Plannen met visie
Water en bodem moeten ‘sturend’ worden bij ruimtelijk beleid, besloot het kabinet onlangs. Hoe pakken we dat slim aan?
Water en bodem moeten ‘sturend’ worden bij ruimtelijk beleid, besloot het kabinet onlangs. Hoe pakken we dat slim aan? Een breed gedragen langetermijnvisie voor de toekomst kan helpen, zeggen onderzoekers Ilse Voskamp, Daan Verstand en Wim Timmermans van Wageningen University & Research.
Het kabinet wil bij de inrichting van ons land meer rekening houden met het water en de bodem. Die twee zijn voortaan ‘sturend’ bij ruimtelijke keuzes, besloten de bewindslieden van Rutte IV eind 2022. ‘We lopen steeds meer tegen de grenzen van ons land aan, vanwege intensief gebruik en klimaatverandering’, lichtte minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat, VVD) toe. ‘Door hier meer rekening mee te houden, kunnen we ook in de toekomst blijven wonen en werken in Nederland.’ ‘Water en bodem sturend’ betekent rekening houden met de kwaliteiten en kwetsbaarheden in die systemen. Bieden de grondsoort en grondwaterstand bijvoorbeeld kansen om water vast te houden, of maken ze het gebied kwetsbaar voor droogte?
Een ruimtelijke inrichting die op het bodem- en watersysteem is gebaseerd, heb je niet zomaar gerealiseerd, want je verandert de ruimtelijke inrichting niet van de ene op de andere dag. Er is een omslag in ons denken nodig. Bij het maken van plannen en besluiten moeten we verder vooruitkijken dan we gewend zijn. Neem de woningbouwopgave: de woningen die vandaag worden gebouwd, staan er over honderd jaar nog. Dus gaan we nog bouwen op plekken waar de kans op overstromingen steeds groter wordt, zoals in de Randstad en langs de rivieren? En bouwen we onze beste landbouw gronden niet vol?
In 2020 publiceerden collega’s van Wageningen University & Research (WUR) een nationale toekomstvisie: Een natuurlijker toekomst voor Nederland in 2120. Deze visie is positief van aard en ‘nature-based’. De visie laat zien hoe we Nederland prettig leefbaar kunnen houden, door slim gebruik te maken van de dynamiek van het landschap.
Amersfoort aan zee
Sinds die publicatie verschijnen er steeds meer toekomstvisies. Van landkaarten met Amersfoort aan Zee, waarin de Randstad is opgeheven om plaats te maken voor het water, tot plannen met grote betonnen zeeweringen om het stijgende zeewater tegen te houden. Ook zijn er visies op de 22ste eeuw ontwikkeld voor specifieke delen van Nederland, zoals Midden- Delfland, Zeeland, Limburg en regio Arnhem- Nijmegen.
Waardevol en inspirerend, al die verschillende visies, en het is mooi om te zien dat ze al gebruikt worden om besluitvormingsprocessen te voeden. Tegelijkertijd roepen ze vragen op. Wat bedoelen we bijvoorbeeld precies, wanneer we spreken over lange termijnvisies? Om te beginnen bij de basis: een visie is een overkoepelend beeld voor de toekomst. Het is een levendig en beeldend verhaal, dat in grote lijnen schetst hoe bijvoorbeeld een stad, regio of land er voor volgende generaties uit kan zien. Het vormt een stip op de horizon: niet ‘zo gaat het worden’, maar: ‘waar willen we naartoe?’.
Een overkoepelende toekomstvisie gaat niet over één specifiek beleidsterrein, zoals een visie op het woonvraagstuk, klimaatverandering of de energietransitie. In het verhaal zijn zo veel mogelijk beleidsthema’s en invalshoeken meegenomen. Veel problemen en oplossingen beïnvloeden elkaar, en zijn daarom niet afzonderlijk aan te pakken. Daarvoor hebben we overigens ook niet genoeg ruimte in Nederland.
De visies waar dit artikel over gaat, handelen over de inrichting van de ruimte in Nederland. Daarom bestaan ze niet alleen uit tekst, maar vormen getekende landkaarten en illustraties een belangrijk element. Zo’n illustratie is méér dan een leuk plaatje: er zit veel denkwerk achter. Een doordachte visie komt voort uit de analyse van bestaande data, en de inbreng van mensen met allerlei verschillende achtergronden. Van wetenschappers tot ambtenaren, boeren en bewoners. Kortom: een visie verbeeldt een inhoudelijk verhaal en is het tastbare resultaat van een gezamenlijk denkproces.
