Eikeltjes
Toen ik twintig jaar geleden vanuit het Brabantse verhuisde naar Den Haag – om me daar vol jeugdige overmoed te storten op een carrière als parlementair verslaggever – nam ik onder andere de woonruimte van mijn voorganger over: een etage boven een drukbeklant café aan de drukste straat van Scheveningen.
In de huurprijs was inbegrepen het uitzicht op de vuurtoren van het voormalige vissersdorp èn de vriendelijke, maar ook tamelijk luidruchtige onderburen in de vorm van Duitse toeristen, Deense haringvissers en Scheveningse stamgasten.
Nu waren mijn huiseigenaren ook tegelijkertijd de uitbaters van het ondergelegen horeca-etablissement èn niet op hun achterhoofd gevallen. Dus hadden ze in het huurcontract de absolute voorwaarde opgenomen dat ik me bij welke instantie dan ook zou onthouden van klachten over overlast van het café en hun bezoekers. De bepaling zal zonder twijfel in strijd zijn geweest met tal van wet- en regelgeving dan wel Europese verdragen, maar ik beoordeelde haar als alleszins redelijk. Wie willens en wetens boven een kroeg gaat wonen, weet waaraan hij begint. En ik zelf kwam al snel tot de conclusie dat ik van de overlast het minste merkte, op het moment dat ik er ’s avonds zelf tussenin ging zitten. Het stuwde weliswaar mijn onkosten naar astronomische hoogten, maar daar stond een vlotte integratie in de doorgaans als gesloten gekenschetste Scheveningse samenleving tegenover.
Ik moest eraan denken toen ik hoorde van de klachten van bewoners van een van onze nieuwbouwwijken. In de wijk, pal naast een bosgebied, is van oudsher veel historisch groen aanwezig, niet zelden in de vorm van monumentale bomen. Het groene karakter draagt in belangrijke mate bij aan de aantrekkelijkheid van de wijk: waar bewoners van Vinex-locaties in de aankleding het normaal gesproken moeten doen met ieniemienie-boompjes, hebben de bewoners van deze wijk al vanaf dag één uitzicht op robuuste en volgroeide exemplaren.
Tevredenheid alom, zou je denken. Niet dus. Een paar monumentale eiken is namelijk gesitueerd in de achtertuin van bewoners. En die worden nu geconfronteerd met “overlast” in de vorm van de eikeltjes die deze bomen in de regel in de herfst schijnen te verliezen. Het terras wordt er zo vies van, je kan zo’n ding onverhoeds op je hoofd krijgen (met alle gevolgen van dien) en als ze – door veelvuldig gebruik van de tuin – vermalen zijn tot een soort eikeltjespulp, glijd je er zo maar over uit! Het telefoontje naar het gemeentelijk meldpunt was snel gemaakt: wanneer ging de gemeente een eind maken aan deze onverkwikkelijke situatie?
Minister Guusje ter Horst betoogde onlangs in De Volkskrant dat burgers de overheid steeds vaker gebruiken als ‘blusdeken voor allerlei smeulende en uitslaande maatschappelijke problemen’. Om die tendens te keren, komt ze binnenkort met een ‘waardencatalogus’ voor goed burgerschap. Nu mag de eikeltjesproblematiek (nog) niet tot een groot maatschappelijk probleem zijn uitgegroeid, ik hoop wel dat mijn collega’s straks – met de ‘waardencatalogus’ in de hand en gesteund door de minister – de enig juiste wedervraag kunnen stellen: “En wat had u zelf gedacht te doen?”.
Ad Burger
Als je graag in stilte wil wonen, kun je beter niet nabij luchthaven Schilhol gaan wonen, vind je koeien stinken dan is de stad mogelijk een paradijs en als je niet tegen schreeuwende kinderen kunt is het gaan wonen naast of tegenover een school geen slimme zet. Bij het kiezen van een vakantieadres blijkt het allemaal veel duidelijker te zijn, want zij die boerderijdieren vinden stinken zie je zelden kamperen bij de boer. Gebruik je boerenverstand dan wordt het helder.