Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

De omstreden opmars van de blokkendozen

Megagrote distributiecentra schieten als paddenstoelen uit de grond langs de snelwegen in Brabant, Zuid-Holland, Limburg en Gelderland. De weerstand tegen de ‘verdozing’ van het landschap neemt toe. Maar ze hebben ook voordelen, zoals minder transportbewegingen.

21 februari 2020
XXL-centrum.jpg

De xxl-distributiecentra rukken op

Op de kop af twee kilometer. Dat is de afstand die je moet afleggen om rond het nieuwe distributiecentrum van de Duitse online kledingverkoper Zalando in Bleiswijk te lopen. De weg eromheen ligt er al, maar het distributiecentrum is pas volgend jaar klaar. Op het immense terrein van circa 140.000 vierkante meter, wordt nu nog druk gegraven, worden heipalen geslagen en wordt zand aangevoerd. XXL-distributiecentra als deze duiken al jaren steeds vaker op in het Nederlandse landschap.

De internet-economie, waarbij veel productie in Azië plaatsvindt en via Rotterdam wordt gedistribueerd onder West-Europese consumenten, vraagt om grote distributiecentra. Bedrijven als Zalando, Bol.com, Coolblue en VidaXL verkopen zelf artikelen, maar verzorgen ook de zogenaamde e-fulfilment: het verpakken en distribueren van producten van andere webwinkels. Hoe groter het distributiecentrum, hoe goedkoper een bedrijf kan werken.

Door de centrale ligging van Noord- Brabant, Zuid-Holland, Gelderland en Limburg – precies tussen de Rotterdamse haven en de potentiële klanten in Nederland, Duitsland en België – zijn deze provincies interessante vestigingsplaatsen voor de extra grote distributiecentra. En die zijn er in de afgelopen jaren volop gebouwd. In een brede baan die loopt van Breda naar Nijmegen verrezen ze in een tijdsbestek van tien jaar in hoog tempo langs de doorgaande wegen. In 2018 kwam er 3 miljoen vierkante meter aan distributiecentra bij. In 2019 zijn de groeicijfers nog hoger.

Behalve door de gunstige ligging is de groei ook te verklaren uit het beleid van rijk, provincies en gemeenten. In de tijd dat de internetverkoop echt van de grond kwam, brak er net een economische crisis uit. De distributiesector bracht werk in een tijd dat veel banen op de tocht stonden. Vooral in Brabant, waar werk door het verdwijnen van de maakindustrie schaarser werd, werden de distributiecentra met open armen ontvangen. Inmiddels is de distributiesector een van de grootste werkgevers in de provincie.

Doorn in het oog
Maar de enorme constructies in het open landschap zijn steeds meer mensen een doorn in het oog. Architecten, planologen, maar ook burgers en bestuurders maken zich in toenemende mate zorgen over de ‘verdozing’ van het Nederlandse landschap. In de herfst van 2019 verschenen twee kritische rapporten. Zowel het College van Rijksadviseurs (CvR) als het Planbureau voor de Leefomgeving uitten kritiek op de ogenschijnlijk ongebreidelde groei van distributiecentra. De groei van XXL-vastgoed legt niet alleen een te groot beslag op onze schaarse ruimte, ook de verkeersdrukte neemt toe. Winkels verdwijnen uit de binnensteden als gevolg van de toename van online shoppen.

Gemeenten hebben vaak geen antwoord op de plaatjes en pakkende beloftes van de ontwikkelaars van grote distributiecentra. Bij het opleggen van te veel eisen en randvoorwaarden zijn ze bang dat een grote speler een gemeente verder gaat kijken. Ze laten zich afbluffen door slimme bedrijven die overheden tegen elkaar uitspelen. Volgens de rijksadviseurs zouden overheden moeten stoppen met het toestaan van nieuwe distributiecentra in zogenaamde green fields (open weiland). Distributiecentra moeten voortaan worden geclusterd en vooral worden ontwikkeld op al bestaande bedrijven terreinen (brown fields).

