Duurzaam en creatief
Wat is de drukste werkdag voor een ambtenaar? De maandag. Dan moet hij namelijk drie blaadjes van de kalender afscheuren. Ja ja, u kent ze wel: de ambtenarenmoppen. Hoeveel van die grappen zouden er eigenlijk bestaan? Veel. Ze spelen allemaal met het cliché dat een ambtenaar langzaam (of helemaal niet) werkt, lekker vroeg naar huis gaat en de kantjes eraf loopt.
Op drie verschillende niveaus heb ik met ambtenaren gewerkt: als burgemeester, als commissaris van de koningin en als minister. Op elk niveau heb ik vastgesteld dat dit clichébeeld niet klopt. De vooroordelen kunnen wat mij betreft naar de prullenbak. De Nederlandse ambtenaar werkt hard, is loyaal en toegewijd aan de publieke zaak. Dat bleek onlangs weer. Een enquête van Binnenlands Bestuur onder bijna duizend ambtenaren liet zien dat amper zeven procent van hen tevreden is over de duurzaamheid van hun organisatie. Een grote meerderheid vindt dat hun werkgever meer moet doen aan het milieu en de duurzame inrichting van het werk.
Het laat zien dat de Nederlandse ambtenaar toegewijd is aan het idee dat de overheid een duurzame organisatie moet zijn. Dat is goed nieuws. Dat er meer kan worden gedaan dan er gebeurt, is de mindere kant van de zaak. Het is een opinie die we bloedserieus moeten nemen en waarmee het kabinet snel aan de slag moet. Elke minister moet uitzoeken waarom het nog niet zo snel gaat als zijn ambtenaren willen. Dit klemt te meer omdat politieke partijen van links tot rechts milieu en duurzaamheid hoog in het vaandel hebben staan. Maar hoe kun je anderen – zoals het bedrijfsleven – verplichten harder te lopen, als je eigen ambtenaren aangeven dat je zelf beter je best moet doen?
Dat de overheid normen en kaders uitvaardigt voor duurzaamheid, bijvoorbeeld voor duurzaam inkopen, is op zich goed. Dat is ook bij uitstek haar taak. Maar de overheid moet oppassen middelenvoorschriften uit te vaardigen. Ze moet zich nadrukkelijk beperken tot doelvoorschriften. In gewoon Nederlands: wel aangeven wat er moet gebeuren, maar niet hoe. De overheid kan bijvoorbeeld bepalen dat we tot x procent reductie van CO2 moeten komen en per wanneer, maar de manier waarop moet ze overlaten aan ondernemers en anderen. Die kunnen dat heus zelf wel verzinnen, gebruikmakend van hun creativiteit.
Want de vindingrijkheid van de mens is groot. Als optimist geloof ik heilig in technische vooruitgang. De techniek heeft de mens met veel problemen opgezadeld, maar diezelfde techniek zal oplossingen voor onze milieuproblemen aandragen, daarvan ben ik overtuigd. Het lukt echter alleen als we erbovenop zitten. Overheden – van hoog tot laag – moeten duidelijke kaders scheppen waarbinnen ondernemers aan de slag kunnen. Ze mogen daarbij streng zijn, compleet met sancties. Maar niet vertellen hoe anderen het moeten doen.
De laatste tijd buitelen hoge milieu- en duurzaamheidsambities over elkaar heen. Op zich goed; het zorgt voor dynamiek. Toch zie ik soms ambities voorbijkomen waarbij ik mijn wenkbrauwen frons. Rotterdam wil in 2025 50 procent CO2-reductie. In Amsterdam moeten voor 2015 tienduizend elektrische auto’s rondrijden. Enzovoort. ‘t Klinkt allemaal prachtig, maar het risico bestaat dat we onze eigen teleurstellingen organiseren en tegenstanders munitie verschaffen voor cynisme – of een nieuwe reeks moppen over bestuur en ambtenarij. Dat is slecht voor de geloofwaardigheid van de overheid en slecht voor het milieu. Laten we ambitieus zijn, maar ook realistisch. En laten we vooral snel iets doen met de kritiek van ambtenaren op de duurzaamheid van hun eigen organisatie.
Ed Nijpels
Voorzitter ONRI, brancheorganisatie van advies-, management- en ingenieursbureaus
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.