnen (met ‘feedback loops’ naar de beleidsmakers van provincie en rijk).

Vertraagd

Een belangrijk argument vanuit het rijk was dat het de besluitvorming bij bestemmingsplannen en vrijstellingen te zeer vertraagde. Het rijk wilde ruimtelijke ordening ook meer decentraal vormgeven, waarbij het zwaartepunt niet bij de provincie moest liggen, maar bij gemeenten. Met de afschaffing van de goedkeuring van bestemmingsplannen en de verklaring van geen bezwaar bij vrijstellingen door de provincie, werd anno 2008 formele PPC-advisering niet meer nodig geacht. Daarbij speelde waarschijnlijk mee dat het rijk grotendeels met ruimtelijke ordening stopte: Nederland was ‘af’.

Juridische sturing (en ad hoc overleg) werd als oplossing gezien.

Dominant

Voor de provincie(s) gold dat de PPC veel capaciteit vroeg, en dat de positie van het rijk binnen de PPC erg dominant kon zijn. Via de overlegverplichtingen die voor deze bevoegdheden in de plaats kwam en de mogelijkheden om aanwijzingen – proactief en reactief – te kunnen geven of zelf een inpassingsplan vast te kunnen stellen, meende men de beleidscoördinatie voldoende te kunnen waarborgen. Juridische sturing (en ad hoc overleg) werd dus als oplossing gezien.

Regie

Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken, CDA) kondigde in zijn brief van 17 mei 2022 aan dat het rijk weer regie gaat nemen in het ruimtelijk domein, omdat de grote maatschappelijke opgaven daarom vragen. Het Planbureau voor de Leefomgeving meldde in 2021 in haar rapportage ‘Grote opgaven in een beperkte ruimte’ dat een goed geoliede interbestuurlijke samenwerking nodig is voor een effectieve ruimtelijke ordening. Hoe werd er helaas niet bij vermeld.

Te groot

Momenteel vinden allerlei ontwerpateliers van rijk en provincies plaats over een veelheid aan ruimtelijke thema’s. Provincies denken na over de ruimtelijke inrichting van hun eigen grondgebied, in het kader van de ‘Ruimtelijke Puzzel/Voorstel’. Alle activiteit is erop gericht te komen tot actuele, en meer sturende omgevingsvisies van rijk en provincies. Iedereen die hierbij betrokken is, weet dat dit lang kan duren. De complexiteit is gewoonweg te groot om in één allesomvattend planproces de achterstand van de afgelopen jaren in te halen.

Het verleden laat ons een organisatievorm daarvoor zien

PPC nieuwe stijl

Wij denken dat er veel meer sprake moet zijn van een continue en cyclisch proces, waarbij partijen en vertegenwoordigers elkaar kennen en samen tot oplossingen komen. En ook samen leren. Pas dan kan een geoliede samenwerking zoals het PBL in 2021 adviseerde en waarom de Omgevingswet vraagt, ontstaan. Het verleden laat ons een organisatievorm daarvoor zien. Een PPC nieuwe stijl waarbij de focus ligt op het afstemmen van de huidige ruimtelijke vraagstukken, met de nadruk op samen leren, is volgens ons het bestuderen waard.

Regulier instrument

Dat vraagt om een integrale gebiedsgerichte benadering. Die is niet alleen nodig vanwege de uitdagingen die er liggen voor omgevingsbeleid, maar ook omdat de Omgevingswet de omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit heeft omarmd als een regulier instrument naast het wijzigen van een deel van het omgevingsplan. Vergunningverlening moet altijd worden afgewogen als een aanvraag in strijd is met het omgevingsplan. In zekere zin komt artikel 19 WRO - op basis waarvan tussen 1965 en 2008 soms bijna standaard werd afgeweken van bestemmingsplannen - dus terug. Met name hierom zal beleidsafstemming heel hard nodig zijn.

Lees het hele essay deze week in BB19 (inlog

Trees van der Schoot is zelfstandig adviseur op het gebied van ruimtelijke ordening en duurzaamheid en auteur van meerdere boeken over de Omgevingswet.

Peter Huijs werkt voor de gemeente Venray en was eerder namens Rijkswaterstaat Noord-Brabant lid van de kleine PPC van provincie Noord-Brabant.

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Bert Bakker
Ze zeggen het nu hardop. De transitie van het landelijk gebied. Ik zet onderhand de koffers klaar.
Bert Bakker
Mao kon daar ook wat van.
Advertentie