Principes
Aan de basis van een toekomstvisie ligt een aantal uitgangspunten of principes. Die zijn leidend voor de gemaakte keuzes. Neem je klimaatbestendigheid en het bodem- en watersysteem bijvoorbeeld als basis voor de toekomstvisie, dan kies je ervoor om woningen te bouwen in hoger gelegen gebieden, waar minder kans is op overstromingen. En je zorgt dat woonwijken in het rivierengebied bestand zijn tegen hoog water – bijvoorbeeld door te kiezen voor drijvende woningen. Voor voedselproductie gebruik je de beste landbouwgronden. Van oudsher grenzen die aan de dorpen; op die plekken bouw je dus geen nieuwe woonwijk.
Het water komt, wat gaan we daarmee doen?
Toekomstvisies hebben om meerdere redenen meerwaarde. Allereerst nodigt een toekomstvisie uit om op een positieve manier met elkaar in gesprek te gaan. Een pakkende visie prikkelt, en brengt de maatschappelijke discussie op gang. In de WUR-toekomstvisie De stad in 2120: natuurlijk – een stedelijke doorvertaling van NL2120, waarin we Arnhem als casus gebruikten – lieten we op de landkaart een compleet stadsdeel onder water lopen. Niet omdat dat de enige oplossing is om overstromingen tegen te gaan, wél om lokale beleidsmakers wakker te schudden: het water komt, wat gaan we daarmee doen?
Voordeel van een brede langetermijnvisie is dat de discussie wegblijft van concrete belangen. Je hoeft het niet met elkaar eens te worden over details; het gesprek gaat over de hoofdlijn. Dat maakt een open dialoog tussen alle betrokkenen makkelijker. Gaan we meer bouwen op de hoge zandgronden, of bouwen we aangepaste woningen in het rivierengebied? En wat is daar voor de natuur bij te winnen? Het proces van visievorming prikkelt om je eigen afwegingen en uitgangspunten tegen het licht te houden.
Reliëf en rivieren
‘Onze regio bestaat uit een reliëf met stuwwallen én een bijzonder rivierengebied’, stelt directeur Harriët Tiemens van De Groene Metropoolregio Arnhem- Nijmegen, een samenwerkingsverband van achttien Gelderse gemeenten. ‘Hoog en droog wonen kan op de Veluwe, maar dat gebied is nu beschermde natuur, terwijl in de rivierdalen veel mensen wonen. En juist daar wordt de kans op overstromingen steeds groter. Ruimtelijke ordening is politiek altijd een beladen onderwerp. Het aardige van een eeuw vooruitkijken is dat de discussie een stuk minder bedreigend wordt. Door over 2120 te praten, hoop ik dat we het gesprek een beetje kunnen depolitiseren. Als iemand begint over een detail op de landkaart, kan ik zeggen: dit beeld is niet letterlijk, hè. Laten we het nou over het grote geheel hebben. We kunnen praten over de inhoud, zonder dat iedereen meteen in z’n emotie schiet.’
Een tweede voordeel van langetermijn visies is dat ze uitnodigen om op een fundamenteel andere manier na te denken. Neem het woningvraagstuk. Wie plannen maakt om een nieuwe woonwijk te bouwen, gaat daarbij bewust én onbewust uit van allerlei aannames die op dit moment logisch klinken. Zo wordt het nu handig gevonden om een nieuwe wijk naast bestaande wijken te bouwen, omdat bewoners dan gebruik kunnen maken van dezelfde voorzieningen. In het stratenplan houdt men er rekening mee dat iedereen een eigen auto voor de deur heeft. Maar wat voor woonwijk schets je, als je uitgaat van een toekomstvisie waarin deelauto’s de norm zijn, zelfrijdende bussen je makkelijk naar de andere kant van de stad brengen en pakketjes worden bezorgd met drones? Dan worden ineens heel andere keuzes – en locaties – logisch. Een langetermijnvisie helpt om over huidige kaders en belemmeringen heen te denken en stappen, en fundamenteel andere keuzes te maken. Ze voorkomt tunnelvisie en biedt de vrijheid om te zoeken naar de beste oplossingen, zonder alle huidige mitsen en maren die het denkproces inperken.
Verbinding
Niet alleen het resultaat van een visie heeft impact; alleen het maakproces levert al veel op. In de praktijk merken we dat het samen formuleren van een brede toekomstvisie de verbinding tussen betrokkenen versterkt. Dat is het derde voordeel. Deelnemers krijgen meer inzicht in de dilemma’s van anderen, en tonen zich bereid om verder te kijken dan hun eigen belangen. De wethouder wonen heeft een ander perspectief dan de wethouder grondbedrijf. En een stedenbouwkundige kijkt anders dan een landschapsarchitect of een klimaatexpert. Het proces van visievorming maakt dat zichtbaar, en zo ontstaat meer onderling begrip. Het is een constructieve werkvorm, die langere tijd positief effect heeft op de samenwerking tussen politici, beleidsmakers, burgers en ondernemers.
Wanneer je samen bezig bent een visie te vormen, wordt bovendien zichtbaar dat verschillende beleidsmakers werken met hun eigen mentale ‘tijdlijn’. Politici zijn voor vier jaar gekozen, en maken dus een agenda voor die vier jaar. Experts in ruimtelijke ordening kijken tien tot twintig jaar vooruit, omdat de afspraken voor het beheer van bouwprojecten voor die periode worden vastgelegd. Beheerders van groen, wegen en rioleringen hebben zelfs termijnen van al gauw veertig jaar in hun hoofd. Een langetermijnvisie stelt je in staat om deze termijnen en domeinen met elkaar te verbinden.
Aan de slag
Zijn toekomstvisies dan de oplossing voor alle ruimtelijke vraagstukken? Nee, uiteraard niet. Net als alle hulpmiddelen en methodieken kennen visies hun beperkingen. Een visie is nooit een kant-en-klare oplossing; eerder een oplossingsrichting. Het is een instrument om met elkaar in discussie te gaan over de vraag hoe je de toekomst voor je ziet. Van daaruit kun je vervolgens passende maatregelen, initiatieven of beleid ontwikkelen.
Durf op de écht lange termijn te denken
Maar als je daarvan de precieze kosten of effectiviteit wilt doorrekenen, heb je andere instrumenten nodig. Hoe kun je als beleidsmaker aan de slag met toekomstvisies? We sluiten af met drie praktische adviezen. Ten eerste: durf op de écht lange termijn te denken. Het jaar 2120 lijkt nog ver weg. Maar om dáár uit te komen, moet je vandaag al stappen zetten.
Er zijn altijd redenen om te focussen op de waan van de dag. Elke tijd kent z’n eigen urgente, nijpende problemen. Maar een langetermijnvisie vormt geen obstakel om die op te lossen: integendeel, het biedt juist een broodnodig kader – waardoor je ook nu al komt tot betere oplossingen. ‘De vertaling van de landelijke 2120-visie naar ons werkgebied geeft ons handvatten in allerlei discussies die we nu voeren: over verstedelijkingsstrategieën, de stikstofaanpak, de woningnood’, zegt Frans ter Maten, heemraad bij waterschap Vallei en Veluwe. ‘Het maakt de geesten rijp de verandering die we voor ogen hebben, ook echt door te zetten. Ik merk dat beleidsmakers en bestuurders zich door deze visie gaan realiseren dat de keuzes die zij maken, impact hebben op de toekomst van hun kinderen en kleinkinderen.
Wanneer je deze visie als leidraad neemt, kun je nog steeds huizen bouwen en de stikstofcrisis oplossen – juist wel, maar dan op een andere, duurzamere manier.’ Ten tweede: een toekomstvisie vraagt om een scherpe blik op je land of regio, maar staar je niet blind op je eigen gebied. Een bodemsoort of riviersysteem houdt immers niet op bij de gemeente- of provinciegrens. Zorg dus dat je de kwaliteiten, kansen en uitdagingen in jouw gebied kent. Zet vanuit die kennis de volgende stap, door te onderzoeken hoe jouw regio in verbinding staat met het gebied eromheen. En voer met elkaar de dialoog over de verschillen en overeenkomsten die je ziet.
Tot slot: moeten we ons dan helemaal aan de natuur aanpassen? Dat ook weer niet. Nederland toekomstbestendig inrichten betekent dat keuzes zijn gebaseerd op de snelheid en draagkracht van het bodem- en watersysteem. Maar we kunnen het menselijk perspectief niet loslaten. Het gaat erom dat mens en natuur weer meer samen met elkaar optrekken in een snel veranderende en opwarmende wereld. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Maar als het lukt, biedt dat goede hoop voor de toekomst.
Daan Verstand onderzoeker klimaatadaptatie in het landelijk gebied (WUR)
Ilse Voskamp onderzoeker landschapsgebaseerde klimaatadaptatie (WUR)
Wim Timmermans onderzoeker klimaatadaptieve verstedelijking (WUR)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.