De twee rapporten brachten de discussie over de verdozing van Nederland op de provinciale en landelijke agenda. Gelderland besloot voortaan alleen op een drietal knooppunten XXL-centra toe te staan, en de Tweede Kamer nam een motie aan die het kabinet oproept om de groei van deze bouwwerken aan banden te leggen. ‘Er wordt nu kritischer naar gekeken,’ zegt Cees-Jan Pen, lector duurzame verstedelijking bij Fontys Hogescholen. ‘Bij veel decentrale overheden zie je ineens een besef dat de ruimte opraakt. Men vraagt zich af of distributiecentra iets toevoegen aan de regio. Die vraag werd in provincies en gemeenten lang niet gesteld.’

Volgens de Brabantse gedeputeerde Erik van Merrienboer (ruimte, PvdA) is zijn provincie inmiddels zeer kritisch op grote internationale ruimtevragers die niets toevoegen aan de Brabantse economie. Maar het ontwikkelen in nieuwe green fields is niet uit te sluiten. De logistieke sector is immers een belangrijke sector in Brabant, waar meer dan 10 procent van de bevolking in werkt.

Van Merrienboer: ‘Ons uitgangspunt daarbij is dat de gevraagde ruimte een meerwaarde moet hebben voor de Brabantse economie. Daarom zitten distributiecentra ook vlak bij bedrijven die die logistieke diensten nodig hebben. Dat gebied wordt aangewezen, maar pas ontwikkeld als er ook daadwerkelijk vraag is naar die ruimte. En als we weten wie er komt. Dat heeft bovendien het voordeel dat we directe vestigingseisen kunnen stellen, zoals duurzaamheidsmaatregelen of een goede ruimtelijke inpassing.’

Verzet
Door de prominente plek van verdozing op de politieke agenda, is ook onder Brabantse burgers meer verzet ontstaan. Een voorbeeld daarvan is het Tilburgse plan Wijkevoort. Nu nog een groen gebied aan de westkant van de stad, maar al zo’n twintig jaar geleden aangewezen als toekomstig bedrijfsontwikkelgebied. Plannen gingen eerder zonder tegengeluid door de gemeenteraad. Vanuit de Tilburgse bevolking bleven de bezwaren beperkt.

Omwonende Stan Maessen maakt deel uit van het planteam dat mag meedenken over het ontwerpbestemmingsplan voor Wijkevoort, 190 hectare groot met ruimte voor 80 hectare aan bedrijfsgebouwen. ‘Toen we begonnen, hadden we het idee dat drukte maken geen zin had. Maar er is een duidelijke kentering gekomen. Nu denken veel mensen: misschien kunnen we het wel tegenhouden.’ In de plannen van de gemeente wordt wel degelijk rekening gehouden met het aanzicht van de distributiecentra en het groene karakter van het gebied. Maar de inwoners van de nabijgelegen nieuwbouwwijk Reeshof zijn wantrouwend geworden over het waarheidsgehalte van de maatregelen in het masterplan.

Maessen: ‘We spreken ook met bewonersgroepen die zich uitspreken tegen andere ontwikkelingen in de provincie. De plaatjes uit die plannen lijken allemaal op elkaar: grote dozen met een bontkraagje van groen. Ze worden allemaal op dezelfde manier verkocht. Maar die gebouwen worden twintig meter hoog. Dan verberg je niet achter een groenstrook.’ Maessen blijft realistisch. ‘Ik verwacht niet dat er een streep door het plan wordt gezet, maar we moeten onze stem wel laten horen. Ons ideaal is om er een natuur, agrarische en recreatieve functie aan het gebied te geven.’

In het gemeentebestuur blijft de steun voor de ontwikkeling van Wijkevoort groot. Sterker nog, het plan is juist een voorbeeld van hoe het wél moet, betoogt wethouder Berend de Vries (ruimte, D66). ‘De rapporten van de rijksadviseurs en het PBL zijn voor ons reden geweest om de plannen nog eens langs de meetlat te leggen. En dan zien we dan dit plan juist doet wat de rapporten adviseren: het clusteren van grote distributiecentra, de nabijheid van goede infrastructuur en een goede landschappelijke inpassing, gecombineerd met natuurontwikkeling. Bij Wijkevoort kunnen we heel wat plusjes zetten.’ Volgens De Vries is dat ook niet zo vreemd. ‘De discussie over inpassing speelt in onze gemeente al langer, omdat de plannen een lange aanloop hebben gehad. Veel investeringen zijn al gedaan.’

Kritiek
Tilburg heeft de kritiek serieus genomen. ‘We hebben ook andere plannen bekeken. Daaruit bleek dat een andere ontwikkeling, het bedrijventerrein Zwaluwenbunders, heel matig scoort als het gaat om inpassing en locatie. Daarom hebben we dat project voorlopig op pauze te gezet.’ Later dit jaar beslist het college of Zwaluwenbunders doorgaat of geschrapt gaat worden. De Tweede Kamer heeft inmiddels een motie aangenomen die de minister van Economische Zaken vraagt om maatregelen tegen verdere verdozing van het landschap. Volgens Cees-Jan Pen betekent dat nog niet dat er geen nieuwe dozen bijkomen. ‘Provincies zijn wel kritischer geworden, en proberen de scherpe randjes er vanaf te halen door een betere inpassing en een vriendelijker ontwerp.

Maar veel plannen staan al heel lang in de steigers. Die gaan gewoon door.’ Het College van Rijksadviseurs stelt dat gemeenten meer eisen moeten stellen. Dat kan gaan over de inpassing, maar ook over de sterkte van de constructie, zodat er in ieder geval zonnepanelen op zo’n enorm dak kunnen. En overheden moeten volgens de rijksadviseurs sterker vasthouden aan nieuwe distributiecentra op bestaande bedrijfsterreinen, zodat er geen weiland voor opgeofferd moeten worden. Daarnaast moeten er volgens de CvR ruimtelijke keuzes worden gemaakt: liever een cluster van megahallen dan enkele XXL-centers op verspreide locaties of in een lint langs de snelweg.

Eenzijdig
Volgens René Buck, directeur van Buck Consultants International, een adviesbureau dat overheden en bedrijven helpt bij de realisatie van distributiecentra, geeft het rapport van de rijksadviseurs een eenzijdig beeld van de problematiek. ‘De analyse is matig onderbouwd. Grote distributiecentra hebben ook voordelen. Ze liggen vlak bij de snelweg, zodat de overlast van vrachtverkeer door bebouwing minimaal is. En die grote distributiecentra kunnen hun logistiek veel efficiënter inrichten. Zo wordt ervoor gezorgd dat een vrachtwagen of bezorger zo vol mogelijk een stad binnenrijdt, en zo leeg mogelijk weer naar buiten. Dat vermindert vervoerbewegingen, en is dus schoner. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de werk gelegenheid.’

Buck ziet meer in een nationale taskforce, die niet alleen de landschappelijke gevolgen, maar alle maatschappelijke effecten van grote distributiecentra in kaart brengt. Die taskforce zou regio’s moeten helpen om te bepalen welke parken waar moeten worden ontwikkeld, en het makkelijker maken om bestaande bedrijventerrein te herontwikkelen.

Overigens vindt hij dat veel van de aanbevelingen van de rijksadviseurs allang worden meegenomen. ‘Landschappelijke inpassing, rekening houden met zonnepanelen, betere faciliteiten en daglicht voor werknemers, mooiere gevels en duurzame bouw – we zijn er in de sector mee bezig. En het ontwikkelen op brown fields kan een goede oplossing zijn, maar is in de praktijk vaak lastig. Meerdere kavels, van meerdere eigenaren, moeten dan wel worden samengevoegd. Er moet vaak ook nog gesloopt worden. Dat maakt de bouw op zo’n plek risicovoller. En aan risico hangt een prijs.’ 


Afbeelding


Afbeelding

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie